Het laatste Knack-interview met historicus Lode Wils: ‘Ook de Walen zijn verantwoordelijk voor het uiteenvallen van België’
Historicus Lode Wils is op 95-jarige leeftijd overleden. In de jaren 50 stond hij aan de wieg van het onderzoek naar de Vlaamse beweging. In totaal schreef hij liefst 26 boeken, waarvan het laatste vorig jaar nog verscheen. Daarin ging hij dieper in op de vraag hoe sociaal de Vlaamse beweging was. Lees hier het laatste Knack-interview met Lode Wils.
Het was een kleine verrassing toen uitgeverij Ertsberg aankondigde dat er een nieuw boek op komst was van de hand van Lode Wils. Want de meest befaamde historicus van de Vlaamse beweging is inmiddels 94 jaar oud. Zijn jongste boek Vlaamse beweging, sociale beweging? is bovendien een turf van ruim 400 pagina’s. ‘Achter zo’n computerscherm merk je niet hoeveel je aan het schrijven bent’, lacht de professor.
‘Dit is mijn laatste boek’, vult Wils zichzelf aan en als hij begint te vertellen, blinken zijn ogen als weleer en blijft hij boeien en zelfs uitdagen. Alsof hij nog altijd de hoogleraar is die ondanks zijn frêle gestalte de Leuvense aula’s vol studenten moeiteloos stil kreeg met zijn cassante, soms sarcastische en vaak bewust provocatieve colleges.
Zijn hele leven lang heeft Wils zich gemengd in debatten onder historici, en ook daar ging hij de controverse niet uit de weg. Klassieke flaminganten waren niet ingenomen met zijn kritische visie op de Vlaamse beweging, waarmee hij in de loop der jaren een haat-liefdeverhouding ontwikkelde. Het heeft hem een heel lang leven bezig gehouden.
Lode Wils: En zeggen dat ik nooit van plan ben geweest om mijn historisch onderzoek te laten bepalen door de Vlaamse beweging. Het begon eerder toevallig, toen ik 71 jaar geleden aan mijn doctoraat werkte over kanunnik Jan David, hoogleraar aan de KU Leuven, voorzitter van de katholieke Vlaamse studentenbond en voorman van de Vlaamse beweging. Hij stierf in 1886 en later werd het Davidsfonds naar hem genoemd.
Van het ene kwam het andere. Toen tussen 1949 en 1958 de twaalfdelige Algemene Geschiedenis der Nederlanden verscheen, hadden ze iemand nodig om een hoofdstuk over de Vlaamse beweging van 1884 tot 1914 te schrijven en keken ze naar mij. Ik schreef mijn inzichten neer, en vervolgens had ik zin om iets anders te doen. Maar wat? Ik woonde toen in Antwerpen. Daar verscheen nog altijd Het Handelsblad. Dat stelde niet veel meer voor, maar in de negentiende eeuw was het het belangrijkste Nederlandstalige dagblad in Vlaanderen. Door de lectuur van Het Handelsblad leefde voor mijn ogen als het ware de oude Antwerpse Meetingpartij weer op, een motor van de Vlaamse beweging tot 1914. Ondertussen had ik ook interesse gekregen voor het daensisme, en dus ging het wéér over de Vlaamse beweging.
Wij kennen de Walen niet meer en zij kennen ons niet meer. Dat geldt ook voor onze politici.
En naarmate België verdampte in de geesten en Vlaanderen belangrijker werd, vond ik het nodig om mijn onderzoek naar die Vlaamse beweging voort te zetten. Het boek dat nu verschijnt, sluit ik af in 1970, toen het federalisme in de grondwet werd ingeschreven. Dat was het gevolg van een ontwikkeling waarbij zowel de Vlaamse als de Waalse beweging was uitgegroeid tot een brede volksbeweging die mensen uit verschillende sociale klassen kon bereiken. En op die manier ook kon wegen op de politieke besluitvorming.
U maakt duidelijk dat nationalistische partijen alleen kunnen uitgroeien tot brede volkspartijen als ze hun programma breder maken dan de eng-nationalistische thema’s zoals taal.
Wils: Ik heb mij laten inspireren door de Tsjechische historicus Miroslav Hroch. Voordat ik Hroch gelezen had, begreep ik niet waarom bijvoorbeeld de Tsjechische beweging zo vroeg al zo veel sterker werd dan de Vlaamse beweging. De Tsjechen hadden al in 1882 een eigen universiteit waarin gedoceerd werd in de eigen taal. Dat is een halve eeuw vóór de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Dat komt, legt Hroch uit, omdat de Tsjechische beweging niet alleen ijverde voor het gebruik van de volkstaal als cultuur- en bestuurstaal. Ze kwam ook op voor het herstel van de al eeuwen uitgeholde zelfstandigheid en het opruimen van het feodalisme. Een dergelijke nationale beweging kon in alle klassen en sociale groepen rekenen op steun.
In Vlaanderen lag dat helemaal anders. De boeren van de Habsburgse Nederlanden en het prinsbisdom Luik waren al bevrijd van de feodaliteit door de inlijving bij de Franse republiek in 1795. De revolutie die in 1830 de Belgische natiestaat schiep, verving het absolutisme van een vreemde vorst door een grondwettelijk regime dat de bourgeoisie aan de macht bracht. De Oost-Europese nationale bewegingen moesten dus strijden voor wat hier al verwezenlijkt was in 1830.
De echte verbreding van de Vlaamse beweging vindt relatief laat plaats. Een eigen Vlaamse economische agenda kwam er pas met de Vlaamse (deel)regeringen van Gaston Geens (1981-1992). Toen brandde ook het grote debat los over transfers van noord naar zuid en meer sociaal-economische bevoegdheden.
Wils: De flaminganten hebben de economie ontdekt na de wallinganten. De Waalse beweging begon al in 1932 met een economisch wallingantisme, toen ze voelden dat ze België niet helemaal konden verfransen of tweetalig houden. Toen hebben de wallinganten hun beweging getransformeerd richting economie. Vergeet niet dat vanaf de jaren dertig de Waalse economische achteruitgang al begint. Nieuwe bedrijven planten zich in langs het kanaal Charleroi-Brussel-Antwerpen, het Albertkanaal en het kanaal Gent-Terneuzen.
Dat wordt versterkt tijdens de Tweede Wereldoorlog. De collaborerende flaminganten zijn dan de baas. Bij benoemingen en bevorderingen in de overheid worden de Franstaligen en de linksen achteruitgesteld en schuift men Vlamingen en rechtsen naar voren. Zo herontdekt de Franstalige linkerzijde de Waalse beweging. Het wallingantisme was lange tijd vooral een bourgeois fenomeen van een elite die graag de betere plaatsen en benoemingen kreeg in Vlaanderen. Pas vanaf 1950 sluiten de Waalse arbeiders zich daarbij aan, niet alleen om economische redenen, maar ook om politieke en antiklerikale redenen. Denk aan de Koningskwestie in 1950, waarbij de Walen zich in meerderheid tegen Leopold III keren.
Al in de jaren veertig en vijftig ijverde André Renard, de machtige ABVV-vakbondsleider van de Luikse métallo’s, voor economische autonomie voor Wallonië. Zijn krant heet niet toevallig La Wallonie, in plaats van bijvoorbeeld La Gauche.
Wils: Renard trekt in 1950 de Waalse vakbeweging mee in het wallingantisme, tegen koning Leopold III. En tien jaar later, in 1960, organiseert hij zelfs la grève du siècle tegen de eenheidswet. Daarvoor mobiliseerde hij de hele Waalse arbeidersklasse. Op hetzelfde moment duwde de grootste Vlaamse vakbond, het ACV, níét door. Het ACV was in die tijd uitgesproken flamingantisch. De christelijke vakbond kwam op voor het vastleggen van de taalgrens, voor taaltellingen enzovoort. Dat zorgde voor een verbreding van de Vlaamse beweging: niet alleen Vlaamsgezinde intellectuelen sloten er zich bij aan, maar ook veel arbeiders, en zelfs Vlaamse politici en volksvertegenwoordigers uit socialistische en liberale partijen.
Was die Waalse beweging anti-Vlaams of anti-Belgisch?
Wils: Als duidelijk wordt dat de anti-Vlaamse strijd niet meer lukt, wordt de Waalse beweging anti-Belgisch. Ook de Walen zijn verantwoordelijk voor het uiteenvallen van België, want ze duldden geen enkele tweetaligheid. Ze aanvaardden zelfs niet dat de Boerenbond steun gaf aan hun coöperaties in Wallonië. Dat mocht niet. Er mocht ook geen Nederlands in Wallonië komen. Waarop natuurlijk het Vlaamse antwoord kwam: ‘Ja, maar dan kunnen de Franstaligen ook niet vragen dat in Vlaanderen voor hen alles geregeld moet worden in het Frans.’
De Franstaligen zeiden altijd: ‘Wallonië is Franstalig en Vlaanderen tweetalig.’ Ze deden zelfs geen moeite om in Vlaanderen voor goed Nederlandstalig onderwijs te zorgen. Ze hielden Vlaanderen zo Franstalig mogelijk.
Dat lijkt op kwade trouw.
Wils:(knikt) Daar is natuurlijk een reactie op gekomen van de Vlaamse beweging. De prijs die de Franstaligen moesten betalen voor de eentaligheid van Wallonië is dat Vlaanderen ook helemaal eentalig mag worden. Daaruit komen de taalwetten van 1962-1963, die zo fantastisch zijn voor Vlaanderen. De Vlamingen hebben toen een overwinning behaald waarvan ze niet hadden durven te dromen. Waarom? De mensen die echt federalisme voor Wallonië wilden, beseften dat ze eerst aan de Vlamingen moesten toestaan dat ze werkelijk een volledig Nederlandstalig Vlaanderen hadden.
Boon zei me ooit: “Als ik uw boek tijdig had gelezen, zou ik mijn Pieter Daens heel anders hebben geschreven.”
Het kleine prijsje dat Vlaanderen daarvoor betaalde, zijn een paar Vlaamse dorpen aan de taalgrens die Waals geworden zijn.
Wils: (boos) Ik heb gisteren nog een mail verstuurd naar een collega-historicus die ook sprak over die zogenaamde prijs die Vlaanderen toen zou hebben betaald. (nadrukkelijk) Vlaanderen heeft níéts toegegeven. Integendeel, de Vlaamse partijen aan tafel – en dus vooral de CVP – vroegen het vastleggen van de taalgrens en daarom de afschaffing van de periodieke taaltellingen. In de zes faciliteitengemeenten zijn er Franstalige klassen afgeschaft omdat de eisen verstrengd werden, andere bleven er bestaan. In heel het overige Vlaamse land moesten ze verdwijnen. De Vlamingen hebben dus niets toegegeven! Maar de propagandaleugen van de Vlaamse beweging heeft zijn werk gedaan. Natuurlijk gingen de nationalisten niet zeggen dat Vlaanderen zo’n grote overwinning heeft behaald dankzij de CVP. En de CVP kon die overwinning maar binnenhalen omdat ook drie belangrijke socialistische volksvertegenwoordigers de Vlaamse agenda ondersteunden: de Mechelaar Antoon Spinoy, Brusselaar Hendrik Fayat en de Antwerpenaar Lode Craeybeckx hebben gezorgd voor de kanteling.
Wat ook opvalt tijdens de lectuur van uw boek: politiek werd ooit met bijzonder veel passie bedreven.
Wils: Zeg maar: met grote gemeenheid. In de negentiende eeuw wordt de politieke strijd echt gemeen gevoerd. Dat werd natuurlijk in de hand gewerkt door het meerderheidsstelsel dat toen gold, het was alles of niets. Als één partij enkele stemmen kon afpakken van de andere, konden ze alle zetels in de gemeenteraad bezetten. In het andere geval kwamen ze er zelfs niet in. En dat op elk bestuursniveau. Dus bestreden ze elkaar op de gemeenste manier.
In de geschiedschrijving wordt bijna geen aandacht besteed aan het meerderheidsstelsel of de evenredige zetelverdeling. De meeste historici kijken helaas alleen naar hoe het zit met het stemrecht. Maar een evenredige zetelverdeling of een meerderheidsstelsel kan net zo’n beslissende invloed hebben op de samenstelling van parlement of gemeenteraad als het stemrecht.
De titel van uw boek luidt: Vlaamse beweging, sociale beweging? Was de Vlaamse beweging een sociale beweging?
Wils: In enige mate wel. Er is een duidelijke samenhang, want men heeft niet alleen Vlaamse belangen verdedigd, maar ook allerlei andere maatschappelijke en sociale belangen.
Maar is de Vlaamse beweging conservatiever dan de nationalistische bewegingen in veel andere landen?
Wils: De klassieke Vlaamse beweging voelde zich vooral verbonden met het landelijke Vlaanderen. Maar waarom zou dat niet ‘sociaal’ zijn? In de negentiende eeuw waren de landbouwers nog een grote bevolkingsgroep, en zeker niet de rijkste. Waarom zou de Vlaamse beweging niet opkomen voor het belang van het platteland? Daar zorgden de socialisten niet voor, zij keken naar de arbeiders.
Als wij vandaag ‘sociaal’ zeggen, dan denken we aan arbeiders, maar in de negentiende eeuw waren al die kleine Vlaamse boertjes véél armer dan de arbeiders. Meer dan de industriële arbeiderswijken, werd in de negentiende eeuw vooral het Vlaamse platteland getroffen door de bitterste armoede. Daar vonden de ergste hongersnoden plaats. (trots) Louis-Paul Boon heeft mij ooit gezegd: ‘Als ik uw boek over het daensisme tijdig had gelezen, zou ik mijn Pieter Daens heel anders hebben geschreven.’
U hebt de splitsing van de Leuvense universiteit meegemaakt. Bij de strijd om ‘Leuven Vlaams’, werd ook ‘Walen buiten!’ geroepen.
Wils: Voor mij hoefden de Walen niet weg. Zoals ik nu het Engels ook niet buiten de universiteit zou willen.
Wilt u meer Engels op de universiteit?
Wils: Het zal niet tegen te houden zijn. De internationalisering gaat voort, de contacten met andere landen zijn enorm toegenomen vergeleken met mijn tijd. Als student heb ik één keer een niet-Leuvense professor gezien: de beroemde Gentse historicus François Louis Ganshof gaf in het kader van de Franqui-leerstoel twee uur les. Dat is nu toch anders. Dankzij de huidige welvaartsmaatschappij en door de gigantische toename van communicatiemogelijkheden die ik in de loop van mijn leven heb zien gebeuren. (pauzeert even) Universiteiten willen vandaag internationaal aanzien hebben. Ze willen meespelen in dat wereldspel, dat onvermijdelijk is. Om dat te kunnen moet een universiteit ook Engelstalige vakken aanbieden. Maar hoeveel? Waar houdt dat op?
In sommige vakgebieden ligt dat eenvoudiger dan in andere. Zou u vandaag in een internationaal en dus Engelstalig toptijdschrift nog een artikel kunnen publiceren over uw doctoraat over kanunnik David?
Wils: Dat is een terechte vraag. Het ergert mij daarom soms ook dat in Belgische of Vlaamse tijdschriften voor geschiedenis ook al zo veel Engelse artikels verschijnen. Geschiedenis moet zich toch niet alleen richten op academische historici, maar op een veel ruimere kring mensen?
Hebt u dan met enig genoegen gekeken naar de recente pogingen tot popularisering van onze geschiedenis, zoals Het Verhaal van Vlaanderen op televisie en de Canon van Vlaanderen die nu in de boekhandels ligt?
Wils: Van de tv-uitzending heb ik maar enkele afleveringen gezien. Als ik kijk, wind ik mij altijd op. Wat getoond wordt is voor 80 of 90 procent correct. Maar wat met die andere 10 procent? Dat wringt. Ja, dat is de onvermijdelijke beroepsmisvorming.
Wanneer hebt u zich nog eens opgewonden?
Wils:(denkt na) Op basis van het dagboek van zijn grootvader schreef Stefan Hertmans een historische roman over de Eerste Wereldoorlog, Oorlog en Terpentijn. Ik lees hoe zijn grootvader intreedt in het Belgische leger en een Waalse officier snauwt hem dan toe: ‘Et pour les Flamands la même chose!’ Dan klap ik zo’n boek dicht. Dat is absurd: ‘Et pour les Flamands la même chose’ is flamingantische propaganda. Natuurlijk heeft een Franstalige officier die woorden niet gezegd. Maar zo gaat dat in veel historische romans en films. Daar heb ik problemen mee.
Voor mij hoefden de Walen niet weg. Net zoals Engels nu ook niet hoeft te verdwijnen uit de universiteit.
Is de Canon van Vlaanderen een goede vulgarisering?
Wils: Ik heb de Canon van Vlaanderen met plezier gelezen. Het is een heel mooi werk. Hier en daar heb ik gedacht: oei, dit zou beter anders gedraaid zijn. Maar dat is onvermijdelijk.
Veel historici hebben zich heftig verzet tegen die Canon. Het was haast een Boerenkrijg, met de zeis omhoog: dankzij de Canon zal de jeugd weer de Vlaamse vlag op zolder zoeken en daarmee rondlopen.
Wils: Tegen de Canon is inderdaad een hele campagne gevoerd. Ik zou het bijna een hetze durven te noemen. Veel historici waren tegen, maar ik was voor! (lacht luid) Ze waren bang voor een Canon omdat het voorstel zo’n duidelijke N-VA-stempel droeg. Het ergert mij ook dat de N-VA en nationalisten in het algemeen te pas en te onpas allerlei zaken willen vervlaamsen. Maar die Canon is een ‘te pas’ vervlaamsing. Hij kwam op het juiste moment.
(Lees verder onder de preview)
Waarom komt de Canon op het juiste moment?
Wils: De Amerikaanse socioloog Karl Wolfgang Deutsch zegt: ‘Een natie is een grote groep mensen die in staat is om over een groot aantal onderwerpen beter te communiceren met elkaar dan met anderen.’ Dat is heel juist. Wij voelen ons met Vlamingen onder elkaar meer verbonden dan met de Walen en de Franstalige Brusselaars. En zeker nu. Sinds het begin van de federalisering in 1970 hebben we alle gemeenschappelijke lichamen en raden en commissies en verenigingen systematisch afgebroken. Wij kennen de Walen niet meer en zij kennen ons niet meer. Dat geldt ook voor onze politici. Ze kennen elkaar niet meer en dus vertrouwen ze elkaar niet meer. Daardoor kunnen ze niet meer samenwerken en kan dit land niet meer bestuurd worden.
Dat een land ook het best een natie is: is dat het grote gelijk van de nationalisten?
Wils: Uit die sociologische verklaring van wat een natie is, blijkt dat het inderdaad van belang is dat mensen van eenzelfde land ook gemeenschappelijke kennis en een historisch gevoel delen. Dat is natievormend. In Nederland wordt dat heel doelbewust nagestreefd en bevorderd. Het is dan ook geen toeval dat Nederland een sterke natie is, want Nederlanders werken daaraan. En ook Vlaanderen werkt daar nu aan, onder meer met de Canon. Ik vind het een heel goed initiatief én ik ben blij met het resultaat.
Lode Wils
1929: Geboren in Antwerpen.
1954: Doctor in de geschiedenis.
1968: Gewoon hoogleraar aan de pas gesplitste KU Leuven.
1974: Publiceert Flamenpolitiek en aktivisme, een ophefmakend boek waarin Wils poneert dat het Vlaamse activisme tot leven is gewekt door de Duitse bezetter.
1994: Gaat met emeritaat.
2017: Publiceert een politieke biografie van Frans van Cauwelaert, die ook een geschiedenis is van de Vlaamse beweging in de eerste helft van de twintigste eeuw.
2023: Publiceert Vlaamse beweging, sociale beweging?