Oud-vrederechter Jan Nolf: ‘Een rechter moet twijfelen, nooit aarzelen’
Waarover is oud-vrederechter Jan Nolf van gedachte veranderd? ‘Vroeger dacht ik dat ik alles zelf verwezenlijkt had, maar dat is niet zo. Ik heb veel te danken aan anderen, en aan de overheid.’
‘Op mijn vijfendertigste werd ik de jongste vrederechter van België’, zegt Jan Nolf. ‘Daarmee sloot ik een korte, maar heftige politieke carrière af. Daarnaast had ik als advocaat goed verdiend. Ik was best tevreden over wat ik tot dan toe bereikt had. Niemand in mijn familie had het tot advocaat of politicus geschopt. Ik had het “gemaakt” – of dat maakte ik mezelf wijs.
Toen veranderde alles. Als advocaat kies je de mensen die je verdedigt, je houdt geen rekening met de andere partij. Maar als vrederechter stond ik plots oog in oog met gewone mensen die ik niet zelf gekozen had. Hun lot kruiste het mijne, hun lot werd mijn lot.
Bij mijn eedaflegging had de voorzitter van de rechtbank me publiek gewaarschuwd dat ik voortaan onpartijdig zou moeten oordelen. Hij vertrouwde me niet. Op mijn eerste zittingsdag zei een man al dat hij tegen mijn vonnis in beroep zou gaan, nog voor ik een uitspraak gedaan had. Hij vertrouwde me nog minder.
Ik heb het moeilijk met woorden als trots. Het is vreselijk als mensen zeggen: “Ik heb het allemaal zelf gedaan.”
Ik stond dus nergens. Ik was dan wel tot vrederechter benoemd, maar had het helemaal niet “gemaakt”. Ik besefte dat ik mijn geloofwaardigheid als rechter moest verdienen. Niet met mijn wetboeken of diploma’s, wel vonnis per vonnis, dag per dag. Door recht te spreken, maar ook door rechtvaardig te zijn. Door de vragen in de ogen van de mensen voor me op te lossen. Zij hebben me doen twijfelen.
Ik keek hen in de ogen. Omdat ik vond dat rechters te veel naar dossiers kijken en te weinig naar de mensen. Ik deed ook veel huisbezoeken: bij mensen thuis, maar ook in fabrieken en winkels. Ik zag de achterkant van de gevels in Vlaanderen en leerde wat mededogen was.’
Dat deed u ook over uzelf nadenken?
JAN NOLF: Absoluut, en over de kansen die ik gekregen heb. Ik besefte dat je het in het leven niet helemaal zelf ‘maakt’. Wat je wordt, is niet alleen je eigen verdienste. Ik heb kunnen studeren dankzij een studiebeurs van de overheid – dus dankzij belastinggeld. Als ik die beurs niet gekregen had, had mijn leven er wellicht helemaal anders uitgezien. Mijn echtgenote heeft van haar eerste onderwijswedde mijn typemachine en toga betaald – die evenveel kostte als haar trouwjurk. Het waren mijn politieke vrienden die me vooruit gestuwd hebben. Daarom heb ik het zo moeilijk met woorden als trots. Ik vind het vreselijk als mensen zeggen: ‘Ik heb het allemaal zelf gedaan.’ Dan denk ik: nee, dat is niet zo, je vergeet de mensen die je aan de zijlijn gesteund hebben. Of zij die belastingen betaald hebben.
Hebt u vaak getwijfeld, als vrederechter?
NOLF: Getwijfeld wel, geaarzeld niet. Aarzelen is geen positieve term in dat beroep. Trage rechters blijven aarzelen, terwijl rechters wel een uitspraak moeten vellen. Hoe delicaat de keuze ook is of hoe slecht de wet ook is. Een vonnis start echter nooit met een wit blad papier, wel met bestaande stukken van een puzzel. Hoe je die samenlegt, dat is een kwestie van afwegen. Dat heeft niets met aarzelen te maken, wel met gezonde twijfel. Een rechter moet twijfelen.
In de rubriek Durf Twijfelen vraagt Knack elke week naar de twijfels van bekende mensen.