‘In crisistijd nemen journalisten zonder veel nadenken het standpunt van de overheid over’

Alexander De Croo sluit Volodymyr Zelensky in de armen. ‘Voor de media is Zelensky kritiekloos de held.’ © Belga Image
Rik Torfs

Op crisismomenten kiezen journalisten opvallend snel de kant van de overheid, meent de Duitse publicist Harald Welzer. Kerkjurist Rik Torfs discussieert met hem over corona, Twitter en voorzichtig verzet.

Duitsland, waar filosofische geschriften nog voor opschudding kunnen zorgen. De aanstichters: Richard David Precht en Harald Welzer. De eerste is filosoof, verbonden aan de Leuphana Universität Lüneburg. De andere uitgever van het uitstekende Berlijnse tijdschrift Futurzwei, dat een blik op de politiek en de toekomst werpt. Hij is ook actief aan universiteiten in Flensburg, Sankt Gallen en Zürich.

Alles draait om hun boek Die Vierte Gewalt (De vierde macht), over de pers in de hedendaagse Duitse samenleving – maar de lezer ontdekt meteen verwantschap met andere landen. De ondertitel laat weinig aan de verbeelding over: Hoe de mening van de meerderheid wordt gevormd, ook als ze er geen is. Dat klinkt behoorlijk kritisch. Precht en Welzer hadden er wel rekening mee gehouden dat ze tegenwind zouden krijgen, maar niet dat zó veel mediamensen bits en zelfs woedend zouden reageren. Het leidde op de Frankfurter Buchmesse tot een heerlijk vijandig debat met twee journalisten die zich persoonlijk gekwetst voelden. Tegelijk stond het boek 22 weken in de Duitse verkooptoptien.

Journalisten interpreteren kritiek als een bewijs dat ze goed bezig zijn.

Ik ontmoet Harald Welzer, bruingebrand en met donkere bril, op een rustig en zonovergoten terras in Berlijn. Welzer (64) is een week terug uit La Palma. Hij vindt zich te oud om de winter in de Duitse duisternis door te brengen. Daarvoor is de tijd die hem rest te beperkt. Twee jaar geleden kreeg hij een hartinfarct, waarvan hij volledig herstelde. Op weg naar het ziekenhuis overwoog hij de hele tijd een levensbelangrijk dilemma: misschien ga ik vandaag dood, misschien ook niet.

Kort samengevat: wat is de boodschap van uw boek?

Harald Welzer: Op crisismomenten vertonen politieke journalisten, ook in de kwaliteitspers, de neiging om vlug, zonder veel nadenken en merkwaardig uniform het standpunt van de overheid over te nemen. Of het nu gaat om een plotse toename van het aantal migranten, de coronacrisis of de oorlog in Oekraïne.

Die uniformiteit is er niet op andere momenten?

Welzer: ‘Niet’ lijkt me overdreven, maar ze is minder groot. Het is paradoxaal. Juist wanneer iedereen zich moeilijk kan oriënteren omdat er onbekende factoren in het spel zijn, komt de consensus in de media bliksemsnel tot stand. Zonder ruimte voor twijfel, terwijl er juist dán goede redenen voor zijn. Het gebeurt uit angst, denk ik. Onmiddellijk maken de media duidelijk wat goed is en wat slecht, en ook – typisch voor onze tijd – wíé goed is en wie slecht. Alles wordt meteen persoonlijk.

Zijn Richard David Precht en u, spelers in het maatschappelijk debat maar tegelijk ook academici, daar zelf helemaal immuun voor?

Welzer: Nee hoor. Wij zijn natuurlijk ook mensen. Tijdens de coronacrisis was ik een vrij trouwe volger van de consensus die tussen de politiek en de media tot stand was gekomen. Natuurlijk wist niemand veel over het virus, maar zeker in de eerste fase was het alle hens aan dek. Experts die het goed konden uitleggen en nooit leken te twijfelen, waren niet uit de media weg te slaan. Zo werden onbekende mensen plotseling bekend. Sommige wetenschappers deinsden daarvoor terug. Andere, meer van het zelfverzekerde type, vonden het leuk. Vooral zij werden overal opgevoerd en versterkten de schijnbare consensus. Maar goed, in het begin was ik erg volgzaam. Pas later ben ik gaan twijfelen. Tegenwoordig zie ik bijvoorbeeld jongeren met een serieuze leerachterstand, opgelopen door de coronamaatregelen. Bij de Oekraïnecrisis reageerde ik vlugger en stelde mij meteen genuanceerder op. Maar nuance aanbrengen is tegenwoordig gevaarlijk.

Coronamaatregelen. ‘In crisistijden komt de consensus in de media bliksemsnel tot stand.’
Coronamaatregelen. ‘In crisistijden komt de consensus in de media bliksemsnel tot stand.’ © gettyimages

Gevaarlijk?

Welzer: Een goed voorbeeld is Jürgen Habermas, wiens gedachtegang over Oekraïne ik grotendeels volg. Hij is nu 93, en is waarschijnlijk de bekendste intellectueel van Duitsland. In 1962 schreef hij zijn beroemde boek Strukturwandel der Öffentlichkeit. Daarin formuleerde hij kritiek op de vooroordelen van de burgerlijke samenleving, en tegelijk ontwikkelde hij zijn centrale stelling: dat een rationeel gesprek in de samenleving mogelijk moet zijn. Een belangrijk element daarbij is de herrschaftsfreie Kommunikation: een gesprek op gelijke voet vereist openheid en gelijkwaardigheid. Ook het prachtige begrip Verfassungspatriotismus komt van hem. Hij doet een beroep op de grondwet als verbindende kracht in de samenleving. Die biedt Duitsers een uitweg om patriottistische gevoelens te hebben, zonder dat die nationalistisch hoeven te zijn. Kortom, Habermas is de man van het echte, genuanceerde gesprek.

Ook op hoge leeftijd is hij nog altijd het prototype van de publieke intellectueel.

Welzer: Precies. Maar hij krijgt daarvoor ook scherpe kritiek. Op 29 april 2022 schreef hij in de Süddeutsche Zeitung een genuanceerd stuk over de oorlog in Oekraïne. Daarin schetste hij een lastig dilemma. Rusland overtrad het volkenrecht, dat is onbetwistbaar, dus is een militaire reactie legitiem. Maar een oorlog tegen een kernmacht kun je nooit helemaal winnen, voegde hij eraan toe. Dus zijn er vlug onderhandelingen nodig. Die opvatting leverde hem geen applaus op, integendeel. Sommigen, vooral de jonge generatie, vonden het dilemma geen echt dilemma. Ze zijn gevoelig voor een meer normatieve aanpak, voor principes. Diplomatie vinden ze een beetje vies. Habermas, daarentegen, blijft op het gesprek mikken. Dat heeft hij altijd gedaan. Sommige critici gingen nog verder. De krant Die Welt verweet hem er alles aan te doen om de erfenis van zijn eigen gedachtegoed veilig te stellen, ten koste van Oekraïne. Die veroordeling heeft mij sterk aangegrepen.

Onmiddellijk maken de media duidelijk wat goed is en wat slecht, en ook wíé. Alles wordt persoonlijk.

Omdat mensen geen dilemma’s meer aanvaarden? In uw boek refereert u aan Zygmunt Bauman, en het belang dat hij hechtte aan ambivalentie – de ongemakkelijke gelijktijdigheid van tegengestelde waarden. Daarmee kunnen leven is vaak een teken van intelligentie, denk ik.

Welzer: En precies die ambivalentie, waar intellectuelen van de vorige generatie mee leerden leven of zelfs van genoten, ligt nu extreem moeilijk. De nuance die Habermas aanbrengt, werkt de media op de zenuwen. Wat is het nu, a of b, dát wil de journalist weten. En voor hij ook maar nadenkt over Habermas’ argumenten wordt die opzijgezet als een foute man. Journalisten hebben het niet over de ideeën van Habermas, ze nemen hém op de korrel. ‘Hij is ontspoord’, klinkt het dan.

Die zeer persoonlijke en veroordelende aanpak hebben journalisten en commentatoren overgenomen van de sociale media, en dan zeker van Twitter. Twitterhelden vellen vliegensvlug een oordeel over anderen. Tot een inhoudelijke analyse van wat die zeggen komt het nooit – daar is trouwens geen tijd en plaats voor. Journalisten worden veel meer dan ze zelf geloven beïnvloed door de sociale media. Ze vinden er niet alleen informatie, ze nemen er ook de simplistische en gemene communicatietechnieken van over.

U verwijt politieke journalisten ook dat ze het publiek een mening toedichten die het niet heeft.

Welzer: Voor íédereen in de media is de Oekraïense president Volodymyr Zelensky een held. Terwijl een recente poll laat zien dat maar 28 procent van de Duitsers hem echt aardig vindt. Een serieuze kloof toch. Onderschat de gevolgen van die kunstmatige meerderheidsmening niet. De Amerikaanse socioloog William Thomas zei het in 1928 al: ‘Als mensen situaties als reëel beschouwen, zijn de consequenties dat ook.’ Zo heeft de zogezegde meerderheidsmening die journalisten aanreiken en die in strikte zin niet op feiten steunt tóch feitelijke gevolgen. De theorie van William Thomas ondermijnt het scherpe onderscheid dat factcheckers maken tussen wat een feit is en wat niet.

Hoe verklaart u het ‘feit’ dat journalisten de neiging vertonen om zelf een onbestaande publieke opinie in het leven roepen?

Welzer: De media volgen de dominante emoties die de politiek de wereld in stuurt. Onze politici werden bij het uitbreken van de oorlog in Oekraïne behoorlijk oorlogszuchtig. Dat leidde tot vreemde toestanden. Groene politici die altijd als doodbrave pacifisten te boek stonden, ontpopten zich in enkele dagen tijd tot experts in tanks. Velen voelden de drang tot heldendom, dat ze plaatsvervangend door de Oekraïners in de praktijk lieten brengen.

Weet u wat ik denk? Dat Duitsland, zelfs nu de derde generatie na de oorlog politiek aan zet is, nog altijd een ingewikkelde relatie heeft met geweld. Na 1945 mochten we er niet te veel aan denken. Om begrijpelijke redenen is Duitsland geen kernmacht. Maar de oorlog in Oekraïne biedt ons de gelegenheid om onze onderdrukte fascinatie voor geweld weer vorm te geven. Dát doen onze politici. En onze journalisten volgen gewoon. Vergeet ook niet dat politici en journalisten tot eenzelfde subcultuur behoren: kijk naar hun scholing, hun manier van denken, het feit dat ze weinig loodgieters of fabrieksarbeiders kennen. Dan ben je niet representatief voor de samenleving in haar geheel.

Ik zie toch een belangrijk verschil. U schrijft terecht dat journalisten doorgaans buitengewoon slecht tegen kritiek kunnen. Maar dat kunt u van politici toch niet zeggen? Die moeten over een geweldig incasseringsvermogen beschikken.

Welzer: Er is één belangrijk verschil tussen journalisten en politici. Als politieke ideeën of daden geen niveau halen, worden ze afgestraft. De publieke opinie verwerpt ze, de kiezer slikt ze niet. Voor journalisten is dat verband minder duidelijk. Zij kunnen makkelijker kritiek van de hand wijzen. Meer nog: ze kunnen de criticus hooghartig beschuldigen van incompetentie. Het bedreigt hun positie niet. Kritiek zullen ze interpreteren als een bewijs dat ze goed bezig zijn, dat ze zich niet laten muilkorven en moedig de domheid van de massa bestrijden, desnoods tegen de stroom in.

Kun je zeggen dat journalisten minder hun traditionele werk doen als verbindingspersonen tussen de samenleving en de overheid, maar ondertussen een actievere rol proberen op te eisen?

Welzer: Er zijn in Duitsland heel wat activistische journalisten die de ambitie hebben de lijnen uit te tekenen voor de samenleving van morgen. Ideeën en argumenten analyseren doen ze minder dan hun voorgangers. Ze beoordelen niet zozeer wat politici doen, maar zeggen wat ze zouden moeten doen. Welke samenleving we nodig hebben als het om het klimaat gaat. Hoe de steden er in de toekomst moeten uitzien, hoe de dorpen. Willen mensen zulke dingen wel horen? Onderschat de bevolking niet. Mensen kunnen zelf nadenken en doen dat ook.

Bewust een duidelijk verbod negeren als er geen enkel gevaar dreigt, zou dat echt zo verkeerd zijn?

Onderschatten journalisten de bevolking?

Welzer: Zeker. Ze hebben lak aan die in kinderlijke taal geformuleerde levenslessen van journalisten of commentatoren. Die doen vaak alsof alleen zij weten hoe de wereld in elkaar zit, terwijl gewone mensen daar niet in slagen – of het nu komt door tijdsgebrek of intellectueel onvermogen. Mensen worden belerend en infantiel toegesproken, terwijl ze vaak langer hebben gestudeerd dan hun ouders en grootouders.

Ook politici blinken uit in kinderlijke quotes. Neem kanselier Olaf Scholz. Hij gebruikt door mediadeskundigen uitgezochte zinnetjes zoals ‘you’ll never walk alone’. Terwijl je met hem liever geen wandeling zou willen maken. Dan wandel je beter alleen.

De media, kwaliteitskranten inbegrepen, besteden ondertussen erg veel aandacht aan persoonlijke problemen van de mensen. Mentale gezondheid, zelfzorg, seks en relaties, gezond leven, kwetsbaarheid, werkdruk…

Welzer: Soms lijken weekendkranten wel psychologische magazines. Blijkbaar is er een publiek voor, mediabedrijven moeten nu eenmaal commercieel scoren. Maar die grote aandacht voor psychologische en andere problemen van het individu hebben een keerzijde. Zolang mensen veel met zichzelf bezig zijn, laten ze het speelveld van de politiek aan de politici. De machtsstructuren blijven intact. En dat komt de mensen die aan het roer staan bijzonder goed uit.

Het valt me op dat u scherp bent voor journalisten en politici, maar wel onwrikbaar gelooft in de burgers.

Welzer: Mensen zijn niet onnozel. Wanneer het aantal migranten toeneemt, zijn er steevast mediamensen die vrezen dat extreemrechts, Alternative für Deutschland (AfD) bij ons, daar de vruchten van zal plukken. Dat is nooit gebeurd. Zeker, de partij is niet onbeduidend, maar de meeste kiezers beseffen – sterker dan in onze buurlanden, trouwens – dat extreemrechts niet in staat is om de glorieuze toekomst die het mensen voorhoudt in de praktijk te brengen. Pers en politiek zouden er goed aan doen om hun lezers en kiezers niet te minachten en meer te vertrouwen.

Minder dan de helft van de Duitsers heeft nog vertrouwen in de politiek en de media. Maar u blijft optimistisch?

Welzer: Omdat ik in de burgers geloof. En ook in het genuanceerde gesprek, in vijftig tinten grijs. Die nuance is op dit moment bij de leidende kritische media veelal afwezig. En toch denk ik dat ze weer de bovenhand zal halen. Omdat ze intrinsiek sterker is, en steeds meer mensen dat beseffen. Mensen verzetten zich tegen ideeën waarvan ze voelen dat ze niet juist zijn. Essayist Wolf Lotter vertelt het verhaal van de vliegtuigpassagier die klaagt over de frikadellen die hij tijdens de vlucht te eten krijgt ‘omdat vlees slecht is voor de planeet’. We moeten ons verzetten tegen schijnheiligheid en bigotterie.

Laatst gaf ik een uiteenzetting over verzet, voor een publiek van scholieren. Ze stelden mij persoonlijke vragen: ‘Hoe leerde u uw eigen kinderen om zich te verzetten tegen onzinnige regels of ideeën?’ Ik antwoordde: ‘Door hun te leren om als voetganger af en toe een rood verkeerslicht te negeren als er geen gevaar dreigt.’ Afkeurend gegrom vulde de zaal, het leek alsof ik iets verschrikkelijks had gezegd. Dat vond ik wel grappig. Ik heb er daarna over nagedacht: bewust een duidelijk verbod negeren als er geen enkel gevaar dreigt, zou dat echt zo verkeerd zijn?

Harald Welzer

Werd in 1958 geboren in Wedemark, Duitsland. Studeerde sociologie, psychologie en literatuur aan de universiteit van Hannover. Onderzoekt aan de universiteit van Flensburg o.a. de impact van geweld en klimaatverandering. Sprak zich uit tegen wapenleveranties aan Oekraïne ‘om een derde wereldoorlog te vermijden’.

Lees meer over:
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content