Karel Michiels
‘Hadden we maar naar de groene jongens geluisterd’
Journalist en auteur Karel Michiels over onder andere de ‘barsten in de plastic bubbel’: ‘We moeten minder belang hechten aan bezit en economie als de belangrijkste graadmeters van onze welvaart. Dat is wellicht wat conservatief rechts nog het meeste dwarszit. Er is geen alternatief, heet het daar. Toch wel, en het heeft een groene kleur.’
Ja, hadden we maar naar de groene jongens geluisterd. Zij voerden in de jaren zeventig al actie tegen het toenemende gebruik van plastic verpakkingen, lang voor er nog maar sprake was van een Plastic Soup, van aangespoelde walvissen met een maag vol plastic afval, of zelfs van een groene partij.
Hadden we maar naar de groene jongens geluisterd.
Ooit werd gedacht dat het gebruik van plastic de natuur zou beschermen tegen de menselijke vernietigingsdrang. De synthetische polymeren die John Wesley Hyatt in 1869 uitvond, in feite met kamfer behandelde katoencellulose, waren oorspronkelijk bestemd als alternatief voor ivoor. Door de populariteit van de biljartsport moesten daarvoor almaar meer olifanten afgeslacht worden. In advertenties werd plastic niet alleen geprezen als de grote redder van wilde olifanten maar ook van schildpadden en het milieu in het algemeen. Eindelijk konden we een materiaal vervaardigen zonder een beroep te doen op natuurlijke grondstoffen, ‘plooibaar en elastisch’, zoals plastic oorspronkelijk gedefinieerd werd. Polymeren komen ook voor in de natuur (cellulose) maar voor de meeste plasticsoorten worden polymeren gebruikt van koolstofatomen uit olie en andere fossiele brandstoffen. En dat wordt wel eens over het hoofd gezien in de plasticdiscussie, de afhankelijkheid van die andere klimaatboeman.
De Amerikaanse chemicus van Belgische afkomst Leo Baekeland vond in 1907 bakeliet uit, het eerste volledig synthetische plastic. Ook dit keer leidde een specifieke behoefte (een vervanger voor schellak als elektrische geleider) naar een wetenschappelijke doorbraak die de mensheid én de natuur zonder twijfel ten goede zou komen, zo meende toen iedereen te weten. De natuur zou nog meer gespaard worden. De productie van steeds weer nieuwe polymeren en toepassingen bracht een hele industrie op gang die de beurzen en het zakenleven halfweg de twintigste eeuw even sterk domineerde als de internetbedrijven vandaag.
De eerste barsten in de plastic bubbel kwamen er in de jaren zestig, met het toenemende milieubewustzijn. In 1962 verscheen ‘Silent Spring’, het geruchtmakende boek van Rachel Carson over de gevaren van chemische bestrijdingsmiddelen. In 1968 kwam voor het eerst de Club van Rome bij elkaar, die met de publicatie ‘Grenzen aan de groei’ (1972) een hele groene generatie zou inspireren om politiek actief te worden.
Het milieuvraagstuk vond niet alleen weerklank bij hippies en wetenschappers. Ook veel christelijke gelovigen voelden zich geroepen om Gods schepping in bescherming te nemen. Mijn eigen devote grootmoeder vroeg zich toen al af waar het naartoe moest met al die vervuiling en verkeersoverlast, en daar leefde ze ook naar, sober, milieubewust en een vaste klant van de kleine natuurwinkel die ze in de stad had ontdekt.
Ooit werd gedacht dat het gebruik van plastic de natuur zou beschermen tegen de menselijke vernietigingsdrang.
Zelfs bij de paters jezuïeten broeide er iets, of toch bij de progressiefste onder de broeders. Sommigen sympathiseerden heimelijk met de sociale verzuchtingen van de Mei ’68-generatie. Als leraar durfden ze al eens een ‘goddeloos’ boek te berde brengen en spoorden ze hun leerlingen aan om kritisch na te denken. Politiek was het milieu (voorlopig) geen thema, dus je kon je daar als geestelijke probleemloos mee profileren.
Eén jezuïet heeft het groene bewustzijn volledig omarmd en er zijn levenswerk van gemaakt. In 1973 richtte Luc Versteylen, leraar aan het Xaverius Instituut in Antwerpen, met zijn leerlingen de Groene Fietsers op, de voorloper van Agalev, later Groen. Hij wilde op ‘systeemontredderende’ wijze de verloedering van het milieu aanklagen, en de praktijken van grote warenhuizen en bedrijven. ‘Als je gaat fietsen in een systeem dat niet op fietsen berekend is, ontredder je het systeem,’ zei hij. ‘De fiets werd in de militaire wetgeving nog gedefinieerd als een wapen, en zo hanteerden wij het dus ook, Betogen met gekleurde hesjes werkt alleen maar systeembestendigend. Dat was niet meer dan een aardige oefening voor de rijkswacht.’
De allereerste actie van de Groene Fietsers was de Milk-up in het grootwarenhuis Sarma in Wijnegem. Een vijftigtal fietsers, waaronder de klas van Versteylen, voerden actie tegen de beslissing van het warenhuis om voortaan alleen nog melk in plastic flessen te verkopen. Niet alleen vielen zo een hoop flessenspoelers zonder werk, betoogden ze, maar er zou ook een enorme afvalberg gecreëerd worden. Er moest dringend een einde komen aan het ‘vermaffingsproces’ van de supermarkten. ‘Makke koeien en tamme kippen’ (de onwetende consumenten) moesten tot inzicht komen. Alle fietsers kochten een fles melk, goten die buiten over in een kan en gingen de plastic verpakkingen afgeven aan de kassa. Naïef? Misschien, maar we weten wat die verpakkingswaanzin ons de afgelopen jaren gekost heeft aan ecologisch welzijn. ‘Spoel mij uit aub’ stond er in die dagen op de glazen melkflessen, en dat deden we ook. We wisten dat die flessen opnieuw gebruikt zouden worden, dat was gewoon vanzelfsprekend. Zeker bij ons thuis in de kruidenierswinkel, waar we soms uren in de weer waren met het leeggoed van de klanten, dat vaak een hoop statiegeld vertegenwoordigde.
We weten vandaag wat de verpakkingswaanzin ons gekost heeft aan ecologisch welzijn.
De politie was discreet aanwezig in Wijnegem en had de directie van de Sarma ook geadviseerd om de Groene Fietsers te laten begaan. Luc had de politie zelf ingelicht, en zou dat blijven doen telkens wanneer hij een actie op het getouw zette. Later dat jaar was hij ook de drijvende kracht achter de Fietseling: meer dan 5000 fietsers uit de Voorkempen bezetten de Grote Markt in Antwerpen en hielden er een belconcert van vijf minuten om te protesteren tegen de aanleg van het duwvaartkanaal ten noorden van Antwerpen. In mei ’74 ‘orgamuseren’ (Versteylen bedacht voortdurend nieuwe woorden) de Groene Fietsers niet alleen de ‘Doemeling’, een ‘stikstaking tegen de toenemende luchtvervuiling’, maar in samenwerking met het actiecomité Red de Voorkempen ook de Trietseling. Zevenhonderd mensen zetten hun fiets op de trein, sporen naar Brussel, en fietsten daar naar het kabinet van staatssecretaris Karel Poma. Ze hadden 85.000 handtekeningen bij, uit Zandvliet, Stabroek, Brasschaat, Sint-Job-in-’t-Goor, Schilde, ’s Gravenwezel en Oelegem. Het protest had zich over alle lagen van de bevolking gespreid. Het was het begin van het einde van het megalomane project, dat in 1975 ‘onder druk van de bevolking’ (aldus de bevoegde minister Defraigne) definitief werd stopgezet. Het is tot vandaag misschien wel de mooiste trofee die de groene beweging ooit heeft binnengehaald in ons land. Met dat kanaal zou de regio van de Voorkempen een vernietigende transformatie ondergaan hebben.
Na de Trietseling was de groene trein definitief vertrokken. Overal waar mens en natuur geweld werden aangedaan, doken de Groene Fietsers van Luc Versteylen op. Ook Red de Voorkempen voelde zich gesterkt om de acties uit te breiden naar andere bedreigingen voor het milieu in de regio: de afvaltransporten langs het Albertkanaal en in de Antwerpse haven, de verkaveling van het Zoerselbos, de aanleg van de grote ring rond Antwerpen (die een kleine halve eeuw later lang niet groot genoeg blijkt te zijn), de bouw van slachthuizen en ‘illegale sportcentra’ (je kon toen dus nog clandestien aan sport doen), de overvloed aan crossterreinen, almaar nieuwe industriegebieden en verkeersinfrastructuur (het rond punt in Wommelgem stootte in de gemeente op veel onbegrip), lawaai- en stankoverlast, Doel… Het was de aanloop tot de onvermijdelijke oprichting van een groene politieke beweging, Anders Gaan Leven, wat mij betreft nog altijd de mooiste politieke slogan ooit. Agalev kwam in 1977 voor het eerst op bij de gemeenteraadsverkiezingen, ‘groen’ heeft zich sindsdien met vallen en opstaan ontwikkeld tot een volwaardige politieke stroming.
In de schaduw van politiek groen zijn de pioniers van de beweging altijd actie blijven voeren op het terrein. Met wisselend succes maar altijd vanuit een grote liefde voor mens en natuur en gekenmerkt door ‘een onbaatzuchtige inzet voor zachte waarden’ (Luc Versteylen). De voorbije decennia hebben ze het gezelschap gekregen van een nieuwe generatie groene activisten – wetenschappers, milieudeskundigen, film- en tv-makers, fotografen, zeilers, wereldreizigers… – die vaak veel makkelijker de media halen dan groene politici. Regeringen en internationale organisaties kondigen intussen grootscheepse klimaatmaatregelen aan, ook om de plasticstroom een halt toe te roepen. Van een algeheel en streng gehandhaafd verbod op plastic tasjes in Kenia tot het bannen van wattenstaafjes in Europa.
Maar het groene gedachtegoed mag dan al doorgedrongen zijn tot de hoogste politieke, wetenschappelijke en culturele echelons (vooral door de klimaatopwarming), het zijn nog altijd gewone burgers die aan de alarmbel trekken en zo bepaalde thema’s naar voor schuiven. Initiatieven als Klimaatzaak (Nic Balthazar), Café Filtré (voor schonere lucht in de buurt van scholen) en Mei Plasticvrij zijn de Milk-Ups van onze tijd. Ik kan alleen maar hopen dat de actievoerders dit keer wel gehoord worden. De politieke elite heeft Agalev/Groen destijds jarenlang weggelachen. De partij werd zelfs tijdens de federale regeringsdeelname (1999-2003) door sommigen nog een voorbijgaand fenomeen genoemd.
Rechtse krachten maken nog altijd de denkfout om Groen weg te zetten als een linkse partij, terwijl de stroming de klassieke politieke tegenstellingen natuurlijk gewoon overstijgt. Als alle kiezers die zich zorgen maken over het milieu dat motief zou laten primeren op hun ideologische overtuiging (en waar leidt die nog toe tegenwoordig?), zou Groen misschien wel een absolute meerderheid halen. Geen paniek: groenen zijn van nature niet radicaal of revolutionair ingesteld. Ook daar vergissen (en verslikken) veel tegenstanders zich in. Niemand zegt bijvoorbeeld dat we plastic moeten verbieden, de natuur zou er trouwens inderdaad zwaar onder lijden. Maar het kan allemaal wel wat minder, zoals we ook minder vlees kunnen eten, en minder autorijden, en minder vliegen. We moeten minder belang hechten aan bezit en economie als de belangrijkste graadmeters van onze welvaart. Dat is wellicht wat conservatief rechts nog het meeste dwarszit. Er is geen alternatief, heet het daar. Toch wel, en het heeft een groene kleur.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier