Dirk Holemans

‘Het is tijd om anders om te gaan met ons voedsel’

Dirk Holemans Coördinator Oikos en co-auteur ‘Omgroei’ en 'Voor wie willen we zorgen?' (EPO)

Dirk Holemans ziet in onze supermarkten een overaanbod aan onduurzame kant-en-klare koelkastproducten op maat voor de immer drukke Belg. ‘Er is een hoge nood aan een stedelijk voedselsysteem dat straten vol energieverslindende frigo’s vervangt door handige en verse korte-keten-initiatieven.’

Laat het me maar grif toegeven: ik kook weinig, eigenlijk veel te weinig. Gelukkig biedt de samenleving een resem excuses aan: een drukke job, pendelen met de trein die altijd vertraging heeft, en ook nog al die avondactiviteiten die ik voor geen geld van de wereld wil missen. En dan vergeet ik nog die lekkere eettenten in de stad.

Ik ga ervan uit dat ik niet de enige ben in deze situatie. Hoewel: stel dat de keukenactiviteiten van de bevolking in direct verband staan met het succes van kookboeken. Dan is de conclusie toch wel dat de hardwerkende Vlaming na zijn werk nog heel wat overuren klopt in de keuken. Dit verklaart meteen het succes van de bedrijven die ons graag grote keukens aansmeren. Met al die recepten van Pascal en Jeroen kan het niet anders dat de kookpotten aan hoog tempo verslijten.

Het is tijd om anders om te gaan met ons voedsel.

Maar dit is dus een veronderstelling. Misschien is het beeld wel genuanceerder, en bereidt niet elke Vlaming zelf zijn eigen potje ’s avonds. Om dat te onderzoeken, zijn we op veldonderzoek gegaan. Niet dat ik een veld heb gezien, wel koelkasten en nog eens koelkasten. Want om te zien wat soort voedsel bereid en verorberd wordt, is het veld anno 2018 de stedelijke supermarkt.

Frigostraten

Eerste vaststelling: er bestaan nu frigostraten in de supermarkt, frigo’s zo ver je kan kijken vol zaken die kookboeken overbodig maken. Want hoe zou je nog zelf durven koken, als Sergio Herman je op een doos, met daarin een kant-en-klare Tajine van kip, citroen, olijven en bulgur, op overtuigende wijze aankijkt? Als dat nog lukt, hoe dan nee zeggen tegen Peter Goossens die tegen een niet te versmaden prijs – zeker in vergelijking met het menu in zijn restaurant – je zijn Vol au vent ‘Fine Champagne’ op klassieke wijze aanprijst?

Zevenenveertig verschillende van die dozen telde ik. Laten we de weekends buiten beschouwing – dan gaan we toch bij vrienden eten, op restaurant of steken we de barbecue aan – dan is dat toch al goed voor heel wat werkdagen waarbij we de keuken, behalve de microgolfoven, niet hoeven te verslijten. Wat verse sla serveren bij deze opwarmgerechten is geen probleem, uw observator telde 21 verschillende plastic zakjes met diverse soorten sla in de aanbieding. Ook niet te versmaden in de frigostraat – en meteen een hele lade keukengerei bespaard: geschilde wortelen en voorgekookte aardappelen in stukjes of schijfjes. De cold cuisine heeft het allemaal in de aanbieding.

Ik had jammer genoeg geen meter bij mij. Ik telde een frigostraat van 60 vloertegels, die elk toch minstens 40 centimeter zijn. Dus 24 meter excuses om zelf niet te moeten koken. Je wordt niet elke dag op deze wijze in de watten gelegd.

Over wat er met al die potjes yoghurt gebeurt na consumptie ga ik het hier niet hebben. Maar misschien heeft het wel met de plastic afvalberg en dode oceanen te maken.

Potjes in alle kleuren van de regenboog

Na deze koude avenue begeef ik mij via het volgende gangpad terug richting kassa. Zo kom ik in de volgende frisse straat terecht – nu maar 30 tegels lang – volledig gevuld met plastic potjes met alle soorten yoghurt die je maar kan bedenken. Een ding is zeker: als mensen gelukkig worden van zoveel keuzevrijheid, dan is ons land de hemel op aarde. Over wat er met al die potjes gebeurt na het leegmaken met een lepeltje ga ik het hier niet hebben. Maar misschien heeft het wel met de plastic afvalberg en dode oceanen te maken.

Omdat een onderzoeker ook graag eens een levendig gesprek aanknoopt, eindigde ik op de fruit- en groenteafdeling. Ik dacht: ik zet even mijn sympathieke en politiek correcte pet op en vraag naar enkele appels uit eigen streek. De winkelbediende hoort het donderen in Keulen: doe toch gewoon, lijkt men wel te zeggen. Er zijn heerlijke appels te krijgen uit Chili en ook biologische appels for kids uit Argentinië. Dat valt toch ergens dik tegen, die moderne vooruitgang. Gesnuister in historische teksten leert dat je in Gent in de middeleeuwen 25 verschillende appelsoorten kon kopen. Dat was pas een groot aanbod eten uit eigen streek. Om dan nog over de peren te zwijgen, daar kon je 26 soorten van krijgen op de stedelijke fruitmarkt.

Wat de ketens met frigostraten niet afficheren, is dat het voedsel dat ze aanbieden onderdeel is van een landbouwsysteem dat aan het einde van haar latijn is. Meer en meer boeren houden het hoofd niet meer boven water in de huidige industriële landbouw en doen de boeken dicht. Zowel producent als consument trekken aan het kortste eind als er weer gif in de voedselketen zit. Bovendien gaat zeker een vierde van het voedsel in dit landbouwsysteem verloren, het put de bodem uit en draagt in belangrijke mate bij tot de klimaatopwarming.

Alternatieven

Gelukkig schieten de alternatieven als paddenstoelen uit de grond. De korte-keten duurzame landbouw is niet alleen het theoretisch alternatief, maar meer en meer een groeiende realiteit. Zo vertelde me een jonge chef in een pop-uprestaurant – juist, die dag heb ik zeker niet gekookt – dat hij ’s morgens naar het nabijgelegen natuurreservaat gaat op zoek naar eetbare planten. Of neem de plukboerderijen (community supported agriculture) waar consumenten zelf komen oogsten – het kan soms ook als wekelijks pakket geleverd worden voor de drukke stedeling – en door een abonnementensysteem de boer inkomenszekerheid verschaffen.

Nieuwe vormen van omgang met voedsel zie je niet alleen in Vlaanderen opkomen, maar ook elders in Europa.

Is de eerste van dergelijke boerderijen in Vlaanderen in 1997 opgericht in Leuven, en twee jaar later de volgende in het Gentse, zitten we nu bijna aan vijftig van dergelijke initiatieven. Ook een prima systeem om minder kou te lijden in de frisse frigostraat: lid worden van een voedselteam. Hierbij koop je met een groep mensen uit dezelfde buurt samen voedsel aan, rechtstreeks bij lokale en regionale boeren. Je haalt het duurzame en biologische voedsel wekelijks af in een gemeenschappelijk depot zodat je keuken terug verbonden geraakt met de seizoenen.

En deze nieuwe vormen van omgang met voedsel zie je niet alleen in Vlaanderen opkomen, maar ook elders in Europa. Het past bijvoorbeeld perfect bij de inhoudelijke lijn die de Nederlandse stad Leeuwarden heeft gekozen als nieuwe Culturele Hoofdstad van Europa. Over de centrale tentoonstelling Places of Hope vertelt de curator het volgende: ‘We hebben alles uitbesteed: energieproductie, voedselproductie, we laten het doen door grote bedrijven, maar we kunnen het ook zelf doen.’

Die ‘zelf’ betekent uiteraard niet dat elk individu, ieder op zich, terug voedsel moet kweken. Een stedelijk voedselsysteem dat straten vol energieverslindende frigo’s vervangt door handige en verse korte-keten-initiatieven, dat zeker wel. En wie weet, staan we verleid door die duurzame seizoensproducten uit eigen streek, terug meer in de keuken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content