‘Het verzet tegen ggo’s wankelt op een onwetenschappelijke basis’, schrijven Jan Deschoolmeester en Thomas Rotthier.
What a piece of work is a man!’, schreef Shakespeare 400 jaar geleden. Een hedendaagse poëet zou kunnen uitroepen: “What a piece of work is DNA!” Wie is er niet verwonderd bij het zien van die prachtige dubbele wenteltrap, waarin alle informatie van het leven vervat zit?
Sinds de uitvinding van de landbouw, ongeveer tienduizend jaar geleden, hebben we het DNA van planten voortdurend veranderd. Boeren selecteerden telkens de meest vruchtbare en smakelijke gewassen en gebruikten vervolgens het zaad om ze verder te kweken. Over de eeuwen heen selecteerden ze hiermee de meest geschikte plantengenen. Dit veredelingsproces vormt de essentie van de landbouw.
Gedurende al die eeuwen bleef de genetische code, die alle levende wezens in zich dragen, een mysterie. De ontrafeling van het DNA opende de deur naar een nieuw universum, dat van de genetica.
Genen zijn niets anders dan de recepten om eiwitten aan te maken, de fundamentele bouwstenen van het leven. Het genoom van een plant, het samenspel van genen, bepaalt de eigenschappen van de plant. Biotechnologen kunnen het plantengenoom aanpassen zodat gewassen gunstige eigenschappen krijgen. Door ‘genetische modificatie’ in het lab kunnen wetenschappers de opbrengst, de voedingswaarde of de smaak van een gewas verbeteren. Dit doen ze door genen toe te voegen of ze juist het zwijgen op te leggen. Zo wordt het veredelingsproces niet alleen preciezer, maar ook sneller. Waar boeren vroeger eeuwen over deden, doen biotechonderzoekers nu een paar jaar over.
Wetenschappelijke consensus
Een mens zou dan denken: mooi zo, dat maakt de landbouw productiever en het leven gemakkelijker. Maar zo ging het niet. Ondanks de voordelen van deze technologie ontstond er vanaf de jaren 90 fel verzet tegen zogenaamde ‘genetisch gemodificeerde organismen’ (ggo’s). De anti-ggo-beweging wakkerde angst aan bij het publiek door over ‘Frankenfood’ te spreken en complottheorieën te verspreiden over het zaadbedrijf Monsanto. Zo verkondigde de Indiase activiste Vandana Shiva recent nog de hoax dat ggo’s in dierenvoeder de oorzaak waren van het coronavirus. Pleitbezorgers van ggo’s worden nog steeds bestempeld als lobbyisten van Monsanto en big industry.
Hoog tijd dat de milieubeweging technologische oplossingen omarmt die zowel milieu als mensheid vooruit kunnen helpen.
Anno 2020 blijven organisaties zoals Greenpeace, maar ook politieke partijen zoals Groen halsstarrig weigeren om de wetenschappelijke consensus omtrent ggo’s te aanvaarden. Die consensus luidt dat ggo’s even veilig zijn als planten die met andere veredelingstechnieken worden bekomen, zowel voor menselijke consumptie als voor milieu. Dat meer dan 400 Vlaamse academici een open brief ondertekenden met een pleidooi voor een rationelere ggo-regelgeving, is een krachtig signaal dat de wetenschap op één lijn zit. Desondanks blijven tegenstanders twijfel zaaien over de veiligheid van ggo’s. Dit fenomeen vertoont opvallende parallellen met de manier waarop klimaatontkenners de consensus omtrent klimaatopwarming blijven in vraag stellen.
Een verstikkende wetgeving
De jarenlange tegenstand van anti-ggo-activisten is niet zonder gevolgen gebleven. Binnen Europa worden ggo’s onderworpen aan draconische regelgeving. Biotechbedrijven of universiteiten moeten een dure en ingewikkelde procedure volgen om hun ggo-gewas goedgekeurd te krijgen. Op die manier worden grote landbouwbedrijven bevoordeeld. Enkel zij hebben immers voldoende kapitaal en juridische knowhow om door dat kafkaiaanse doolhof te geraken. Het gevolg is dat kleine spelers de facto uitgesloten worden van de markt. Op dit ogenblik wordt er dan ook maar één ggo-gewas commercieel gekweekt in Europa: een maïsvariant ontwikkeld door, jawel, Monsanto. En dat terwijl tegenstanders zich – ironisch genoeg – hard verzetten tegen monopolies…
Monopolies doorbreek je niet door technologie aan banden te leggen. We verbieden microchips ook niet omdat Apple miljarden winst boekt met de verkoop van smartphones. Gebruikers halen immers veel voordelen uit hun smartphone, ondanks de marktdominantie van Apple. Monopolies worden het best aangepakt via antitrustwetgeving en een ggo-wetgeving die de drempel verlaagt voor kleinere private en publieke spelers. Zo kunnen zij gemakkelijker concurreren met grote bedrijven.
Tegenstanders zoals Anneleen Kenis en Leen Laenens pleiten ervoor dat Europese beleidsmakers het leefmilieu en volksgezondheid beschermen, maar de consensus stelt juist dat ggo’s even veilig zijn als klassiek veredelde gewassen. Een preciezere techniek gevaarlijker achten dan minder precieze technieken is volkomen onlogisch. Het is alsof je precieze robotchirurgie aan meer controle zou onderwerpen dan gewone ‘menselijke’ chirurgie. De wetgeving zal in lijn liggen met de consensus als de EU nieuwe veredelde gewassen case-by-case beoordeelt, ongeacht de veredelingstechniek. Dat technieken als CRISPR daarmee onder dezelfde strenge ggo-wetgeving vallen, is even onzinnig. Voorzichtigheid is een schone deugd, maar totale verlamming is dat niet.
Ggo’s in de 21ste eeuw
De 21ste eeuw belooft uitdagend te worden: over enkele decennia piekt de wereldbevolking rond 10 miljard. We zullen meer monden met minder landbouwgrond moeten voeden. Gentechnologie vormt een waardevol instrument om deze uitdaging aan te gaan.
Ggo’s hebben nu al in veel gevallen de landbouw verduurzaamd. Volgens een belangrijke metastudie hebben ggo’s geleid tot 37 procent minder pesticidengebruik. De daling is vooral te zien bij insectenresistente gewassen. Deze planten produceren een inwendig toxine specifiek tegen insecten, waardoor ze enkel insecten doden die van de plant eten. Bijkomend voordeel is dat boeren veel minder moeten sproeien. Bij gesproeide insecticiden worden vaak ook onschadelijke insecten gedood die rondom de plant leven.
Ggo-landbouw levert gemiddeld 21 procent meer opbrengst op. Dit kan voor boeren in ontwikkelingslanden dag en nacht verschil betekenen. In tijden waar het Amazonewoud verdwijnt voor landbouwgrond, is dit cruciaal.
Gentech kan eveneens helpen bij het bekampen van ondervoeding. In de Filippijnen kreeg gouden rijst eindelijk groen licht. Deze rijst kan het vitamine A-tekort in ontwikkelingslanden verhelpen en zo jaarlijks tienduizenden levens redden. Kenis en Laenens menen dat een dieet aangevuld met groenten een betere optie is dan gouden rijst. Voor arme mensen zijn groenten vaak te duur. Bovendien zijn culturele eetgewoonten moeilijk te doorbreken, zoals in Bangladesh, waar de plattelandsbevolking ongeveer 80 procent van zijn calorieën uit rijst haalt.
Het verzet tegen ggo’s wankelt op een onwetenschappelijke basis. Het wordt tijd dat de milieubeweging een 21ste-eeuwse update krijgt, zodat ze technologische oplossingen omarmt die zowel het milieu als de mensheid vooruit kunnen helpen.
Jan Deschoolmeester is bio-ingenieur. Thomas Rotthier is filosoof van opleiding. Ze zijn beiden mede-oprichters van ecomodernisme.be.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier