Nico Wouters: ‘Als historicus en pacifist vind ik dat België zich dringend moet bewapenen’
Onlangs onthulde historicus Nico Wouters dat de nazi’s miljoenen betaalden aan de NMBS om Joden te deporteren tijdens WO II: ‘De NMBS had verzuimd de oorlog degelijk voor te bereiden.’
Op 27 januari 2022, Internationale Holocaustdag, kreeg Nico Wouters van federaal minister van Mobiliteit Georges Gilkinet (Ecolo) en Senaatsvoorzitter Stephanie D’Hose (Open VLD) de opdracht om een rapport op te stellen over de rol van de Nationale Maatschappij van Belgische Spoorwegen (NMBS) tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat rapport stelde Wouters in december 2023 voor aan de Senaat en intussen is het ook als boek verschenen: Bezet Bedrijf. De oorlogsgeschiedenis van de NMBS. De deportaties en een spoorwegmaatschappij tussen collaboratie en verzet. Wouters stelt vast dat de NMBS in totaal 189.542 dwangarbeiders (de zogenaamde weggevoerden), 25.490 Joden, 16.081 politieke gevangenen (verzetslieden inbegrepen) en 353 Roma en Sinti deporteerde.
Bovendien ontving de NMBS voor haar bijdrage aan de Holocaust een forse betaling van de Duitse bezetter. Dat roept ongemakkelijke vragen op. Ook al omdat de Belgische bevolking er al die decennia weinig aandacht aan besteedde. Alsof we collectief de andere kant opkeken.
Nico Wouters: De lezer die in mijn boek een eenduidig antwoord zoekt op een schuldvraag, kan zich de moeite besparen. De geschiedenis van de NMBS tijdens de Tweede Wereldoorlog is complex – zeker als we wat toen gebeurd is, bekijken door de bril van vandaag. Nu lijkt de Jodenvervolging het enige paradigma om de Tweede Wereldoorlog te beoordelen. Ik besef dus dat het moeilijk uit te leggen is, maar tijdens de bezetting speelde de Jodenvervolging amper een rol in de beleving van de Belgische bevolking. Achter die stilte zat geen groot complot. Daarom gebruik ik de term ‘blinde vlek’.
Is dat niet te vergoelijkend?
Wouters: In het begin van mijn onderzoek dacht ik ook: er zal wel een vorm van xenofobie hebben meegespeeld. De meeste Joden die in België leefden, waren vluchtelingen die hier relatief recent waren aangekomen: 93 procent van de Belgische Joden waren niet-Belgen. Maar de Belgische publieke opinie stond net zo onverschillig tegenover de rol van de NMBS bij het lot van andere gedeporteerde landgenoten, zoals de verplicht tewerkgestelden, de politieke gevangenen en de gearresteerde verzetsmensen. Dat verbaasde mij in hoge mate, want de organisaties van voormalige weerstanders vormden in de naoorlogse jaren een sterke en politiek invloedrijke lobbygroep. Maar in geen enkel verzetskrantje werd de NMBS aangeklaagd voor haar betrokkenheid bij de deportaties – terwijl er toch duizenden weerstanders als Nacht und Nebel-gevangenen op die treinen naar onbekende bestemmingen in Duitsland waren vervoerd. Zelfs het communistische tijdschrift Le Drapeau Rouge heeft dat nooit aangeklaagd.
De NMBS-topman had de deportaties niet kunnen verhinderen, maar wel vertragen.
Vanaf het prille begin van de Duitse bezetting in mei 1940 was de Belgische bevolking vooral bang dat de bezetter opnieuw dwangarbeiders zou deporteren. Dat kwam door de ervaring van de Eerste Wereldoorlog, toen Belgische arbeiders massaal naar Duitsland waren afgevoerd en in bittere omstandigheden moesten bijdragen aan de Duitse oorlogsindustrie. Na de invoering van de verplichte tewerkstelling in oktober 1942 was de bevolking vooral bekommerd om de honderdduizenden ‘weggevoerde’ dwangarbeiders. Tegelijk leefden duizenden jongens en mannen permanent ondergedoken, om te ontsnappen aan zo’n deportatie. Maar die context kennen wij niet meer. De verplichte tewerkstelling is een van ónze blinde vlekken op de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Je komt dus nergens als je blijft draaien in dat zelfgenoegzame cirkeltje van ‘Hoe was dat nu mogelijk?’, ‘Dat kon toch niet?’ en ‘Men moet toch beseft hebben dat…?’ Wie zo naar geschiedenis kijkt, mist de kern van de zaak.
En die is?
Wouters: De Belgische bevolking leefde tachtig jaar geleden in een totaal andere context dan wij vandaag. Als we willen leren uit het verleden, moeten we dat verleden eerst proberen te begrijpen. Dat kan niet als we voortdurend naar gebeurtenissen uit die periode kijken door de bril van de moraliteit van vandaag. Ik besef wel dat het grote publiek zich vandaag nog moeilijk kan voorstellen dat tijdens de Tweede Wereldoorlog de meeste Belgen niet beseften dat de deportatietreinen van de NMBS een essentiële rol speelden in een van de flagrantste misdaden uit de menselijke geschiedenis. Maar het was wel zo. Na de oorlog hebben zelfs de politieke gevangenen – de duizenden mensen die zélf in die treinen werden gedeporteerd naar allerlei concentratiekampen in Duitsland – nooit geprotesteerd tegen de rol van de NMBS bij hun eigen leed en ellende. Er waren ook geen linkse politici of vakbondsmensen die dat deden.
(Lees verder onder de preview.)
Die blinde vlek was dus geen gordijn waarachter men zich achteraf verschuilde, geen ‘we hebben het eigenlijk niet geweten’. Die blinde vlek bestond echt. Ze was collectief en zelfs ‘oprecht’. Dat inzicht vind ik belangrijker dan de aandrang om de mentaliteit van toen te veroordelen.
Narcisse Rulot, de directeur-generaal van de NMBS, kreeg na de oorlog toch kritiek omdat hij zich onvoldoende had verzet tegen Duitse bevelen.
Wouters: Uiteindelijk kreeg hij slechts een lichte sanctie. Hij werd na de oorlog beschermd door het Belgische establishment, dat niet anders had gehandeld dan hij. Halfweg de jaren dertig had het Belgische parlement een wet goedgekeurd die bepaalde dat het de plicht was van alle gezagdragers om ‘het land draaiende te houden’. Dat was de les die de overheid geleerd had uit de Eerste Wereldoorlog. In 1914 hadden Belgische ambtenaren massaal hun post verlaten om samen met de Belgische regering vanuit Frankrijk de oorlog voort te zetten. Tegelijk hadden de meeste bedrijfsleiders de industriële productie stilgelegd. Het gevolg? De Duitse bezetters konden op het Belgische grondgebied doen wat ze wilden. Ze roofden het land leeg ten dienste van de eigen oorlogseconomie.
Bovendien bereidde de Belgische regering in de jaren dertig het land en de bevolking niet voor op de Tweede Wereldoorlog, maar op een nieuwe Eerste Wereldoorlog. Ze nam maatregelen om te voorkomen dat opnieuw zou gebeuren wat al gebeurd was. Dus kregen industriëlen het bevel om hun fabrieken te laten draaien. Een organisatie als de NMBS moest de treinen laten rijden, en de Duitse bezetter zelfs niet onnodig hinderen. Er waren wel een paar belangrijke beperkingen. Zo mocht men zich niet bezondigen ‘aan onvaderlands gedrag’.
Als wetgevend kader is dat behoorlijk vaag.
Wouters: Het was een vorm van dramatische nalatigheid. Bij het begin van de Duitse bezetting in mei 1940 had de verzamelde NMBS-top gewoon geen idee wat ze moest doen – en wat ze níét zou doen. De directie noch de raad van bestuur had vooraf grondig nagedacht over een Duitse bezetting. De NMBS had geen verhaal tegen de zeer agressieve manier waarop de Duitsers – zeker in het begin – de zaak in handen namen. Ook directeur-generaal Rulot was compleet onvoorbereid. Zijn enige richtlijn was: ‘Blijf op post.’ Want de voedselbevoorrading van de Belgische bevolking mocht nooit in het gedrang komen. Alleen daarom al moesten de treinen blijven rijden. Maar dat gebeurde allemaal zeer geïmproviseerd. De NMBS had niet voorzien dat er een probleem kon ontstaan bij hulp aan militaire prestaties van de Duitsers – wat onvaderlands gedrag was, en dus in elk geval verboden. Het was een flagrant gevolg van een gebrek aan voorzienigheid. De NMBS had verzuimd de oorlog degelijk voor te bereiden.
Kijk naar Gaza, of Oekraïne: er bestaat geen faire bezetting die gebaseerd is op eerlijk wederzijds respect.
Was de oorlogssituatie eigenlijk te voorzien?
Wouter: Ik denk het wel. Dat er militaire diensten geleverd moesten worden, dat was in 1940 perfect te voorzien. Toch kun je ook begrijpen waarom Rulot vlak na de Belgische capitulatie in mei 1940 niet hoog van de toren blies tegen de Duitse bezetters. Hij zou meteen vervangen zijn door iemand anders, mogelijk een Duitser. Vanaf 1942 keerden de kansen in de oorlog en werden de Duitsers veel afhankelijker van de goodwill van de NMBS. Rulot begon zelfs te protesteren. In zijn briefwisseling met de Duitse Wehrmacht-Verkehrsdirektion ligt hij geregeld dwars: ‘Excuseer, dit gaan wij niet doen.’ ‘Dat pik ik niet.’ ‘Dit is niet acceptabel.’ Enzovoort. Uiteraard deden de Duitsers gewoon voort, zijn protest veranderde doorgaans weinig aan te zaak.
Toch had hij actiever moeten optreden. Rulot had de deportaties niet kunnen verhinderen, maar wel vertragen. Hij had meer zand in de Duitse oorlogsmachine kunnen strooien. Het is allemaal niet gebeurd. Pas in 1943 zei Rulot tegen de Duitsers wat hij al langer wist: ‘Met jullie valt niet samen te werken.’ De NMBS-baas was gebotst op de grenzen van zijn eigen illusie – en op die van de Belgische elite uit die tijd: hoe kan zo’n faire samenwerking met de nazi’s er dan uitzien? Dat is trouwens een wet van alle tijden. Kijk naar Gaza, of Oekraïne: er bestaat geen faire bezetting die gebaseerd is op eerlijk wederzijds respect. Overal primeert het brutale recht van de sterkste.
Rulot heeft dat ondervonden: de NMBS was een vaste schakel in de Duitse oorlogsorganisatie en daar viel niets aan te veranderen. De NMBS aanvaardde die rol met het eeuwige argument: ‘Als we dat niet doen, komt de Belgische bevoorrading in gevaar.’ Het uitvoeren van militaire prestaties voor de Duitsers was in hun ogen de onvermijdelijke prijs die de Belgische spoorwegen moesten betalen voor het welzijn van de Belgische bevolking. Die ene zin vat de houding van de NMBS mooi samen.
Het is een cynische vorm van ‘fair deal’.
Wouters: Inderdaad. Want zodra de NMBS die vorm van collaboratie aanvaard had, stond er geen rem op steeds meer ‘samenwerking’. De ene nieuwe eis volgde op de andere en uiteindelijk vertrokken dankzij de NMBS de deportatietreinen richting Duitsland.
Dat is meteen het antwoord op de vraag: ‘Hoe is het in godsnaam mogelijk dat ze dat hebben gedaan?’ Ik keer het perspectief om: hoe moeilijk is het om ons vandaag voor te stellen dat men in 1941 in bezet België geen andere keuze zag dan gevraagde – geëiste – militaire prestaties te leveren voor de bezetter? En zodra men het eerste aanvaardde, volgde de rest. De deportatieterreinen zijn slechts een klein en zelfs logisch onderdeeltje in een veel groter geheel van diensten. Het schrijnende gebrek aan empathie voor het lot van de gedeporteerden is frappant.
Er was in 1943 de heroïsche poging van drie jonge verzetslieden. Zij stopten tussen Boortmeerbeek en Haacht het Twintigste Konvooi, dat vanuit de Mechelse Dossin Kazerne met 1612 Joden was vertrokken naar de concentratie- en vernietigingskampen. Ze wilden zo veel mogelijk Joden laten ontsnappen. Ze konden er 17 redden, nadien slaagden nog een honderdtal anderen om zelf te ontsnappen.
Wouters: De moed van dat groepje verzetslui staat buiten kijf. Maar het het tijdens de hele oorlog de enige poging was om een Jodentransport tegen te houden. Dat toont aan hoe absoluut uitzonderlijk die actie was. Het georganiseerde verzet heeft vergelijkbare zaken overwogen, maar heeft ze nooit uitgevoerd. Een gewapende overval op een bewaakte trein ging de hun logistieke capaciteit ver te boven. Eerst de trein tegenhouden, dan een vuurgevecht aangaan met de Duitsers, intussen zo veel mogelijk mensen helpen ontsnappen – en wat betekent dat bij een konvooi van meer dan duizend mensen? – en ook voldoende veilige onderduikadressen klaar hebben, mogelijk voor lange tijd. Het was onmogelijk om dat in een realistisch scenario goed georganiseerd te krijgen.
Daarom hebben zelfs de gewapende Partizanen en Groep G, twee verzetsorganisaties die hun hand niet omdraaiden voor zware sabotagedaden, nooit een gevangenentrein aangevallen: de daad woog niet op tegen de risico’s. Ook het verzet richtte zich op militaire en economische doelen, net als de geallieerden trouwens. Het vormt een mentaal kader waar men niet buiten treedt: van de deportatietreinen bleef je af.
Iedereen had dus zo zijn redenen om de deportatietreinen niet tegen te houden, maar te aanvaarden als een fait accompli?
Wouters: In 1943 riep Antoine Delfosse, minister van de regering in ballingschap, vanuit Londen de Belgische bevolking op te sabotage. Ook in zijn boodschap ging het alleen over militaire doelen, niet over het stoppen van deportatietreinen. Zijn oproep vond gehoor. Met alle gevolgen van dien.
Telkens als verzetsmensen een trein lieten ontsporen, brachten ze het leven van de Belgische machinist en stoker in gevaar. Dat was ook zo bij de bombardementen op de spoorinfrastructuur, de werkplaatsen, de bruggen. De menselijke tol bij het NMBS-personeel was hoog. Als een informant inlichtingen doorgaf over een wapentransport, dan wist hij dat de kans bestond dat hij friendly fire afriep over zijn collega’s. Ook dat hoort bij een oorlog. Ik bedoel dat niet als een neutrale vaststelling, maar als: een oorlog heeft geen goede kant.
De Belgische regering bereidde het land in de jaren 30 niet voor op de Tweede Wereldoorlog, maar op een nieuwe Eerste Wereldoorlog.
Dat klinkt onheilspellend, gezien de groeiende oorlogsdreiging, ook bij ons.
Wouters: In West-Europa hebben we te lang gedacht dat oorlogen en bezettingen fenomenen uit de 20e eeuw waren. Vandaag is oorlog opnieuw een belangrijke factor in heel Europa, en dat zal de volgende jaren alleen erger worden. Passiviteit is geen optie meer. Ik ben een pacifist – je kunt onmogelijk de Tweede Wereldoorlog professioneel bestuderen en géén pacifist worden. Ik hoop dat het nooit meer oorlog wordt. Maar als historicus en als pacifist stel ik vast dat ook België zich dringend moet bewapenen. Alle Europese landen moeten zich weer voorbereiden op oorlog, en dat kan alleen door ook militair sterk te staan. Het is naïef te denken dat de Europese waardemaatschappij zonder militaire steun verdedigd kan worden. De Europese democratie is te belangrijk om er niet voor te willen vechten.
We moeten de oorlogen uit het verleden beter bestuderen. Dan kun je met enig perspectief nagaan welke lessen we uit die oorlogen kunnen trekken. Wat is ons standpunt ten opzichte van een oorlogvoerende partij? Van een bezetter? Hoe ga je om met een agressor? Wanneer onderhandel je? In Oekraïne en Gaza zijn die dilemma’s weer erg actueel.
Blijft het voor de gemiddelde Europeaan geen ver-van-mijn-bedshow? Tenzij door die oorlog de energie duurder wordt, en dus ook de prijzen van zijn winkelkar.
Wouters: Dergelijk gebrek aan perspectief is pas onrustwekkend. Helaas stel ik het ook vast: veel beleidsmakers in België en Europa lijken niet meer in staat om verder te kijken dan de nabije horizon. Het is nochtans niet fout om op lange termijn te denken. Ik houd mijn hart vast bij het idee wat er met de NAVO zal gebeuren als Donald Trump volgend jaar weer tot president wordt verkozen. Dat scenario is toch niet ondenkbeeldig?
Stel dat Trump de NAVO de rug toekeert en dat hij de hand reikt aan Poetin, en op eigen houtje naar Moskou trekt om daar zelf te onderhandelen. Ook dat is niet volkomen onrealistisch. De gevolgen daarvan kunnen we helaas óók inschatten: een NAVO zonder de Verenigde Staten betekent eigenlijk het einde van de NAVO. Wat dan? Het zou zomaar eens werkelijkheid kunnen worden. Wachten we echt af tot dat drama zich voltrokken heeft? ‘Leren uit het verleden’ betekent vandaag: dringend eigen toekomstscenario’s durven op te stellen.
Nico Wouters
1972: Geboren in Essen.
2004: Doctor in de geschiedenis (UGent).
2004‑2006: Onderzoeker CegeSoma (Rijksarchief).
2006‑2011: Erfgoedbeleidscoördinator Mechelen.
2011‑2017: Hoofd Onderzoek CegeSoma.
2017-nu: Hoofd CegeSoma.
2014-nu: Gastprofessor Universiteit Gent.
2015-nu: Honorary Fellow University Kent. (Co)auteur of editor van Oorlogsburgemeesters 40/44 (2004), De Führerstaat (2006), Gewillig België (2007), Transitional Justice and Memory in Europe (2014), Nations, Identities and the First World War (2018) en Bezet Bedrijf (2023).
Xenofobie
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier