Hendrik Vuye & Veerle Wouters
‘Indien er al een probleem is met mensenrechten, dan is het niet met de vrije meningsuiting’
Vrijheid van religie en vrijheid van mening zijn gelijkaardige rechten, maar zijn het ook gelijkwaardige rechten? Waarom krijgt een religieuze overtuiging meer bescherming dan een mening, vragen Kamerleden Veerle Wouters en Hendrik Vuye, co-voorzitters van ObjectiefV, studiecentrum confederalisme, zich af.
Het is nogal een zomer geweest voor de mensenrechten. Een columnist wil de godsdienstvrijheid afschaffen, een andere wil de vrijheid van meningsuiting beperken. Gelukkig duurt de zomer niet al te lang in onze contreien, anders gingen vrijheid van vergadering, vrijheid van vereniging, recht op privacy, het recht op een eerlijk proces, … ook allemaal op de schop. Nu de zon al een ietsje lager aan de einder staat, past het om eens de draagwijdte en de beperkingen van deze rechten nader te bekijken.
‘Indien er al een probleem is met mensenrechten, dan is het niet met de vrije meningsuiting’
De vrijheid van meningsuiting is een belangrijke waarde. Het Mensenrechtenhof stelt terecht dat ze zorgt voor pluralisme, wezenlijk kenmerk van de democratie. Vrije meningsuiting is de basis van de persvrijheid, de academische vrijheid, de immuniteit van het pleidooi van de advocaat die zijn cliënt bijstaat, de ‘freedom of speech’ van de politicus die zijn kiezers vertegenwoordigt,… Politieke partijen, consumentenorganisaties, vakbonden, werkgeversorganisaties, denktanks, studiecentra,… het zijn allemaal exponenten van de vrije meningsuiting. Men springt best niet lichtzinnig om met deze verworvenheden van de democratie.
Geweld is geen mening
Vrijheid van meningsuiting is geen absoluut recht. Deze vrijheid kan worden beperkt, maar enkel wanneer er een ‘dwingende maatschappelijke noodwendigheid’ bestaat. Het is een wijdverbreid misverstand dat terrorismebestrijding beperkingen aan de vrije meningsuiting noodzakelijk maakt. Geweld, oproepen tot geweld, terrorisme, mededaderschap of medeplichtigheid aan deze handelingen, vallen niet onder de vrije meningsuiting. Geweld is geen mening.
Verwantschap tussen godsdienstvrijheid en vrije meningsuiting
Godsdienstvrijheid is evenmin een absoluut recht. Beperkingen zijn dus mogelijk, indien ze beantwoorden aan een ‘dwingende maatschappelijke noodwendigheid’.
Vanuit juridisch standpunt, zijn vrije meningsuiting en vrije godsdienstbeleving rechten van dezelfde soort. De Belgische Grondwet waarborgt beide rechten zelfs in hetzelfde artikel. In het Europees Mensenrechtenverdrag gaat het om twee opeenvolgende artikels, met identieke structuur. Dit toont de grote verwantschap aan.
Godsdienstvrijheid naar de prullenmand, en dan?
Meer nog, deze verwantschap is zelfs zo groot dat het schrappen van de godsdienstvrijheid uit de Grondwet en het Mensenrechtenverdrag, geen enkele zin heeft. Stel eens dat de godsdienstvrijheid wordt geschrapt, wat verandert dit? Betekent dit dat er geen godsdiensten meer zullen bestaan? Dat er geen kerken meer zullen zijn? Helemaal niet, religie is een levensbeschouwing. Levensbeschouwingen kunnen zich perfect organiseren als religieuze gemeenschap gebruik makend van de vrije meningsuiting, de vrijheid van vergadering en de vrijheid van vereniging.
Vrijheid van religie is geen absoluut recht
Wat wel problematisch is, is dat de vrijheid van religie vaak absoluut wordt toegepast, alsof het een onbeperkt recht is. De vrije meningsuiting geniet niet diezelfde bescherming. Een foto met een religieus hoofddeksel op een identiteitskaart kan, op grond van de vrije godsdienstbeleving.
‘Waarom is een religieuze overtuiging meer waard, dan een niet-religieus engagement?’
Een overtuigd vakbondsmilitant zal zich tevergeefs beroepen op de vrije meningsuiting om een foto op zijn identiteitskaart te krijgen met een petje van zijn vakbond. Waarom is een religieuze overtuiging meer waard, dan een niet-religieus engagement?
In het hoger of universitair onderwijs zal men er geen probleem van maken dat iemand met een hoofddoek of een keppeltje komt doceren. Doet men dit met een pin van een politieke partij op de vest, dan wordt men ongetwijfeld ter verantwoording geroepen. Waarom dit verschil? Nogmaals, het zijn gelijkaardige rechten.
De vergelijking wordt nog scherper wanneer men ze toepast op onverdoofd slachten. Dit moet kunnen op grond van religieuze motieven, oordeelt de Raad van State. Roept iemand in dat het zijn innige overtuiging is dat dieren onverdoofd moeten geslacht worden, dan zal deze persoon bot vangen bij dezelfde Raad van State. Is de mening van een niet-gelovige dan minder waard, dan het geloof van een devoot mens? Waarom mag er meer in naam van een religie, dan in naam van een innige niet-religieuze overtuiging?
Ongelijke behandeling
Indien er al een probleem is met mensenrechten, dan is het niet met de vrije meningsuiting. Dit recht wordt niet absoluut toegepast. Het probleem situeert zich in de absolute interpretatie van de godsdienstvrijheid. ‘Ik geloof’ … en bijna alles kan. ‘Ik meen dat’ … en plots kan veel minder. Dat is wel een paradox die kan tellen. Meer nog, het is een ongelijke behandeling die niet te verantwoorden is.
Laat Caesar zeggen wat Caesar wil zeggen en laat God geloven wat God wil geloven en geef beiden dezelfde bescherming.
De beste opinies van Knack.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier