Thomas Pattyn
‘Hoop is het krachtigste signaal dat een arts zijn patiënten kan meegeven’
‘Er is geen krachtiger signaal voor onze patiënten dan hoop. En hoop zal altijd krachtiger zijn dan machteloosheid’, reageert psychiater Thomas Pattyn op het opiniestuk waarin Sam Proesmans zei dat hij geen dokter meer wil zijn.
Collega Sam Proesmans, of moet ik nu ex-collega zeggen, gezien hij zichzelf uit de beroepsgroep heeft willen plaatsen met zijn recente opiniestuk ‘Na 13 jaar ben ik van plan om de geneeskunde vaarwel te zeggen. Ik wil geen dokter meer zijn’ Hij wil geen dokter meer zijn omdat hij ‘de machteloosheid’ van het vak niet kon verdragen. Na 13 jaar opleiding besefte hij dat hij meer geïnteresseerd is in het ‘waarom’ iemand ziek wordt dan in diegene die daadwerkelijk ziek is geworden.
Begrijp me niet verkeerd. Iedere arts heeft zelfbeschikkingsrecht en mag zijn eigen keuze maken. Toch geeft het ‘waarom’ van zijn keuze me een onbevredigend gevoel en blijft het me achtervolgen..
Waarom heeft onze collega het na 13 jaar opleiding opeens gehad met het dokteren? Wat is er gebeurd? En kunnen we hem niet overtuigen om toch nog anders te beslissen?
Hoop is het krachtigste signaal dat een arts zijn patiënten kan meegeven.
Moeten we het zoeken bij een hiaat in de opleiding waarbij de existentiële vragen die deze collega overvielen onbehandeld zijn gebleven? Moest er niet meer ondersteuning voor hem zijn geweest zodat hij kon beseffen dat het dragen van deze machteloosheid juist een essentieel gegeven is van de geneeskunde? Het besef dat, ondanks de indrukwekkende vooruitgang die de wetenschap heeft gemaakt en waarvan de geneeskunde profiteert, er steeds een essentieel element van machteloosheid aanwezig zal zijn bij diegene die getroffen worden door ziekte? Dat geen enkele behandeling dit element zal kunnen wegnemen want het is essentieel aan het leven zelf? Dat zelfs luchtvervuiling en charcuterie verbannen geen oplossingen zullen zijn voor ‘de zieken’ die er altijd zullen zijn? Dat er steeds water zal zijn om op te dweilen, en dat het een nobele taak en zelfs zware verantwoordelijkheid is van de arts om de dweil steeds vast te nemen?
Het arts-zijn heeft geen behoefte aan een antwoord op het ‘Waarom’ om uitgeoefend te kunnen worden. Er is slechts lijden nodig, en geneeskunde dient om dat lijden te verlichten, op welke manier ook, zoals de collega heeft ervaren met enkele euthanasie-ervaringen. Soms dus door effectief te behandelen maar vaak door het meedragen met de patiënt van dat lijden.
En ook al begrijp ik de machteloosheid, en kan ik die zelf ook ervaren, toch blijf ik hoop houden. Hoop is het essentiële ingrediënt voor een succesvolle behandeling. Hoop is het krachtigste signaal dat een arts zijn patiënten kan meegeven. De medische wetenschappen hebben namelijk een fenomenale vooruitgang geboekt in de voorbije decennia, zodat we nu steeds beter de impact van bv. luchtvervuiling en charcuterie in kaart hebben gebracht. Onderzoek heeft gemaakt dat geneeskunde steeds effectiever is geworden in het verlichten van lijden. Ik hoop dat deze ex-collega het niet belerend zal opvatten, maar mijn ervaringen leren dat management Consultants vooralsnog weinig hebben bijgedragen aan het beantwoorden van zijn verlammende waarom-vraag.
Zelf ben ik na 13 jaar nog steeds, en zelfs steeds meer, gemotiveerd om geneeskunde te mogen uitvoeren. Mogen. Want na al die jaren opleiding waarbij mijn opleiders hun latijn in mij hebben gestoken en waarbij de patiënten hun lijden en leven aan me hebben toevertrouwd, voel ik dankbaarheid.. Een zekere mate van reciprociteit dient zich op, hoewel niet al het lijden oplosbaar zal zijn. Het gevoel van machteloosheid is inderdaad aanwezig en zal gedragen moeten worden, zoals ‘de zieke’ ook vaak zijn lijden moet (ver)dragen. En die machteloosheid wordt gevoeld, ook door mij. En daartegenover staat een onmetelijke dankbaarheid die ik voel die zich richt op al die supervisoren, en patiënten, die mij het arts-zijn hebben geleerd.
Naast mijn klinische verantwoordelijkheid voelt het als mijn plicht om de volgende generatie artsen op te leiden, om mee onderzoek uit te voeren en zelfs om mee het gezondheidsbeleid te sturen, gegrond vanuit mijn rechtstreeks en dagelijks contact met de patiënt zelf.
Sterker nog, naast mijn klinische verantwoordelijkheid voelt het als mijn plicht om de volgende generatie artsen op te leiden, om mee onderzoek uit te voeren en zelfs om mee het gezondheidsbeleid te sturen, gegrond vanuit mijn rechtstreeks en dagelijks contact met de patiënt zelf.
Het stemt me dan ook ergens droef dat we afscheid moeten nemen van onze collega. Noem me naïef maar ik hoop dat deze en toekomstige generaties artsen er vooral voor hun patiënten zullen zijn. En dat brengt me terug bij mijn hoop. Ik heb nog steeds het verlangen en de hoop dat mijn aankomende ex-collega nog over te halen is. Dat ik niet machteloos zal zijn tegenover mijn ‘waarom’-vraag maar juist strijdbaar en hoopvol om deze collega – en al mijn andere collegae – ervan te overtuigen om niet toe te geven aan machteloosheid. Om juist fier en bevlogen het doktersvak uit te oefenen en weerbaar te zijn tegenover machteloosheidsgevoelens. Want er is geen krachtiger signaal voor onze patiënten als hoop. En hoop zal altijd krachtiger zijn dan machteloosheid. `
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier