Amir Bachrouri
‘Wat weten wij van het leven in de cel?’
Niet het peloton bepaalt de menselijkheid van een samenleving, maar haar omgang met wie aan de staart bungelt.
Zaterdagochtend. Op de Antwerpse Meir kun je op de koppen lopen, maar ik zál de massa trotseren. Met enkele jongeren uit Antwerpse jeugdorganisaties werd ik uitgenodigd om door justitieminister Paul Van Tigchelt en gevangenisdirecteur An Janssens rondgeleid te worden in de gevangenis van Antwerpen. In de volksmond: ‘de Begijnenstraat’.
Ik weet niet wat ik ervan moet verwachten. Wat voel je op zo’n plek? Begrip voor de gevangenen? Onbegrip voor het justitieapparaat? Mildheid voor de oordelende rechters? Strengheid voor de stakende cipiers? Medelijden? Onverschilligheid? Onder elkaar wikken en wegen we wat, maar we komen er niet uit. Omdat we zelfs de meest elementaire dingen over het leven in de cel niet kennen. Met hoeveel zitten die gasten hier? Wat krijg je hier te eten?
En ineens, out of the blue, stelt een van de jongeren de belangrijkste vraag van allemaal.
‘Heeft deze gevangenis wel nut?’
Zijn directheid doet het gezelschap verstommen. ‘Misschien moet je het de gedetineerden zelf eens vragen’, oppert de gevangenisdirecteur.
Drie gevangenen zitten als sardienen in een blik op elkaar gepropt. De reuk van tabak snijdt me de adem af. We stellen onze vragen, in het Engels. Veel grote morele stellingen over het gevangeniswezen komen er niet uit. Buiten willen ze. Wandelen in de buitenlucht, op die volle Meir die wij daarnet nog zo vervloekten.
‘Voelen jullie je hier als mens behandeld?’ probeert een van de jongeren. ‘Nee, nee. Zie ons hier zitten. De onzekerheid is totaal.’ Stilte, alweer. ‘Kennen jullie deze man?’ vraagt iemand, en hij schuift Van Tigchelt in het zicht. ‘Wat zouden jullie hem willen vragen?’
De gevangenen weten meteen wie hij is. ‘Dat is die van op tv. Hij gaat in Brussel de straat op met de politie.’ In dat programma, Niveau 4, gaat het vaak over de frustraties van de agenten die dit soort gedetineerden oppakken. Terecht. Maar hier in de Begijnenstraat stelt een mens zich er ook vragen bij. De penetrante pisgeur in het gebouw, de ijskoude gangen, het gebrek aan werk, de lange wachtenlijsten voor psychologische hulp, de ouderwetse bibliotheek en videotheek, de totale afwezigheid van privacy: ze zijn er, maar iedereen zwijgt erover. De vraag is: hoelang nog? Met 12.000 zijn ze ondertussen, de gedetineerden in dit land. Komen ze dan ooit beter uit de gevangenis? Niet het peloton bepaalt de menselijkheid van een samenleving, maar haar omgang met wie aan de staart bungelt.