Jan Raes, pas directeur bij Opera Ballet Vlaanderen: ‘De honger wordt groter met de dag’
Meer dan tien jaar leidde Jan Raes het vermaarde Koninklijk Concertgebouworkest in Amsterdam. Onlangs besliste hij om Opera Ballet Vlaanderen te gaan leiden, een open huis dat nu al maanden gesloten is. ‘Wij zijn de laatste trein die zal mogen vertrekken.’
Een zomerse vrijdagmiddag op de Antwerpse De Keyserlei, begin juli. Volle terrassen, vrolijke shoppers en vlijtige bouwvakkers op de werf van de Antwerp Tower wekken de indruk dat het coronavirus zich al gewonnen heeft gegeven. Wie, even het hoekje om, het operagebouw betreedt, weet beter. In het imposante gebouw is vandaag nauwelijks een levende ziel te bekennen. Het gesprek met Jan Raes vindt plaats in de foyer. Elke zin galmt na, en onderstreept zo het nog altijd uitzichtloze van de situatie. Honderdtweeëndertig voorstellingen moest de nieuwe algemeen directeur van Opera Ballet Vlaanderen door de coronacrisis schrappen. Over de toekomst kan hij op het ogenblik van ons gesprek niets met zekerheid zeggen.
In Vlaanderen is, net zoals in Nederland, veel bespaard op cultuur. Maar de ruimte voor zoekend werk is er nog. Dat helpt om met plezier uit je bed te komen.
Eind februari, net nadat hij zijn contract had getekend, woonde Raes nog een voorstelling van Der Schmied von Gent bij, een vergeten opera van Franz Schreker die door Opera Ballet Vlaanderen van onder het stof was gehaald. Sindsdien heeft hij geen volwaardige voorstelling meer gezien, door corona. ‘De honger wordt groter met de dag, ‘ vertelt hij, ‘maar om eerlijk te zijn: ik heb het niet heel hard gemist. Mijn hoofd was gevuld met corona. Ik word trouwens alleen nog geraakt als een voorstelling echt excellent en onderscheidend is.’
Jan Raes is verwend, op dat vlak. Als directeur van eerst het Koninklijk Concertgebouworkest in Amsterdam mocht hij samenwerken met de beste muzikanten ter wereld. Dat hij vorig jaar zelf een punt zette achter die samenwerking, kan verbazing wekken. ‘Ik had vijf jaar in Rotterdam en elf jaar in Amsterdam gewerkt’, verklaart Raes. ‘Ik had in die jaren de halve wereld rondgereisd en ontzettend veel in vliegtuigen en hotels gezeten. Dat was geen comfortabel leven, ook niet op familiaal vlak. Ik heb drie dochters in België. Als er dan aanbiedingen komen uit ons land of verre buitenlanden, ga je nadenken. Ik ben zestig. Dat is een leeftijd die je al iets meer dwingt om na te denken over wat je wilt doen in de tijd die je rest.’
Een van de mogelijkheden was blijkbaar ook Bozar: u was een van de drie geselecteerde kandidaten om Paul Dujardin op te volgen als directeur-generaal.
Jan Raes: Strikt genomen ben ik nog altijd in de running. Maar veel heb ik er niet meer over gehoord. Ik heb alleen een beleefde brief met felicitaties gekregen van premier Sophie Wilmès (MR). Daarin stond dat de regering in lopende zaken niet over de benoeming mag beslissen. Dat was het.
Op welke grond er wordt beslist? Ook daar heb ik geen zicht op. Ik weet ook niet wie de namen van de kandidaten heeft gelekt. Ik hoop dat ik daar een gesprek over kan hebben met de voorzitter (Etienne Davignon, nvdr).
Begin dit jaar al werd u benoemd tot interim-directeur van Opera Ballet Vlaanderen; het ging om een mandaat van acht maanden, met de bedoeling orde op zaken te stellen. Wat heeft u overtuigd om in juni een volwaardig mandaat van vijf jaar te aanvaarden?
Raes: De initiële vraag was of ik het huis kon komen helpen. Ik waardeerde het zeer dat ze me toen duidelijk gezegd hebben wat de uitdagingen waren, zodat er later geen lijken uit de kast zouden vallen. Al vrij snel hebben ze me unaniem gevraagd of ik vijf jaar wilde blijven.
Deze plek heeft voor mij een emotionele betekenis. Ik heb hier als kind mijn eerste opera gezien, De toverfluit. Als student heb ik hier vaak in de orkestbak gespeeld, als freelancer. Ik heb hier ook op het podium gestaan, om piccolo te spelen in een opvoering van De verkochte bruid. Om eerlijk te zijn: ik ben blij dat ik hier ben en niet bij Bozar.
Waarom?
Raes: Opera Ballet Vlaanderen is geen receptief huis, het is een innovatief huis van bevlogen makers. Dat maakt het spannender. Bovendien verenigt dit huis dans, orkest, koor, participatie en opera. Als je die verschillende pijlers meer kunt integreren, krijg je iets unieks.
Wat me zeker ook over de streep heeft getrokken, waren de eerste contacten met Sidi Larbi Cherkaoui (artistiek directeur ballet, nvdr) en Jan Vandenhouwe (artistiek directeur opera, nvdr). Ik kende hen niet persoonlijk, maar al heel vlug was er chemie tussen ons. Dat zij mij gevraagd hebben, heeft zeker meegespeeld in de beslissing.
Het Koninklijk Concertgebouworkest is wereldtop. Merkt u een groot niveauverschil met dit huis?
Raes: Dat vind ik een foute vraag. De twee zijn gewoon niet met elkaar te vergelijken. Het Concertgebouworkest speelt, op een hoog niveau, een repertoire van Bach tot vandaag. Het was een eer om zo’n orkest te mogen leiden en innoveren, maar wat hier gebeurt is veel complexer. Spannender ook.
Het artistieke klimaat in Nederland is ook wel anders. In het jaar waarin ik in Amsterdam begon, brak de financiële crisis uit. De Nederlandse regering, die gedoogsteun kreeg van de extreemrechtse politicus Geert Wilders, heeft toen enorm bespaard op cultuur. De gevolgen daarvan laten zich nog altijd voelen. Er worden minder risico’s genomen. Ze produceren meer en meer blockbusters, entertainment, om de zaal toch zeker vol te krijgen. Ik vind dat overheidsinstellingen een andere rol hebben dan alleen maar succes najagen.
Ik weet het: in Vlaanderen is, op een sluipender manier, ook veel bespaard. Maar de ruimte voor kwetsbaar, zoekend werk is er nog. Er mag nog iets worden geprobeerd. Het gevaar van routine is minder groot. (lacht) Zo’n klimaat helpt om ’s morgens met plezier uit je bed te komen.
Veel hebt u de afgelopen maanden nog niet kunnen proberen. U was nauwelijks een maand aan de slag toen de coronacrisis losbarstte.
Raes: Half februari ben ik hier aangekomen. Om te beginnen heb ik een-op-eengesprekken gevoerd met de leden van de raad van bestuur, de managers, de directie en de mensen die het huis goed kennen. Mijn ronde was nog niet afgewerkt toen ik op 11 maart plots een crisisvergadering moest beleggen. Tijdens die vergadering is een crisiscel opgericht, die samen met de raad van bestuur heeft beslist om het huis nog dezelfde dag te sluiten. Dat was snel, maar achteraf bekeken niets te vroeg.
Om u een idee te geven: onze crisiscel bestaat uit twaalf leidinggevenden, waarvan er vijf door het virus zijn getroffen. Ik mag van geluk spreken dat ik de dans ontsprongen ben.
U leidt inmiddels al vier maand een gesloten huis. Dat moet vreemd aanvoelen.
Raes: Het klinkt misschien vreemd, maar ik heb te weinig tijd gehad om daar veel bij stil te staan. Toen de crisis uitbrak, was ik nog niet van Amsterdam naar Antwerpen verhuisd. Omdat ik geen verhuizers meer vond heb ik het dan maar zelf gedaan. (lacht) Vervelend, maar ongetwijfeld goed voor de gezondheid. Met onze crisiscel hebben we sinds 11 maart tweeënveertig keer vergaderd via Zoom en Teams. Iedereen die weleens op afstand met tien mensen heeft vergaderd, weet hoe intens dat is.
De consequenties van zo’n sluiting zijn ook enorm. Honderdtweeëndertig voorstellingen schrappen, daar komt enorm veel bij kijken. Wie van de vierhonderd personeelsleden komt in aanmerking voor tijdelijke werkloosheid? Hoe krijgen we de angst uit het huis? Wat is het perspectief, en hoe kunnen we daarop inspelen? Helaas is dat perspectief nog altijd erg beperkt.
Om onze missie alsnog te respecteren, zijn we vorige maand begonnen met hele kleine voorstellingen onder de noemer #verbeeldingleeft. Dat doen we onder meer met miniaturen met twee of drie zangers, musici en dansers, die we online uitzenden maar waarmee we ook naar buiten gaan. We willen er zo vijftien maken. We hebben bijvoorbeeld al een miniatuur gebracht op het binnenplein van het Middelheimziekenhuis in Antwerpen, voor de zieken en het zorgpersoneel. Dat was best aangrijpend. In de herfst gaan we zulke initiatieven uitbreiden.
U moest aan uw opdracht beginnen met een put van 1,3 miljoen euro. Die put wegwerken lijkt, nu er nauwelijks inkomsten zijn, onbegonnen werk.
Raes: Dat bedrag klopt niet helemaal. Die put zou ontstaan zijn als dit huis op hetzelfde elan was doorgegaan. De afgelopen jaren zijn hier veel dure producties gemaakt. Als die trein was blijven doorrazen, zouden we inderdaad te diep in het rood zijn gegaan. Ik was bezig aan een actieplan, maar dat is door corona volledig weggeblazen.
Op korte termijn zie ik nog geen grote problemen. We missen veel inkomsten, maar we geven gelukkig ook minder uit, onder meer dankzij het systeem van tijdelijke werkloosheid. De grote problemen – en dan praat ik ook voor de hele sector – zullen we pas de volgende jaren zien. Omdat je zo veel voorstellingen hebt moeten verschuiven of afschaffen, kunnen begrotingen onmogelijk sluitend zijn. Voor sommige voorstellingen is al veel geld uitgegeven. Aan decors, bijvoorbeeld, of repetities. In sommige gevallen zijn er ook kosten betaald door coproducenten in het buitenland. Betaal je dat dan terug, terwijl je zelf geen inkomsten hebt? Of kun je dat beter niet doen, met als gevolg dat zij omvallen? Iedereen is aan het bloeden. Ik hoop dat daar, ook vanuit de overheid, begrip voor is.
In Vlaanderen is het gevaar van routine minder groot.
Onlangs heb ik met veel instemming een opiniestuk gelezen van dramaturg Koen Tachelet in De Standaard. Hij merkte op dat er vandaag miljarden worden gepompt in de luchtvaartmaatschappijen, en dat die nu zonder veel beperking hun toestellen mogen volproppen met passagiers. Ik vind het goed dat de voorschriften in onze sector streng zijn, voor artiesten en publiek, maar Tachelet heeft wel gelijk dat er iets niet klopt.
Is het aannemelijk dat gezelschappen het probleem straks zullen proberen op te lossen door de ticketprijs te verhogen?
Raes: Dat zal zeker gebeuren. Onderzoek leert trouwens dat de gemiddelde bezoeker daar niet van wakker ligt. Een hogere prijs kan wél een drempel zijn voor nieuw publiek, jongeren of minder gegoeden. Maar dat kun je oplossen door je prijzen te diversifiëren.
Nu, ten gronde los je deze crisis ook niet op met een hogere ticketprijs. Een prijsverhoging van bijvoorbeeld 10 procent volstaat natuurlijk niet als je, zoals in ons geval, maar tweehonderd in plaats van duizend bezoekers mag ontvangen.
Behalve de veiligheid van het publiek is er ook de veiligheid van de muzikanten. Afstand houden in een orkestbak of op een podium is niet vanzelfsprekend.
Raes: Dat klopt. Met de huidige veiligheidsmaatregelen is het onmogelijk om een opera te brengen op de manier waarop de componist het heeft bedoeld. Wagner speel je met minstens tachtig orkestleden. Vandaag kun je er in een orkestbak maximaal vijftien kwijt, vanwege de behoefte aan social distancing.
Een koor veilig laten zingen, is allicht nog moeilijker.
Raes: Het gevaar is bij zangers nog groter dan bij blazers. Een eenvoudig, eenstemmig werk met vier zangers zal nog wel lukken, maar dat behoort niet tot ons repertoire. Wij brengen in de regel muzikaal complexe werken met een groot koor. Ik vrees dat wij, en dan vooral de dansers en de zangers, de laatste trein zijn die zal mogen vertrekken.
Wanneer hoopt u de eerste grote productie te kunnen brengen?
Raes: De bedoeling is om in februari volgend jaar Tristan en Isolde te brengen. Ik hoop dat we daar eind deze zomer een beslissing over kunnen nemen. Veel later kan niet, want om zo’n trein in gang te zetten, moet je toch minstens een aantal delen van je organisatie al maanden op voorhand kunnen activeren.
Zolang het virus er nog is, blijft elke planning wankel.
Raes: Je moet geen viroloog zijn om te beseffen dat het vaccin onze enige echte hoop is. Maar ik ben optimistisch. Er wordt volop aan gewerkt, en ik geloof in de wetenschap. Laten we hopen dat deze crisis ons ook daarover iets heeft geleerd: de afgelopen jaren is ook op wetenschappelijk onderzoek zwaar bespaard.
Wetenschappers zijn niet zo optimistisch over het coronavaccin. Volgens de laatste voorspellingen zou het nog een jaar kunnen duren voor het er is.
Raes: Ik wil de situatie, en het lot van de mensen die door het virus getroffen zijn, niet onderschatten – dit is een tragedie – maar het is niet de eerste tragedie waarmee we worden geconfronteerd. De mens is een sterk en veerkrachtig wezen. Sommige gevolgen moeten we ook kunnen relativeren.
Ik kreeg onlangs een mail van een oudere vriend, een negentiger. Hij schrijft tegenwoordig indrukwekkende verhalen voor zijn kleinkinderen. Daarin vertelt hij onder andere hoe hij tijdens de Tweede Wereldoorlog zeven maanden niet naar school kon gaan. Die mensen zijn daar niet dommer van geworden. Mijn broer Frank (de sportjournalist, nvdr) is als kind zeven maanden thuis moeten blijven met geelzucht. Ik zat toen in het tweede leerjaar en ben drie maanden niet naar school mogen gaan. Daardoor heb ik de tafels van vermenigvuldiging niet geleerd op school. Toch heb ik me die, ik vermoed op de speelkoer, eigen weten te maken.
Nog even over de kunsten. U vertelde dat veel gezelschappen in zwaar weer zullen komen. Bestaat het gevaar dat ze daarom minder artistieke risico’s zullen nemen?
Raes: Ik denk niet dat de vernieuwers zich daardoor zullen laten leiden. Gezelschappen als Rosas en Collegium Vocale hebben in het verleden altijd risico’s genomen en zijn nooit voorspelbaar geweest. Ik geloof niet in een tegenstelling tussen diepgang en succes. Uiteraard is er ook een groot publiek voor het voorspelbare, voor entertainment. Ik bedoel dat niet eens als een diskwalificatie. Wat André Rieu doet, is gestoeld op een knap businessmodel. Maar het is – hoe zal ik het zeggen – een andere discipline.
Gezelschappen als Rosas en Collegium Vocale waren, samen met onder meer Ultima Vez en Les Ballets C de la B, internationaal toonaangevend tijdens de jaren tachtig en negentig. Verdient ons land nog altijd de reputatie die het aan die periode heeft overgehouden?
Raes: Ik denk dat het geen toeval is dat onze artistieke directeur Jan Vandenhouwe, na leerrijke internationale omzwervingen, terug naar België is gekomen: hier is nog veel mogelijk. Tegelijk loert het gevaar van institutionalisering. Een aantal pioniers van weleer is ook wat ouder geworden. Daarom is het zo belangrijk dat de overheid ook blijft investeren in nieuwe durvers. Drastisch besparen op projectsubsidies is dus geen goed idee. Het is goed dat de cultuurminister op die beslissing is teruggekomen.
Hoe is uw relatie met Jan Jambon (N-VA)?
Raes: Ik heb hem net leren kennen. Tijdens de crisis is hij hier op bezoek geweest. Ik had de indruk dat hij oprecht geraakt was door wat onze mensen hem vertelden. Minister Jambon heeft hier ook een abonnement. Hij was al een regelmatige bezoeker nog voor hij politicus was. Hij heeft me verteld dat zijn liefde voor de opera geboren is tijdens de jaren negentig, toen hij nog voor SD Worx werkte. Dat bedrijf organiseerde voor zijn relaties een bezoek aan de opera, en blijkbaar is hij daar verliefd geworden. Uiteraard is het mooi meegenomen dat we nu een minister hebben die er kennis van heeft en ervan houdt. In Nederland komen politieke leiders niet naar concerten of voorstellingen. Ze vrezen dat ze daardoor gezien zullen worden als deel van de elite. (hoofdschuddend) Hoe fout kan een redenering zijn?
U hebt zich in het verleden laten kennen als een overtuigd Europeaan. Op de Europese top over het coronaherstelfonds heeft Nederland, als lid van de zogenoemde Vrekkige Vier, met glans de rol van dwarsligger gespeeld. Verbaast u dat?
Raes: De boekhoudersmentaliteit is soms hardnekkig in Nederland. Dus nee, die niet-solidaire positie verbaast me niet. Ik heb premier Mark Rutte trouwens nooit iets pro-Europees horen zeggen. Blijkbaar is hij ervan overtuigd dat hij zich alleen zo kan handhaven. Een leider hoort zijn visie uit te dragen en te verdedigen met langetermijnargumenten. Je standpunten baseren op de windrichting of de nieuwste peiling spoort in elk geval niet met mijn idee van leiderschap.
Behalve de spanning tussen noordelijke en zuidelijke lidstaten is er ook een groeiende kloof tussen Oost en West. Een land als Hongarije kun je nog bezwaarlijk een liberale democratie noemen. Dat de zogenoemde orbanisering – naar premier Viktor Orbán – een invloed heeft op de media is algemeen bekend. Maar geldt hetzelfde voor de culturele instellingen?
Raes: Ja. Ik ben redelijk close met Iván Fischer, stichter en dirigent van het beroemde Boedapest Festival Orchestra. Fischer heeft het als jood in Hongarije niet makkelijk. Hij is niet voor niets in Berlijn gaan wonen. Kritiek op de regering wordt er ook steeds moeilijker. Culturele organisaties die kritisch zijn verliezen subsidies of worden weggepest, zoals de Central European University van George Soros. Het resultaat is, behalve een enorme braindrain, angst en zelfcensuur. Dat staat natuurlijk allemaal haaks op de Europese waarden, en doet de vraag rijzen of Hongarije nog deel moet uitmaken van de club. Je kunt daar niet alleen lid van zijn op ogenblikken dat het je goed uitkomt. Specifiek voor Hongarije denk ik dat het tijd wordt dat de Europese Volkspartij (EVP), waar de partij van Orbán toch nog altijd deel van uitmaakt, hier nog duidelijker een grens trekt. Ik zou zeggen: het is perfect mogelijk om elders ongelukkig te zijn.
Jan Raes
– 1959: geboren in Antwerpen
– 1984: na een opleiding dwarsfluit wordt hij docent aan het Antwerps Conservatorium
– 2000: wordt crisismanager en vervolgens intendant van het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen
– 2004: begint als algemeen directeur van het Rotterdams Philharmonisch Orkest
– 2008: wordt algemeen directeur van het Koninklijk Concertgebouworkest in Amsterdam
– 2020: volgt Bart Van der Roost op als directeur van Opera Ballet Vlaanderen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier