Ignaas Devisch
‘Is identiteit bedreigend voor neutraliteit?’
‘Een van de kernvragen in het debat over neutraliteit luidt: hoeveel overtuiging verdragen we van elkaar?’ schrijft filosoof Ignaas Devisch in een reactie op een opiniestuk van Hendrik Vuye en Veerle Wouters.
In hun stuk over de hoofddoek chargeren Hendrik Vuye en Veerle Wouters danig mijn stellingen over neutraliteit en eigenheid. Het klopt dat ik in een recente column voor De Standaard het ene voorbeeld heb gegeven van de hoofddoek. Dat deed ik niet, zoals de auteurs beweren, om het daartoe te beperken, maar omdat de hele discussie daarover – de rel n.a.v. de door minister Liesbeth Homans ingetrokken affiche – ging, en dit nu eenmaal het onderwerp van mijn oorspronkelijke column was, lijkt me dat nogal logisch. Natuurlijk hebben ze gelijk: in de discussie over diversiteit moeten we ook en vooral aandacht hebben voor andere thema’s en doelgroepen dan de hoofddoek alleen. Dat kan ik alleen maar onderschrijven. Ik herleid dus zeker niet de discussie tot de islam, zoals Vuye en Wouters beweren. Wel integendeel.
‘Is identiteit bedreigend voor neutraliteit?’
Het meest echter viel ik van mijn stoel toen ik de volgende zinnen las: ‘De column van Devisch is om vele redenen interessant. De toon van het stuk is sterk moraliserend: wie voor neutraliteit gaat, is een angsthaas met een ‘eigen cultuur eerst’-betoog. Subtiel zet Devisch hier iedereen die voor neutraliteit pleit in het kamp van Filip Dewinter. Opgeruimd staat netjes. Want zo is ieder verder debat onmogelijk.’
Het bovenstaande is niet alleen onjuist maar getuigt van een manifeste onwil om mijn stuk te lezen. Mijn stelling gaat over de verschuiving van het debat over levensbeschouwelijke neutraliteit en de vaststelling dat dit langzaam maar zeker is geëvolueerd tot een discussie over de plaats van identiteit en andersheid in onze samenleving. Op die verkeerde framing loopt vandaag het debat over diversiteit vast omdat de eis tot neutraliteit wordt doorkruist door de angst om de eigen cultuur te verliezen. Diversiteit vormt op die manier een bedreiging voor de eigen identiteit. Niet neutraliteit maar onpartijdigheid zou daarom de eis moeten zijn van mensen in openbare functies. Zo laten we toe dat mensen een stuk van hun eigenheid bewaren – autochtoon en allochtoon – en behouden we toch een neutrale overheid.
Begrijp me niet verkeerd: natuurlijk moeten instellingen neutraal blijven. Mijn vraag was en blijft: veronderstelt dit dat we alle levensbeschouwelijke symbolen dan maar moeten verbannen? Je zou evengoed kunnen uitgaan van actief pluralisme – ieder heeft het recht op een eigen symbool – en niettemin aannemen dat een bepaalde overtuiging geen neutrale dienstverlening in de weg hoeft te staan. Dan verdragen – tolereren we dus – letterlijk iets van elkaar zodat iedereen een beetje meer zichzelf kan zijn, ook in de openbare ruimte of in openbare functies. En misschien kan dit er wel toe leiden, zoals ik in mijn stuk bepleit, dat we minder elkaar moeten wantrouwen, ook al lijken we in vele opzichten niet op elkaar.
‘De vraag blijft toch waarom net de hoofddoek zo’n hyper-emotioneel symbool is geworden in vele debatten?’
Vueye en Wouters klagen de klaagcultuur rond de hoofddoek aan maar de vraag blijft toch waarom net dit stukje klederdracht zo’n hyper-emotioneel symbool is geworden in vele debatten? Je hoeft het nog maar te vermelden en de kritiek vliegt al in het rond. Vanwaar de virulente afkeer voor een symbool als de hoofddoek? Uiteraard, de islam heeft de maatschappelijke perceptie tegen zich en dat komt allerminst uit de lucht vallen. Dat spreekt. Tegelijk lijkt het me meer dan zinvol dat we ons afvragen hoe we uit die impasse of uit de kramp naar elkaar toe kunnen raken. Zelfs al is het een symbool van onderdrukking, er zijn heel wat vrouwen die er bewust en onafhankelijk zelf voor kiezen – ik heb er als docent als heel wat de revue zien passeren: jonge, kritische en mondige gestudeerde vrouwen die perfect geïntegreerd zijn maar er toch voor kiezen om een hoofddoek te dragen. Wat daar in dit geval verkeerd mee is, ontgaat me. Zolang ze inderdaad hun werk doen zoals anderen zie ik geen principieel probleem.
Een van de kernvragen in het debat over neutraliteit luidt daarom: hoeveel overtuiging verdragen we van elkaar? Moeten we wie we zijn inderdaad helemaal thuis laten en als neutrale wezens de straat op? Of mag diversiteit de plaats krijgen die ze in de openbare ruimte verdient: als integraal onderdeel van de samenleving zoals die al een tijdje een feit is: ene mengelmoes van vele culturen, identiteiten en overtuigingen. In mijn stuk heb ik opgeroepen om hierover het debat te voeren. Dat ik het debat monddood zou maken, snijdt geen hout.
Prof. Dr. Ignaas Devisch (medische filosofie en ethiek, UGent en Arteveldehogeschool)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier