Hoe beter het met ons gaat, des te hysterischer we ons voelen
Nederlands filosoof en criminoloog Marc Schuilenburg onderzoekt in Hysterie het begrip hysterie en laat zien dat onze samenleving er niet vrij van is. Knack biedt u een verkorte versie van een van de hoofdstukken uit het boek aan.
Hysterie behoort tot de uitgestorven ziekten. Ze is verdwenen uit de dokterspraktijk en beland in de vergeetputten van de medische geschiedenis. Sinds de ziekte is geschrapt uit het handboek DSM (een Amerikaans handboek dat in de meeste landen als standaard in de psychiatrische diagnostiek dient, nvdr.) wordt de diagnose hysterie niet meer gesteld door artsen, waardoor het aantal gerapporteerde gevallen is gedaald tot een verwaarloosbaar aantal. Dat is opvallend, omdat de hysterie lange tijd is beschouwd als een bron van ellende die maar weinig mensen bespaard blijft. Ze werd gezien als een gevreesde sta-in-de-weg van de mens om normaal te kunnen functioneren. Bij hysterie hoorden hartkloppingen, een hoge bloeddruk, spijsverteringsproblemen en erger. De ziekte leidde tot theatrale taferelen, grof taalgebruik, innerlijke eenzaamheid, vervreemding, controleverlies – zelfs tot levensonmacht.
Marc Schuilenburg (1971) is een Nederlands filosoof en criminoloog. Hij doceert aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Je zou verwachten dat met het verdwijnen van de hysterie de discussie over de ziekte verstomt en er nauwelijks meer over wordt gesproken. Hetzelfde gebeurde met de cholera, pokken, lepra en de pest – ook ziektes met een gruwelijk gezicht die allemaal zo goed als verdwenen zijn en waarover niemand het nog heeft. Maar het tegendeel is waar: eigenlijk is de hysterie nooit weggeweest. Ze is juist een vast verschijnsel in onze samenleving. Ze is overal, zo niet als ziekte, dan wel als gemoedstoestand en gedragsvorm. Ze wordt ons aangepraat en we gaan er in mee. Zo is het niet moeilijk om actuele voorbeelden te vinden van de hysterie; dagelijks staan de kranten ermee vol. Of het nu de zwarte pietdiscussie is, haatimams, Black Friday, de komst van asielzoekers, onveiligheid of de huizenmarkt. Allemaal onderwerpen die maar een klein zetje nodig lijken te hebben om een gevoel van hysterie te ontketenen.
Ondanks de bijzonder rijke en uitgebreid gedocumenteerde geschiedenis van de hysterie slagen wetenschappers er niet in een eenduidig antwoord te formuleren op het mysterie van de hysterie. Opvattingen over de definitie van hysterie, haar oorzaken, symptomen, diagnose en behandeling lopen uiteen of spreken elkaar tegen, van een rondzwervende baarmoeder tot het oedipuscomplex. Duidelijk is dat het perspectief van de psychoanalyticus verschilt van dat van de medische wereld, dat op zijn beurt weer niet parallel loopt aan dat van de filosoof. Ieder presenteert het eigen verhaal en het eigen perspectief. Terwijl de een de nadruk legt op biologische factoren waardoor iemand ontvankelijker is voor de hysterie dan iemand anders, vraagt de ander aandacht voor de onbewuste processen die de ziekte in de hand werken. De wetmatigheid lijkt hier te gelden dat hoe meer kennis er is over de hysterie, des te groter haar mysterie wordt. Zo kan het komen dat er een waas van mist blijft hangen boven de hysterie. Want wat hysterie nu precies is, is nog steeds niet duidelijk. Alleen dat ze bestaat.
Over hysterie hebben lange tijd de vreemdste verhalen de rondte gedaan. Nu zal niemand nog spreken over een afwijkende bloedstroom van de baarmoeder naar de hersenen, of over bezetenheid door duivels en demonen. De conclusie die je moet trekken is dat klassieke verklaringen voor de hysterie geen houtsnijden en met goed fatsoen ook niet meer te gebruiken zijn om hysterische verschijnselen in onze tijd te verklaren. Zo hoor je niemand meer over hysterie als in onbewuste emoties en verlangens, vaak met een seksuele kleur, die een uitweg zoeken via de lichamen van verveelde vrouwen uit gegoede families. De emancipatie van de vrouw heeft er in belangrijke mate aan bijgedragen dat de hysterie niet meer in deze freudiaanse betekenis wordt gebruikt. Maar wie denkt dat hiermee ook de verschillen tussen vrouw en man zijn verdwenen, heeft het mis. Het oude vooroordeel dat vooral vrouwen vatbaar zijn voor hysterie houdt nog steeds stand. Zo krijgen mannen die na een operatie klagen over pijn een pijnstiller, terwijl vrouwen met dezelfde klachten een kalmeringsmiddel voorgeschreven krijgen.
Het lijkt erop dat hysterie steeds vaker voorkomt en mensen steeds sneller bij de keel grijpt. Ik heb het over processen met een hysterische dynamiek die komen en gaan en in hoge mate contextafhankelijk zijn. Wat deze processen met elkaar gemeen hebben, is dat de mensen die er deel van uitmaken het gevoel hebben de greep op hun leven kwijt te zijn. Ook gedragen ze zich vaak naar buiten toe als slachtoffer. Ze voelen zich niet verantwoordelijk voor hun eigen gedrag en de manier waarop ze hun emoties uiten. Dikwijls blijven ze steken in hun slachtofferrol, zelfs als ze anderen agressief bejegenen. Daarbij speelt sterk de behoefte om gezien en gehoord te worden. Hysterische mensen zoeken aandacht, in de hoop serieus te worden genomen door mensen om hen heen. Een ander vast ingrediënt van de hysterie is de zeer heftige manier waarop gevoelens en verlangens worden geuit, met als doel zo een stem krijgen. Hysterici presenteren zich in de regel via een radicale taal, doorspekt met de nodige hoofdletters. Kijk maar op Twitter en Facebook, waar de uitroeptekens en drollen je om de oren vliegen.
In de economie en in de politiek wordt het hysteriepotentieel in de samenleving voortdurend aangesproken en benut.
Je kunt zoveel verklaringen voor de hysterie geven als je wilt, maar het lijkt erop dat de hysterische taferelen die we nu zien in sterke mate worden gevoed door de wereld waarin we nu leven en de manier waarop ons lichaam hierop reageert. Dit verband tussen het kleine en het grote verhaal wordt vaak vergeten. Maar hysterie raakt zowel het wezen van het individu als grote politieke, economische en culturele veranderingen in de samenleving. Kijken we naar het grote verhaal, dan is hysterie niet los te zien van de specifieke fase van het moderniseringsproces waarin we ons nu bevinden. Hysterie beweegt mee met de organisatie van de samenleving en vormt als geen andere ziekte een weerspiegeling van de cultuur in een bepaalde tijd. Dat bewijst de geschiedenis van de hysterie.
In 1892 schreef de Oostenrijkse arts Max Nordau in zijn geruchtmakende boek Entartung het groeiende aantal gevallen van hysterie toe aan het feit dat mensen de snelle ontwikkelingen van de moderne maatschappij niet konden bijhouden. Hysterie is het gevolg van oververmoeidheid, stelt Nordau vast, en die oververmoeidheid komt door het hectische leven en de overdaad aan prikkels in de grote stad. Nordau spreekt van een ziekmakend fin-de-siècle-gevoel, dat alles van doen heeft met de enorme stroomversnelling waarin het openbare leven is terechtgekomen aan het einde van de negentiende eeuw. Kenmerkend voor die tijd was een snelle opeenvolging van technologische veranderingen die de wereld groter maakten en een verlies aan geborgenheid met zich meebrachten. Denk maar aan de stoomtrein, de telegraaf, de telefoon, het groter worden van steden. Wat ooit klein en herkenbaar was, werd groot en onoverzichtelijk.
In de eenentwintigste eeuw is iets soortgelijks aan de hand. Door de uitvinding van de trein en telefoon vond destijds een ontgrenzing plaats die je kunt vergelijken met de globalisering in onze tijd via het neoliberale denken en sociale media. Ook nu zie je dat het gevoel van geborgenheid opnieuw rap aan het verdwijnen is. Het zijn dan ook steeds gevoelens van angst, frustratie en boosheid – vaak in combinatie met een verlies aan geborgenheid – die terugkeren in de uitbarstingen van hysterie in onze samenleving. In dat opzicht zou je kunnen zeggen dat we weer leven in het Europa van eind negentiende eeuw. Dit betekent niet dat onze maatschappij lijkt op de tijd van Freud en Nordau, daarvoor is er te veel veranderd, maar het valt niet te ontkennen dat bepaalde zaken van toen veel overeenkomsten vertonen met die van nu.
Leggen we de 21e eeuw op de sofa, dan wordt de vraag relevant waarvan we nu hysterisch worden. Is er een rode draad in de hysterie als het gaat om de ophef die voortdurend losbarst in onze samenleving? Mij lijkt dat de hysterie hierin op vele wijzen te typeren valt, maar als er iets is wat hysterie in de hand werkt, dan is het wel een cultuur die niet alleen hysterie aanmoedigt en daarvan geniet, maar ook die hysterie misbruikt en beloont: in de media, de economie, zelfs in de politiek. Op het eerste gezicht lijken deze drie gebieden heel verschillend, maar als je kijkt naar hun onderliggende structuur, dan is hun afstand zo groot ook niet. Hysterie is er als het ware ingebakken. Zo is hysterie de motor en het eindproduct van sociale media, waarop berichten nu vele malen sneller worden verspreid dan vroeger, of ze nu kloppen of niet. Neem de hysterie weg en Twitter gaat vandaag nog failliet. Ook in de economie en in de politiek wordt het hysteriepotentieel in de samenleving voortdurend aangesproken en benut. Hiermee bedoel ik dat in beide gebieden handig wordt ingespeeld op het driftige gevoelsleven van de mens.
Waar de economie en politiek in overeenkomen, is dat er voortdurend de nadruk wordt gelegd op een nieuwe leegte in ons bestaan die erom vraagt te worden opgevuld. Wat politici beloven, is de volmaakte samenleving waarin ziekte en misdaad volledig zijn uitgebannen. Zo eindigt elke politieke discussie over onveiligheid onveranderlijk in de conclusie dat er meer daadkracht nodig is om dit soort problemen voorgoed op te lossen. Is die diagnose eenmaal gesteld, dan volgen al snel nieuwe regels en wetten. En zo gaat het telkens opnieuw. Wie opwerpt dat dergelijke problemen te groot en te complex zijn om volledig op te lossen of dat het beter is om er voorlopig niets aan te doen, krijgt onherroepelijk het verwijt een ‘wegkijker’ te zijn. Ook de economie speelt handig in op onze existentiële angst om sociaal tekort te schieten. Zo betaal je tegenwoordig vooral voor een idee of een merk wanneer je iets koopt. Het idee hierachter is dat een idee of merk symbool staat voor een bepaalde beleving. Je kunt geen koffie, telefoon of kledingstuk aanschaffen zonder een met het product geassocieerde belevingswaarde. Wie zo’n product koopt, koopt met andere woorden altijd heel veel meer. De beleveniseconomie, met als kern dat de werkelijkheid is zoals mensen haar beleven, stimuleert daarbij met verve ons verlangen door via reclame en exposure een gevoel van gemis te creëren wanneer je niet het nieuwste model telefoon of sneakers hebt aangeschaft.
De hysterie mag dan medisch dood zijn, het onderliggende mechanisme waarin gevoelens van angst, frustratie en boosheid via het lichaam een uitweg zoeken en omslaan in hysterische reacties wanneer ze te veel worden, is nog springlevend.
Het is nooit genoeg: dat is in vier woorden de ideologie van onze tijd, waarin we ten diepste worden gedreven door het gevoel van een permanent tekort. Dit tekort, dat onze identiteit in belangrijke mate bepaalt, ligt aan de basis van ons verlangen. Voor alle duidelijkheid: het tekort gaat niet vooraf aan dat verlangen. Er is niet eerst het tekort en vervolgens ons verlangen dat dit tekort wil bevredigen. Tekort en verlangen worden gelijk geproduceerd, en dit maakt het verlangen zelfproductief. Het houdt zichzelf aan de gang, omdat het ze?lf produceert en wordt geproduceerd. Wel houdt het verlangen een sterke vorm van mateloosheid in. Dit komt doordat geen enkel object, toestand of persoon het tekort dat aan de basis van het verlangen ligt volledig kan vervullen – of, zoals Mick Jagger het zegt: ‘I can’t get no satisfaction.’ Het verlangen blijft hierdoor onverzadigbaar en verschuift daarom steeds. Welbeschouwd maakt het daarom niet uit hoe we het tekort opvullen, zolang we maar in staat zijn de frustratie en ongeduld te verlichten die dit tekort teweegbrengt.
Het is interessant om dit uitgangspunt vanuit een breder perspectief te benaderen. Waarom ervaren we een tekort, terwijl van alles in overvloed aanwezig is in onze samenleving? Per saldo hebben we het nog nooit zo goed gehad. Zo leven we in een tijd van ongekende welvaart, met een hoog niveau van gezondheidszorg, en in een samenleving die nog nooit zo veilig is geweest. We scoren onverminderd hoog in onderzoeken waarin de gelukbeleving wordt onderzocht en vergeleken met die van andere landen. Ook neemt het vertrouwen in elkaar toe, evenals dat in instituten als de rechterlijke macht, politie en leger. Maar dat betekent niet dat er niets aan de hand is. Het gevoel van tekort zorgt voor welvaart en vooruitgang, maar maakt ons ook ongelukkig. Hoewel we langer, gezonder en veiliger leven dan onze voorouders, ervaren veel mensen dat ze iets missen, dat er iets ontbreekt. Deze ervaring van gemis zorgt voor angst, frustratie, boosheid – en uiteindelijk hysterie.
De hysterie mag dan medisch dood zijn, het onderliggende mechanisme waarin gevoelens van angst, frustratie en boosheid via het lichaam een uitweg zoeken en omslaan in hysterische reacties wanneer ze te veel worden, is nog springlevend. Dit alles legt een typische paradox van deze tijd bloot, die je de succesparadox zou kunnen noemen. Hoe beter het met ons gaat, des te hysterischer we ons voelen door het resterende tekort, van onze veiligheid, gezondheid en welvaart.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier