‘Het is gevaarlijk als voedselhulp een structureel onderdeel wordt van onze welvaartstaat’

Sarah Marchal: ‘Er zal nooit een silver bullet komen waarmee we alle armoede in één-twee-drie de wereld uit helpen.’ © Diego Franssens
Peter Casteels
Peter Casteels Redacteur en columnist bij Knack

Wie altijd maar streng wil zijn voor mensen in armoede, voert een beleid dat niet meer rechtvaardig is. Armoedeonderzoekster Sarah Marchal ziet de drempels alleen maar hoger worden. ‘Er is in België weinig steun voor mensen met een laag loon.’

‘We hebben een erg negatief mensbeeld als het over mensen in armoede gaat’, zegt Sarah Marchal. ‘Het wantrouwen overheerst. De regels zijn daardoor wel heel streng geworden. De overheid doet er alles aan opdat er niet geprofiteerd zou worden, maar daardoor maakt ze het leven alleen maar moeilijker voor veel mensen die echt hulp nodig hebben en daar ook recht op hebben.’

Sarah Marchal doet onderzoek aan het Antwerpse Centrum voor Sociaal Beleid (CSB) naar armoede en het beleid dat daarrond in België en Europa wordt gevoerd. Samen met Ive Marx, de directeur van het CSB, schreef ze onlangs Zero Poverty Society. Dat werd een boek waarin de auteurs – helaas in het academisch Engels – een hele reeks aanbevelingen doen aan alle politici die armoede willen terugdringen. België doet het ook al bij al niet slecht, en sinds de coronacrisis is de armoede zelfs afgenomen. Maar nog altijd leeft meer dan één op de tien Belgen onder de armoedegrens. Ondertussen zijn de onderhandelaars van een nieuwe Arizona-regering op zoek naar manieren om sociale steun vooral strenger en meer voorwaardelijk te maken. En daar maakt Marchal zich misschien nog wel het meeste zorgen over.

Sarah Marchal: Ik zal beginnen met een bekend voorbeeld uit het Verenigd Koninkrijk, de Universal Credit. Dat is een hervorming van de Conservatieve regering die van verschillende uitkeringen één systeem maakte, dat heel precies bepaalt waar mensen recht op hebben. Het bedrag dat ze krijgen kan van maand tot maand wisselen, en de drempel ligt erg hoog. Iemand wiens loon een keer te laat wordt uitbetaald, en daardoor zijn gegevens niet op tijd in orde brengt, kan al meteen als fraudeur worden bestempeld. Vervolgens daalt de steun ook direct. Zo’n systeem maakt natuurlijk soms ook zelf fouten, waardoor die mensen meteen in de problemen komen. Ze hebben vaak niet de marge van wat spaargeld. Dat zorgt voor heel veel stress voor mensen die al in precaire omstandigheden leven.

‘Zo’n 46 procent van de mensen die in België recht hebben op een leefloon ontvangen die uitkering niet.’

Ziet u zoiets ook in België?

Marchal: Collega’s hebben de toegankelijkheid van de steun in België onderzocht: zo’n 46 procent van de mensen die recht hebben op een leefloon ontvangen die uitkering niet. Dat gaat dus over ongeveer de helft van de groep die in aanmerking komt. Dat is best veel, maar ook niet verrassend in vergelijking met andere landen en als je weet op welke manier het systeem werkt. Het grootste deel van die mensen is ontmoedigd geraakt door de drempels om zo’n uitkering aan te vragen. Ik vind dat we daar heel dringend eens over moeten nadenken.

Politici denken net in de andere richting: het moet nog strenger worden.

Marchal: Ja, terwijl dat de overheid natuurlijk ook veel geld kost. De bijstand is ooit ontworpen voor mensen die echt nergens anders meer konden aankloppen. Er zitten ondertussen meer dan 160.000 mensen in dat systeem. Als straks misschien de werkloosheid in de tijd wordt beperkt, komen daar nog eens 40.000 tot 70.000 mensen bij. Zo’n aanvraag is heel erg arbeidsintensief, zowel voor de aanvrager als voor de maatschappelijk werkers van onze steden en gemeenten. Er moet heel veel informatie bij elkaar worden gezocht om te bewijzen dat iemand er recht op heeft. Dat is ook een van de redenen waarom de toegankelijkheid zo laag ligt.

Maar in politieke debatten overheerst inderdaad het wantrouwen. Het is een afweging natuurlijk, ik begrijp de bekommernissen ook wel. Ik vind het ook belangrijk dat mensen geactiveerd worden, of dat ze de taal leren, maar het moet allemaal wel wat in proportie blijven. In Nederland was er een onderzoek waarbij bijstandsgerechtigden veel minder streng gecontroleerd werden. Dat had geen enkel effect, het was helemaal niet zo dat die mensen stopten met zoeken naar werk.

© Diego Franssens

Ik hoorde onlangs het verhaal van iemand die na lang zoeken op de huurmarkt een armzalige kamer kon huren. Die was niet duur, dus zijn steun werd door het OCMW meteen verminderd. Dat is micromanagement.

Marchal: Een bekend voorbeeld is een koppel dat gaat samenwonen. Hun uitkering wordt meteen verlaagd, hoewel ze waarschijnlijk al weinig marge hadden en misschien straks alweer uit elkaar gaan. Ik begrijp de redenen achter zo’n beslissing, maar het maakt het leven voor die mensen niet eenvoudiger.

Vandaag zijn het lokale overheden die over de bijstand beslissen. Wij hebben de verschillen tussen OCMW’s onderzocht, en zelfs kleine beslissingen, zoals hoe vaak ze open zijn, kunnen een grote impact hebben op de toegankelijkheid van het sociaal beleid. Naarmate de bijstand als vangnet steeds belangrijker wordt, is het maar de vraag of dat nog wel rechtvaardig is.

‘In de meeste gevallen bedraagt het verschil tussen werken en niet werken vandaag trouwens al meer dan 400 euro.’

Zo ongeveer alle politici zijn het er ook over eens dat het verschil tussen werken en niet werken minstens 500 euro per maand moet zijn. Zo geef je mensen genoeg financiële prikkels om werk te zoeken.

Marchal: We hebben daar bij het CSB onderzoek naar gedaan, en in de meeste gevallen is er vandaag trouwens al een verschil van meer dan 400 euro. Er zijn wel uitzonderingen, maar het is niet zo dat het Belgische systeem onvoldoende financiële prikkels geeft in vergelijking met andere landen. Dat is voor de meeste mensen ook niet het probleem, het zijn de drempels die ze over moeten om op de arbeidsmarkt te raken die groter zijn.

Jullie schrijven in jullie boek dat de uitkeringen misschien wel eerder te laag zijn dan te hoog om mensen naar werk te leiden: wie door geldgebrek echt in armoede leeft, heeft vaak niet de mentale ruimte om werk te zoeken. Zulke mensen moeten heel veel balletjes in de lucht houden.

Marchal: We weten in het algemeen eigenlijk vrij weinig over welke prikkels werken, en het hangt ook heel erg af van het gezinstype en individuele omstandigheden. Alleenstaanden gaan sneller op zoek naar werk dan vrouwen in een relatie omdat zij makkelijker op het inkomen van hun partner kunnen terugvallen. Zeker als zij kinderen hebben, zullen ze eerder geneigd zijn daarvoor te zorgen. Maar moet het systeem daarom strenger worden voor hen? Uiteindelijk zijn dat politieke beslissingen.

‘In een ideale wereld krijgt ook iedereen met een laag inkomen die moet huren op de privémarkt van de Vlaamse regering een sociale toelage.’

Hebt u nog meer aanbevelingen voor de regeringsonderhandelaars?

Marchal: Ik denk in de eerste plaats aan Vlaamse bevoegdheden. Collega’s hebben al aangetoond dat het groeipakket of de kinderbijslag in Vlaanderen in vergelijking met andere landen niet heel erg herverdelend is. Het is een zeer royaal, universeel bedrag dat wordt aangevuld met redelijk beperkte sociale toeslagen. Zo’n stelsel kan nochtans heel eenvoudig en effectief zijn om de armoede voor ouders en hun kinderen te verminderen. In een ideale wereld krijgt ook iedereen met een laag inkomen die moet huren op de privémarkt van de Vlaamse regering een sociale toelage.

Nederland doet het daarin veel beter, nee?

Marchal: Ja. Het is natuurlijk een iets andere context: in België wordt er veel meer ingezet op het verwerven van een eigen woning. Dat is een goede bescherming voor mensen die daarin slagen. Maar voor wie dat niet lukt, is er weinig steun. Er is wel een soort van huurpremie, maar die is heel ontoegankelijk. Over het aanbod van sociale woningen zullen we maar niet te veel zeggen, maar daar is natuurlijk ook nog heel veel winst te maken.

Toeslagen voor mensen met een laag inkomen, zoals in Nederland, zijn bovendien ook een manier om mensen die werken en weinig verdienen te helpen. Er is behoefte aan, en het maakt de kloof tussen werken en niet-werken niet kleiner. In ons land is er alles bij elkaar weinig steun voor mensen met een laag loon.

De impact op het budget van moeten huren is trouwens echt gigantisch groot. De Thomas More Hogeschool maakt referentiebudgetten waarvoor ze nagaan wat mensen nodig hebben om te kunnen deelnemen aan onze samenleving. Dat is een andere berekening dan de traditionele manier waarop we de armoedegrens vastleggen: die ligt op 60 procent van het mediaaninkomen. Dat is heel erg interessant onderzoek, en dan zien we dat verschil heel goed. Mensen die privé moeten huren hebben elke maand zo’n 1550 euro nodig om een beetje rond te komen. Wie het geluk heeft om een sociale woning te huren, kan dat al met 1200 euro.

© Diego Franssens

Komen die becijferingen wat overeen met die traditionele definitie?

Marchal: Ja, eigenlijk wel. De armoedegrens ligt in België voor een alleenstaande rond 1450 euro. Dat zit niet ver af van die 1550.

Daar wordt nochtans af en toe een discussiepunt van gemaakt: de armoedegrens ligt overdreven hoog volgens sommigen.

Marchal: Dat is onderzocht door mijn collega’s. Voor West-Europese landen sluit die definitie van 60 procent van het mediaaninkomen mooi aan op wat mensen echt nodig hebben voor een decent leven. In landen als Hongarije, maar ook Spanje en Griekenland, was er een discrepantie in de omgekeerde zin: de referentiebudgetten voor wat mensen nodig hebben liggen daar hoger dan de armoedegrens die onderzoekers meestal gebruiken.
Mag ik nog één bijzonder zinnetje uit het Vlaamse regeerakkoord halen? Er staat in dat de regering supermarkten wil motiveren om overschotten aan voedselbanken te geven. Ik heb heel veel respect voor alle vrijwilligers die daaraan mee werken, maar ik heb er wel vragen bij dat zoiets een vaste aanvulling zou worden op te lage uitkeringen. Ik begrijp de rol van voedselbanken in noodsituaties, maar het is echt geen logische, efficiënte manier om mensen structureel te beschermen.

‘Er is een aanzienlijk verschil tussen wat er in een voedselpakket zit en wat de aanbevelingen zijn voor een gezonde voeding.’

Het past misschien ook in de filosofie van wantrouwen: we geven mensen in armoede liever eten dan geld.

Marchal: Paternalisme kan inderdaad een reden zijn, leert het onderzoek dat wij daarnaar hebben gedaan. Dat kan ook een vorm van paternalisme zijn omdat we zeker willen dat mensen gezond eten, maar dat eten van voedselbanken is niet noodzakelijk gezond. Er is een aanzienlijk verschil tussen wat er in een voedselpakket zit en wat de aanbevelingen zijn voor een gezonde voeding.

Zitten die pakketten dan vol met koekjes en snoep?

Marchal: Bijvoorbeeld, ja. Vaak seizoenschocolade, zoals dat dan heet. Paaseieren kunnen maar een bepaalde tijd verkocht worden in de supermarkt, terwijl ze niet snel vervallen. Daardoor zit er minder gezond voedsel in die pakketten dan eigenlijk zou moeten. Ik heb daar trouwens geen hele grote problemen mee, maar het is wel echt gevaarlijk als voedselhulp een structureel onderdeel wordt van onze welvaartstaat.

‘Het geld om het basisinkomen te financieren neem je weg bij ouderen, mensen die ziek zijn of geen werk hebben, en geef je aan mensen die gezond zijn en wel werken.’

In Zero Poverty Society schrijven jullie een waarschuwing voor alle believers in het basisinkomen: dat zal de armoede niet verminderen.

Marchal: We spreken ons niet uit over alle filosofische argumenten die voorstanders gebruiken, maar als armoedebeleid is het echt heel inefficiënt. Zeker in een welvaartsstaat als de onze die behoorlijk werkt, zou een basisinkomen negatieve effecten hebben. Het geld om het te financieren neem je weg bij ouderen, mensen die ziek zijn of geen werk hebben, en geef je aan mensen die gezond zijn en wel werken. Het zou natuurlijk veel eenvoudiger zijn dan het complexe systeem dat we nu hebben, maar dat is toch geen argument om het kind met het badwater weg te gooien.

‘Er zal ook nooit een silver bullet komen waarmee we alle armoede in één-twee-drie de wereld uit helpen.’

In dezelfde gang waar u een bureau hebt, houdt ook Bea Cantillon nog altijd kantoor. Ze heeft haar hele ­carrière onderzoek gedaan naar armoedebeleid, en stelde alleen maar vast dat de armoedecijfers nooit echt daalden. Bent u daar niet bang voor?

Marchal: Ik kijk met veel bewondering naar Bea. Ik doe dit onderzoek omdat ik tijdens haar lessen gefascineerd raakte door de welvaartstaat. Het klopt dat een onderzoeker altijd wel een zekere ambitie of droom heeft om de wereld beter te maken, en het is ook niet dat er nooit iets verandert. De laatste trends in onze armoedecijfers tonen dat de regering-De Croo het rond inkomensbescherming echt goed heeft gedaan.

Het werk van Bea heeft ons ook heel veel geleerd, maar er blijven evengoed nieuwe uitdagingen voor onderzoekers. Het meest actuele vraagstuk is de energietransitie: kunnen we onze sociale voorzieningen daaraan aanpassen? Er zal ook nooit een silver bullet komen waarmee we alle armoede één-twee-drie de wereld uit helpen. Maar met een aantal kleine aanpassingen hier en daar kunnen we groepen van mensen echt vooruithelpen. Het is aan onderzoekers om daarop te wijzen.

Armoede-experte Bea Cantillon: ‘Beperkt basisinkomen kan helpen in klimaattransitie’

Sarah Marchal

1988: Geboren in Wilrijk.

Studeerde sociale wetenschappen aan de UAntwerpen en werkte in 2017 een doctoraat af.

Doceert en doet onderzoek voor het Centrum voor Sociaal Beleid.

2024: Publiceert samen met Ive Marx Zero Poverty Society.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content