Historicus Philipp Blom over klimaatverandering: ‘De mens is een dier. Als hij niet verandert, zal hij uitsterven’
Eind zestiende eeuw liet een temperatuurdaling van twee graden de Europese samenleving op haar grondvesten daveren. Historicus Philipp Blom reconstrueert de klimaatverandering van toen en trekt parallellen met nu. ‘De geschiedenis van de kleine ijstijd leert ons dat een grote verandering geen rekening houdt met wat mensen vinden of denken.’
In maart 1573 schreef de Nederlandse monnik Wouter Jacobsz in zijn dagboek: ‘Het was in deze tijd bitterkoud weer. Het vroor streng. Het hagelde, sneeuwde en waaide ruw en het duurde van Allerzielen tot nu. Onze genadige Heer, begrijpen we daaruit, is vertoornd en wil ons tonen hoezeer we zijn afgedwaald, maar de mensen veranderden niet en gedroegen zich alsof ze zijn vijanden waren. Als wolven en leeuwen overvielen ze niet alleen geestelijken, maar ook gewone mensen, goede landgenoten en anderen die ze tegenkwamen.’
Abt Jacobsz’ intrigerende dagboek is een van de vele levendige bronnen voor De opstand van de natuur, het minstens even intrigerende nieuwe boek van de Duitse historicus Philipp Blom. Daarin reconstrueert hij hoe tussen 1570 en 1700 de wereld drastisch veranderde onder invloed van een klimaatverandering die nu bekendstaat als ‘de kleine ijstijd’. De temperatuur daalde met twee graden waardoor ‘de rivieren en grachten in de Nederlanden in een ijzig podium veranderden. Op de Theems lag tot voorbij Londen zo’n dikke laag ijs dat er marktkraampjes op konden worden gezet. De wijn bevroor in de vaten, in Oost-Europa vielen vogels in hun vlucht bevroren op de harde aarde. Delen van Italië en Spanje waren ondergesneeuwd. Europa was een ijzig rijk.’
De temperatuurdaling zorgde voor mislukte oogsten, hongersnood, ziekten en opstand. Maar de klimaatverandering zette ook de overgang in van een agrarisch feodaal rijk naar een door steden gedomineerde en door handel aangedreven vrijemarkteconomie. De straffende God ruimde schoorvoetend plaats voor de ideeën van de verlichting, en mensenrechten en democratie deden hun intrede.
Dat we onze burgers wijsgemaakt hebben dat ze geen burgers zijn maar consumenten, zet ons in een slechte uitgangspositie
In de epiloog van zijn boek trekt Philipp Blom parallellen met de klimaatverandering van onze tijd. In zijn laatste zinnen klinkt hij zeer onheilspellend, wanneer hij de huidige wereld vergelijkt met een bijenkorf waarin de temperatuur stijgt, de was smelt en de bijen elkaar te lijf dreigen te gaan in een nihilistische overlevingsstrijd. ‘Niet iedereen is even enthousiast over wat ik daar schrijf’, zegt de auteur met gevoel voor understatement. ‘De opstand van de natuur krijgt ofwel enthousiaste recensies, ofwel zeer slechte. Een aantal critici vindt dat het niet hoort dat een historicus een standpunt inneemt. Ze storen zich eraan dat ik me uitspreek over het heden. Een geschiedkundige mag verleden en heden blijkbaar niet met elkaar vermengen. Ik vind die kritiek zeer bizar. Want via de geschiedenis komen we niet alleen te weten wat mensen die al eeuwen dood zijn ooit hebben ondernomen, maar leren we ook beter begrijpen wie wij nu zijn.’
Omdat we uit de geschiedenis iets kunnen leren?
Philipp Blom: ‘Leren’ vind ik een groot woord. Ik geloof niet dat samenlevingen uit de geschiedenis leren, al reageren ze er wel op. Vergelijk het met hoe het in families toegaat. Als iemand vermoord wordt, duurt het een paar generaties vooraleer die wonde in de familie is geheeld. Hetzelfde fenomeen zag je na de Tweede Wereldoorlog in Europa. De eerste generaties reageerden op dat grote trauma en probeerden het te verwerken. Maar wil dat zeggen dat we uit die oorlog vandaag ook iets geleerd hebben? Nu komt de eerste generatie politici aan de macht die geen last heeft van dat trauma. Ik mis bij hen de reflexen van de naoorlogse generaties, zoals: ‘We moeten herverdelen om te vermijden dat we terug in de armoede uit de Weimarrepubliek belanden.’ Of: ‘Vrede gaat voor op oorlog.’ Of: ‘We moeten af van het racisme.’ Na zeventig jaar ‘Dit nooit meer’, hoor ik vandaag steeds meer jonge mensen openlijk de democratie ter discussie stellen. Ik hoor ook opmerkingen als: ‘Kunnen al die verschillende culturen in onze maatschappij eigenlijk wel samenleven?’ De oude demonen lijken weer springlevend. De samenleving leert dus niet uit de geschiedenis. Al kan een individu wel patronen herkennen en zo lessen trekken. De geschiedenis van de kleine ijstijd leert ons dat een grote verandering geen rekening houdt met wat mensen vinden of denken. Die verandering komt gewoon. Een machtig rijk als Spanje weigerde om er rekening mee te houden en kwam er zeer bekaaid af.
Uit De opstand van de natuur kunnen we dus alvast concluderen dat wie denkt dat de huidige klimaatverandering een overroepen probleem is, van een kale reis zal thuiskomen?
Blom: Net daarover gaat mijn volgende boek. Het heet Wat op het spel staat en verschijnt dit najaar. Daarin ga ik niet op zoek naar de gevolgen van een klimaatverandering in de 17e eeuw, maar in onze huidige tijd. Vandaag komen daar nog eens de gevolgen bij van de digitalisering, ook die neem ik in rekening. Die twee immense krachten die op onze maatschappij afkomen, zijn allebei gevolgen van de industriële revolutie. Ze zullen onszelf en onze wereld drastisch veranderen, of we dat willen of niet. We kunnen die veranderingen niet meer tegenhouden, maar we kunnen er ons wel op voorbereiden en proberen er op een verstandige manier mee om te gaan. Alleen wordt het ons extra moeilijk gemaakt door een ander gevolg van de industriële revolutie: het feit dat we onze burgers wijsgemaakt hebben dat ze geen burgers zijn, maar consumenten. We zijn er nu allemaal rotsvast van overtuigd dat we bepaalde rechten hebben, zoals ons recht op plezier en op ongebreidelde consumptie. Daardoor bevinden we ons in een zeer slechte uitgangspositie om de immense veranderingen de baas te kunnen die de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen hypothekeren.
Uw volgende boek wordt zeer pessimistisch?
Blom: Ja. De opstand van de natuur was de casestudy voor Wat op het spel staat. De mens is een dier. Als de omstandigheden waarin hij leeft veranderen, moet hij zich uit de voeten maken of zelf veranderen. Anders zal hij uitsterven. De kleine ijstijd begon rond 1570 met een enorme crisis van de landbouw.
Terwijl het ‘maar’ gemiddeld twee graden kouder werd.
Blom: Voor ons geldt op dit moment helemaal niet meer dat het ‘maar’ twee graden warmer zal worden. Daar komen makkelijk nog een paar graden bij. Het gaat trouwens niet enkel over twee graden kouder of warmer, maar over hoe die temperatuurschommeling het klimaat en het hele weersysteem danig ontwricht. En over de invloed daarvan op ons hele bestaan.
Op het moment dat de klimaatverandering zich halverwege de zestiende eeuw begon door te zetten, was Europa nog een middeleeuwse, feodale samenleving. De meeste mensen waren boeren. Ze overleefden van hun eigen oogst en moesten alle overschotten afgeven aan hun aristocratische opperheer. Ze hadden geen geld en dreven amper handel. De jaarmarkten waren de enige momenten waarop de dorpelingen naar de stad trokken om te drinken, te neuken, te vechten en goederen te kopen en verkopen. Europa werd toen door de landbouwcrisis tot in zijn fundamenten geraakt, want alles berustte op landbouw. Twee graden kouder had als consequentie dat graan en andere gewassen drie weken minder tijd hadden om te rijpen. Plots was er hongersnood en braken er epidemieën uit. De honger zorgde voor opstanden: uitgehongerde dompelaars keerden zich tegen de aristocratie. Theologen vroegen zich vertwijfeld af waarom God de mens zo zwaar strafte. In de steden braken rellen uit tegen de hoge broodprijzen. Graan was zowat de goudstandaard van die tijd en de graanprijs bepaalde alles. Door die twee graden verschil raakte de hele samenleving in vrije val, met consequenties voor de politiek, cultuur en filosofie.
In uw boek beschrijft u de gevolgen van de klimaatverandering voor Europa. Had de rest van de wereld er toen geen last van?
Blom: De klimaatverandering zorgde zeker voor een globale crisis. Maar ik heb me beperkt tot Europa omdat ik niet voldoende kennis heb over andere culturen en omdat er minder bronnen uit andere continenten beschikbaar zijn. De crisis baarde in Europa een ‘nieuwe mens’: de stedeling die kon lezen en schrijven. Ze lazen boeken van auteurs uit andere landen, begonnen na te denken en overlegden met elkaar: ‘Kunnen we de wereld niet anders organiseren?’ Tezelfdertijd veranderde de economie en ontwikkelde de vrije markt zich. Door die opkomst en bloei van de handel stak de democratie haar neus aan het venster. Er groeide een middenklasse die macht nastreefde. Democratie is een kind van de vrije markt: ze kan niet zonder de tolerantie, regels én kleurenblindheid van de markt. De Europese landen kregen zo het recept in handen om sterk en machtig te worden en de wereld te domineren.
Eindeloze economische groei blijkt een onzinnig idee te zijn, eindigend in een nachtmerrie
Ze werden machtig door de rest van de wereld te koloniseren?
Blom: De kolonisatie was er een onderdeel van. In de vroege zeventiende eeuw begon een groep theoretici, de mercantilisten, te schrijven over economie. Hun principe was simpel: een mens kan alleen maar rijk worden als iemand anders daar de prijs voor betaalt. ‘Door mijn rijkdom wordt hij arm.’ Volgens de mercantilisten moet een staat andere staten zo armoedig mogelijk proberen te houden door waren te exporteren en geld te importeren.
Handel was voor hen een vorm van oorlog voeren?
Blom: Het was een andere manier van oorlog voeren, ja. Het begrip ‘handelsoorlog’ komt niet zomaar uit de lucht vallen. De vloot van de Oost-Indische Compagnie bestond uit oorlogsschepen en de handelaars onderwierpen de volkeren waarmee ze ‘handel dreven’. De mercantilisten focusten zich trouwens niet alleen op de armen in de kolonies, maar ook op hun eigen paupers. De armen in de samenleving moesten instaan voor het spotgoedkope werk. Naar scholing of welvaart konden ze fluiten, ze moesten eerst en vooral hun plaats kennen. Ze mochten ook weer niet té slecht behandeld worden, want dan waren ze niet meer in staat om te werken.
In de zeventiende eeuw ontstond niet alleen het idee van economische groei gebaseerd op uitbuiting van iemand, maar ook op uitbuiting van iets: de natuur. Jarenlang was dat een succesrecept, maar vandaag bedreigt het ons fysieke bestaan. Er valt zo goed als niets meer uit te buiten aan onze leeggeroofde aarde: de gevolgen zijn met de dag ernstiger. Eindeloze economische groei blijkt een onzinnig idee te zijn, eindigend in een nachtmerrie.
Nu de temperatuur minstens twee graden zal stijgen, wordt ons graf gedolven door het antwoord dat we na 1570 verzonnen op de twee graden temperatuurdaling?
Blom: Exact. De temperatuur duikelde omlaag na het midden van de zestiende eeuw, toen Spanje het machtigste land ter wereld was. De conquistadores hadden de Spaanse adel rijk gemaakt en het zilver uit Peru stroomde binnen. De Spanjaarden reageerden helemaal niet toen ze de gevolgen van de klimaatverandering begonnen te voelen. Spanje zwaaide de scepter over het grootste imperium ter wereld, met een aristocratie die baadde in weelde: het zag geen enkele reden om wat dan ook te veranderen. Na de intrede van de kleine ijstijd zorgde de import van het zilver voor inflatie, waardoor de Spaanse producenten niet meer konden exporteren. Hun goederen werden veel te duur en ze gingen failliet. De afstammelingen van de mohammedaanse handelaars boerden wel nog goed, maar werden vanwege hun religie het katholieke land uitgeschopt. Universiteiten en scholen gingen dicht en de boekdrukkunst werd zwaar aan banden gelegd. Spanje sleepte zich van bankroet naar bankroet. Het land kwam in een spiraal van economische neergang terecht die pas in de twintigste eeuw na het einde van de dictatuur onder Franco werd gekeerd.
De Lage Landen kenden een tegengestelde evolutie?
Blom: Ja. Midden zestiende eeuw viel hier niets te beleven. Erasmus kwam dan misschien uit Rotterdam, hij leefde in Parijs en Bazel omdat Rotterdam zo’n boerengat was. In de noordelijke Nederlanden werden op dat moment geen boeken gedrukt en kon niemand lezen. Het was een land van boeren en haringvissers. Amsterdam was een onooglijk katholiek stadje. Maar de Amsterdamse handelaars zagen na de intrede van de koude wél kansen in de crisis. Ze begonnen graan te importeren uit de Baltische staten en verkochten het door aan andere Europese landen. Hun handelsactiviteiten breidden uit en kregen snel de allure van grootschalige koloniale handel. De risico’s werden steeds groter en ze zetten een beurs op om te investeren in schepen, bemanningen en goederen. Ze kwamen tot het inzicht dat een handelsimperium niet uit te bouwen is met de hulp van boeren en haringvissers en zorgden voor scholen, universiteiten en een min of meer transparant stadsbestuur. Exact het tegengestelde van wat er zich op hetzelfde moment in Spanje afspeelde. De Nederlanden groeiden uit tot de grootste handelsnatie van de zeventiende eeuw.
Vandaag gedragen wij ons zoals het Spanje van toen. We roepen nog steeds: ‘Het gaat toch goed? Er is geen alternatief voor onze economie. We móéten groeien en daarvoor hebben we fossiele brandstoffen nodig. We móéten consumeren.’
Er zijn toch heel veel tegenstemmen?
Blom: De tegenstemmen nemen toe, dat klopt, maar ik wantrouw ze. Als ik op een festival een lezing geef, sta ik altijd tegenover leuke, liberale welopgevoede mensen met een open geest. Ik predik dan voor eigen parochie. Ik woon in Wenen in een volkse buurt. Daar ontmoet ik elke dag mensen die in de autofabriek werken. Op de tram hoor ik gesprekken van stadsgenoten met een migratieachtergrond. De klimaatverandering ligt ver weg van hun realiteit. In een democratie primeert wat de meerderheid denkt en wil. De meeste mensen zien het probleem niet of geloven dat het een links complot is. Daar maak ik me zeer veel zorgen over. Hoeveel leuke liberale mensen leven er in België? Denkt u dat meer dan tien procent van de bevolking goed geïnformeerd is, zich bewust is van de dreiging en er ook iets tegen wil ondernemen?
Het beleid verandert niet snel genoeg. Dat is wraakroepend, want wij zijn de allereerste generatie in de geschiedenis die weet dat er iets zeer ingrijpends boven ons hoofd hangt. Sommige klimaatmodellen zijn apocalyptisch. Tot nu toe ontwikkelt het klimaat zich extremer dan de meeste wetenschappers hebben voorspeld. Wij zitten zelf aan de schakelaar die de toekomst kan beïnvloeden. Ik heb echt niet de indruk dat we dat goed beseffen. De gevolgen van de klimaatverandering en van de digitalisering ogen afschuwelijk. Veel mensen zullen hun job verliezen of door droogte en ontbering in een uitzichtloze situatie terechtkomen. De digitalisering bedreigt ook de democratie omdat de macht geconcentreerd zal worden in de handen van enkelingen.
In mijn volgende boek zal tussen al het pessimisme één klein optimistisch hoofdstuk staan. Dat vertelt het sprookje van de tandenfee van de geschiedenis. Op een nacht bezorgt ze alle mensen overal ter wereld dezelfde droom waardoor iedereen zich in één klap bewust wordt van de ernst. In de weken daarna nemen sommigen initiatieven om de wereld te redden, terwijl anderen zelfmoord plegen. Maar door alle inspanningen verandert de toestand in de wereld ten goede. Er wordt radicaal afscheid genomen van fossiele brandstoffen en kostbare producten worden niet langer tegen dumpingprijzen verkocht. Vervolgens wordt er een basisinkomen ingevoerd, waardoor mensen die door de digitalisering hun job kwijt zijn, hun leven zinvol kunnen inrichten. Eind goed, al goed, lijkt het wel. Alleen is het heel gevaarlijk om op de tandenfee van de geschiedenis te rekenen. We moeten dus dringend samen de handen uit de mouwen steken en beginnen te bouwen aan een samenleving waar een einde komt aan het mantra van eeuwige groei.
Overweegt u een carrière in de politiek?
Blom: Nee. Politieke partijen zijn heel sterk in het aanpassen van de werkelijkheid aan hun programma. Ik weet wel zeker dat ik in een partij nooit zal aarden. Ik probeer nu alleen maar zo irritant mogelijk te zijn, in de hoop dat politici eindelijk echt actie ondernemen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier