Grote koopkrachtenquête: ‘Onze middenklasse denkt niet meteen aan besparen’
We overschatten de prijsstijgingen, passen amper ons koopgedrag aan en kijken vooral naar de overheid. Dat leert een koopkrachtenquête van Knack. ‘Onze befaamde middenklasse kan tegen een stootje en denkt niet meteen aan besparen.’
De Belg ligt wakker van zijn koopkracht, zo blijkt uit de enquête die Knack de voorbije weken organiseerde. Voor bijna 40 procent zijn de stijgende prijzen de voornaamste kopzorg. Ze overtreffen ruimschoots de andere thema’s die ons vandaag beroeren, zoals de klimaatopwarming of de kans op een nucleaire oorlog. Die vormen elk voor zowat een op de vijf Belgen het grootste probleem. Een aantal onderwerpen die in het recente verleden nog topzorgen waren voor velen, zoals migratie, werkgelegenheid en corona, zijn nu voor nog nauwelijks 8 procent het belangrijkste thema.
De inflatie klom in mei dan ook tot bijna 9 procent, wat wil zeggen dat het leven in vergelijking met één jaar geleden 9 procent duurder werd. Dat is het hoogste niveau sinds augustus 1982. Het is dan ook begrijpelijk dat het thema velen hard raakt, al leeft de koopkrachtproblematiek veel meer bij Franstalige landgenoten dan bij Nederlandstaligen: 46 tegen 33 procent. Dat komt wellicht omdat de financiële situatie van vele gezinnen in het zuiden van het land precairder is dan in het noorden.
70% gelooft niet dat hun salaris de inflatie zal volgen
In ons land bestaat het vrij unieke systeem van automatische loonindexering: als de prijzen stijgen, worden de lonen en uitkeringen daaraan automatisch aangepast, met meer of minder vertraging. Maar dat systeem stelt de meeste werkende landgenoten niet gerust. 70 procent denkt dat hun salaris de inflatie niet zal volgen, slechts 20 procent is overtuigd van wel en 10 procent heeft geen flauw idee. Hier springt in het oog dat ‘slechts’ de helft van de zelfstandigen vreest dat hun inkomen de inflatie niet zal volgen, terwijl 35 procent denkt van wel. Die laatste zijn er blijkbaar van overtuigd dat ze de stijgende prijzen zonder veel problemen kunnen doorberekenen aan hun klanten.
Twee derde overschat de inflatie
Nagenoeg iedereen merkt dat de prijzen stijgen, daar kun je ook niet blind voor zijn. Zo’n 30 procent van de ondervraagden meent dat voeding het afgelopen jaar tussen de 1 en 10 procent duurder werd, 42 procent houdt het op 11 tot 25 procent, 17 procent op 26 tot 50 procent. 10 procent denkt dat de voedselprijzen nóg meer stegen. Volgens de officiële cijfers van het Belgische statistiekbureau Statbel bedroeg de inflatie voor voeding (inclusief alcoholische dranken) vorige maand 6 procent, al springen sommige producten er wel uit. Brood werd bijvoorbeeld in één jaar 12 procent duurder. Dat betekent dat twee derde van de Belgen de inflatie overschat, in elk geval voor dagelijkse producten als voeding. Het leven werd duurder, maar we denken blijkbaar dat het nóg veel duurder werd.
‘Het verbaast me niet dat mensen de inflatie nu overschatten’, zegt gedragseconoom Siegfried Dewitte (KU Leuven). ‘Dat is altijd zo als iets heel veel media-aandacht krijgt. Natuurlijk heeft de pers vandaag de plicht om te berichten over stijgende prijzen. Maar als je die elke dag in de schijnwerpers zet, dan neemt die inflatie grotere vormen aan in de perceptie van de mensen.’
Gedragseconoom Barbara Briers (UGent) knikt: ‘Het effect van cascadeberichtgeving zien we bijvoorbeeld ook na een terroristische aanslag: door de overvloedige aandacht in de media schatten ze het risico dat ze zelf het slachtoffer kunnen worden van een aanslag veel hoger in.’
Er spelen ook nog andere zaken, vinden beiden. Briers: ‘Inflatie treft mensen zo hard omdat ze een enorme afkeer hebben van verlies. We hebben meer pijn bij verlies dan plezier bij winst, we zijn veel gevoeliger voor prijsstijgingen dan voor prijsdalingen. Daarnaast blijkt uit de enquête ook dat de financiële geletterdheid van veel mensen te wensen overlaat. Mensen beseffen blijkbaar niet dat hun loon automatisch gekoppeld is aan de index. Hoeveel mensen weten wat inflatie is? Hebben ze zelfs een idee van wat 9 procent is?’
Dewitte: ‘Mensen zijn niet gemaakt om in procenten te denken. We begrijpen goed wat het betekent als de prijs van het brood stijgt van 2,80 naar 3,20 euro, maar weten we hoeveel procent dat is? Dat kunnen de meesten niet inschatten. En dus hebben veel mensen geen goed idee van wat 9 procent inflatie betekent.’
30% bespaarde niet, ondanks koopkrachtverlies
Ondanks de snel stijgende prijzen namen drie op de tien landgenoten nog geen enkele besparingsmaatregel. Hier zien we wel een aantal interessante verschillen. Zo zegt bijna 40 procent van de 65-plussers dat ze op niets beknibbelen. Minder verrassend is dat de lagere inkomens al veel meer bespaarden dan de hogere inkomens: van de huishoudens met een inkomen onder de 1500 euro zeggen drie op de vier dat ze in bepaalde uitgaven schrapten, 15 procent deed dat niet en 10 procent weet het niet. Van de huishoudens met een inkomen tussen 4500 en 6000 euro netto heeft de helft al bespaard op bepaalde zaken, 45 procent niet en 5 procent heeft geen idee.
Minder geld voor horeca, kleding en energieverbruik
Er wordt vooral bezuinigd op café- en restaurantbezoek, kleding en energieverbruik: zo’n 40 procent van de Belgen geeft aan dat ze die uitgaven verminderen. Zo’n 35 procent van de huishoudens gaf al minder uit aan ontspanning (bioscoop, theater…), luxeproducten en vakanties. Er werd minder gesnoeid in culturele uitgaven, zoals de aankoop van boeken en muziek, en in abonnementen zoals Netflix.
Opmerkelijk: bijna 25 procent van de landgenoten bespaarde al op voeding en 11 procent zelfs op gezondheidszorg. Dat gebeurt vooral bij de laagste inkomens: meer dan de helft van de huishoudens met een inkomen lager dan 1500 euro gaf sinds het dalen van de koopkracht minder geld uit aan voeding, een op de drie aan gezondheidszorg.
Dewitte: ‘Als het over inflatie gaat, hebben we het altijd over één cijfer: de inflatie bedroeg in mei 9 procent. Maar die 9 procent geldt niet voor iedereen, sommige mensen worden door inflatie veel harder getroffen dan andere. Ik vind het alarmerend dat uit de enquête blijkt dat een op de drie mensen met een laag inkomen zo hard wordt getroffen dat ze zelfs besparen op gezondheidszorg.’
Briers: ‘Mensen uit de lagere sociale klasse hebben het erg moeilijk, ook in Vlaanderen, en zijn wel verplicht om te besparen, blijkbaar zelfs op voeding en gezondheidszorg. Maar aan de andere kant hebben heel wat mensen, zeker in Vlaanderen, een financiële buffer om de inflatie op te vangen. Onze befaamde middenklasse kan tegen een stootje en denkt dan ook niet meteen aan besparen.’
28% draaide de thermostaat lager
Uit de enquête blijkt dat minder dan de helft van de Belgen iets deed aan zijn energieverbruik, ondanks de felle stijging van de energieprijzen: aardgas is 130 procent duurder dan een jaar geleden, huisbrandolie 61 procent, elektriciteit 54 procent, motorbrandstoffen 32 procent. Nochtans lanceerde de federale overheid in april een aantal tips om energie te besparen. Een van de meest opvallende was vaker eten in de magnetron opwarmen. En kijk, van de ondervraagden die bespaarden zegt 20 procent dat ze inderdaad meer de magnetron gebruiken.
Een andere tip was de thermostaat van de verwarming een graadje lager draaien. Zo’n 75 procent van de Belgen die energie bespaarden deed dat. Bijna evenveel mensen doofden de lichten sneller, 63 procent gebruikte minder elektrische apparaten en evenveel maakte minder gebruik van de auto. Maar als we dat bekijken op de hele bevolking, dan zijn de resultaten eerder mager te noemen: 28 procent van de Belgen draaide de thermostaat wat lager en deed het licht sneller uit, 24 procent gebruikte minder elektrische apparaten of de auto. Nog markant: 15 procent van de energiebespaarders stak vaker de houtkachel aan, die wel erg veel fijnstof voortbrengt.
4% van de autobezitters schakelde over op openbaar vervoer
Bijna een op de vier Belgen kroop minder achter het stuur. Zowat de helft van hen zegt dat ze zich minder verplaatsten, de andere helft verklaart dat ze een beroep deed op een ander verplaatsingsmiddel. Hier zien we grote verschillen onder en boven de taalgrens: in Wallonië deed 72 procent minder verplaatsingen (tegen 40 procent in Vlaanderen), in Vlaanderen ging 59 procent op zoek naar een alternatief voor de auto (tegen 27 procent in Wallonië).
Er werd ook gepeild op welke andere vervoersmiddelen men overstapte: 67 procent ging meer te voet, 61 procent sprong op de fiets, 36 procent pakte de bus, tram, metro of trein, 6 procent de eigen step en 5 procent deed aan autodelen. Dat zijn de cijfers voor de mensen die de auto eens lieten staan ten voordele van een ander vervoermiddel. Maar als we dat afzetten tegenover alle autobezitters, dan ging 8 procent van hen sinds de energiecrisis te voet in plaats van met de auto, 7 procent nam de fiets, 4 procent gebruikte vaker het openbaar vervoer en liet de wagen staan. We hadden het al aan de files gemerkt, maar de hoge energieprijzen hebben er nog niet voor gezorgd dat we de auto vaker in de garage lieten staan, en al zeker niet ten voordele van het openbaar vervoer.
Dewitte: ‘Misschien vind je het weinig dat 28 procent van de Belgen de thermostaat lager zette, maar dat is een aardverschuiving. Mensen veranderen niet snel van gedrag. Zelfs de helft had ik al straf gevonden. Nog nooit heb ik een beleidsmaatregel gezien die zo’n effect heeft gehad op gedragsverandering als de stijgende energieprijzen. Zo veel mensen van gedrag doen veranderen, daar zullen veel politici jaloers op zijn.
‘Voor transport liggen de cijfers lager,’ vervolgt Dewitte, ‘er zijn niet zo veel autobestuurders die overstappen naar het openbaar vervoer. Maar dat is ook een veel drastischere beslissing dan de thermostaat wat lager draaien of het licht sneller doven. De auto laten staan kost je meer moeite en de alternatieven, bijvoorbeeld het openbaar vervoer, zijn vaak gewoon niet goed genoeg. Dus is het normaal dat de gedragsverandering daar veel lager ligt.’
‘De mens is een gewoontedier’, vult Briers aan. ‘We zijn vastgeroest in gewoontes, we houden van routine en status quo. De auto vaarwel zeggen is dan ook heel moeilijk.’
63% Vlamingen niet gewonnen voor aankoop elektrische auto
We worden allemaal aangemaand om over te stappen van een benzine- of dieselauto naar een elektrische wagen. De Vlaamse regering besliste dat vanaf 2029 alle nieuwe auto’s op elektriciteit moeten rijden. Diesel- of benzinevoertuigen worden dan niet meer ingeschreven. Maar zo’n 40 procent van de Vlaamse autobezitters denkt er niet aan om over te stappen op een elektrische auto en 23 procent twijfelt nog. Een kleine 15 procent wil wel binnen de 3 jaar een elektrische auto aanschaffen, 10 procent binnen 3 tot 5 jaar en nog eens 10 procent over meer dan 5 jaar.
Zes op de tien Vlamingen met een auto zijn dus nog niet gewonnen voor de elektrische wagen. In Wallonië ligt het enthousiasme nog lager. De mensen met een bedrijfsauto zien de overstap meer zitten, al wil zelfs 25 procent van hen er niet over peinzen. Ondernemingen kunnen vanaf 2026 alleen nog elektrische bedrijfswagens volledig fiscaal aftrekken. Daarom hebben veel bedrijven al beslist om vanaf nu alleen nog elektrische bedrijfswagens af te leveren.
80% is niet van plan om te investeren in een warmtepomp
Hernieuwbare energie, iedereen heeft er de mond van vol door de opwarming van het klimaat en de forse stijging van de fossielebrandstofprijzen. Maar zijn we ook van plan om te investeren? Bijvoorbeeld in zonnepanelen? Zo’n 20 procent van de ondervraagden heeft al zonnepanelen geplaatst, 20 procent heeft de intentie om dat te doen, maar 60 procent is dat niet van plan. Voor de thuisbatterij is dat nog meer uitgesproken: 3 procent heeft er al een, 17 procent ziet het zitten, 80 procent denkt er niet aan om daar geld in te steken. Bijna iedereen die van plan is om in zonnepanelen te investeren, wil ook een thuisbatterij, wellicht omdat een terugdraaiende teller niet meer mogelijk is. De investering in een warmtepomp kan ook niet op grote bijval rekenen: 6 procent heeft al geïnvesteerd, 14 procent denkt er aan, maar 81 procent is niet geïnteresseerd om daar centen in te steken.
40% stelde dure aankopen uit
Zo’n 40 procent van de ondervraagden heeft de aankoop van duurdere goederen uitgesteld, sinds de prijzen zo sterk aan het stijgen zijn. Meer gezinnen in Vlaanderen (46 procent) stelden zo’n aankoop uit dan in Wallonië (33 procent). Dat is op het eerst gezicht opvallend omdat we eerder zagen dat de koopkrachtproblematiek meer leeft aan de andere kant van de taalgrens. Het kan worden verklaard omdat we in Vlaanderen meer dure aankopen doen dan in Wallonië en er dus ook meer kunnen uitstellen. Vooral de aanschaf van grote elektrische apparaten (50 procent), meubels (40 procent) en een auto (30 procent) werd uitgesteld.
Er werd ook gepeild of sommige aankopen werden versneld, om te anticiperen op verwachte prijsstijgingen. Dat bleek bij 8 procent van de huishoudens het geval en iets meer in Wallonië dan in Vlaanderen. Zowel grote elektrische apparaten, als telecom, auto’s en meubelen werden door deze gezinnen eerder aangekocht dan voorgenomen.
Uit de enquête blijkt ook dat 30 procent van de mensen die van plan waren om een woning te kopen, deze plannen uitstelt, terwijl 15 procent van hen juist zijn plannen versneld heeft. De rest zegt dat de inflatie geen invloed heeft op hun vastgoedplannen.
Briers: ‘Dat 60 procent van de mensen niet denkt aan de aanschaf van een elektrische wagen heeft zeker ook te maken met gemakzucht en angst voor het onbekende: moet ik dat nu echt doen? En kan ik dan nog naar Zuid-Frankrijk op vakantie?’ Dewitte: ‘Onderzoek leerde eerder al dat het heel moeilijk is om het menselijk gedrag te veranderen, zeker als het gaat om energie en mobiliteit. En dat 80 procent niet geïnteresseerd is in een warmtepomp verbaast me ook niet, want dat zijn enorme investeringskosten. In elk geval suggereert de enquête dat er nog veel werk aan de winkel is.’
‘Het viel me op dat 40 procent een grote aankoop uitstelde als gevolg van de inflatie, terwijl nogal wat mensen, 8 procent, hun aankoop juist versnelden’, zegt Dewitte. ‘Dat lijkt me geen goed nieuws voor onze toekomstige economische groei: de groep die haar aankoop vervroegde vangt nu een deel op van het verlies van de mensen die de aankoop uitstellen. Maar wat als die versnelde aankopen achter de rug zijn en de andere groep de aankoop blijft uitstellen? Dan krijgt onze economie te maken met een grote daling in de vraag. Daar schuilt een groot gevaar in.’
De helft vindt dat overheden te weinig doen voor behoud koopkracht
De Europese, federale, regionale en lokale overheden namen maatregelen om de energieprijzen te temperen en de koopkracht te ondersteunen. De helft van de ondervraagden vindt dat ze daarin allemaal tekortschoten, slechts 15 procent is wel tevreden over dat beleid. Jongeren staan duidelijk positiever tegenover de maatregelen: rond de 30 procent van de 18- tot 24-jarigen juicht ze toe, bij de 55- tot 64-jarigen is dat maar zo’n 8 procent.
80% is voor permanente btw-verlaging op gas en elektriciteit
Van alle maatregelen krijgt de btw-verlaging op gas en elektriciteit van 21 naar 6 procent de meeste bijval: 80 procent van de ondervraagden vindt dat die btw-verlaging permanent moet blijven. We zien wel een verschil tussen de jongeren en de ouderen: van de 18- tot 34-jarigen applaudisseert 60 procent, bij de 65-plussers wordt dat 90 procent.
Zo’n 63 procent van de ondervraagden vindt dat de belasting op gas en elektriciteit moet worden gedifferentieerd naargelang van het gebruik, zodat grootverbruikers meer betalen. Over alle inkomensklassen krijgt dat evenveel bijval. Alleen bij de inkomensgroep die meer dan 6000 euro netto per maand verdient, juicht maar net de helft dat idee toe, 20 procent vindt het maar niets. En 57 procent van de Belgen meent dat die energiebelasting moet worden afgestemd op het inkomen, zodat de rijken meer worden getroffen. Dat vindt minder bijval bij de mensen die meer dan 4500 euro netto verdienen: iets meer dan 40 procent keurt het goed, zo’n 30 procent wijst het af.
Briers: ‘Als iets slecht loopt, wijzen we vaak de overheid met de vinger, ook al had die misschien geen andere keuze dan een bepaalde beslissing te nemen of kon ze er zelfs helemaal niets aan doen. Als het slecht weer is, vinden we Frank Deboosere of Sabine Hagedoren ook niet leuk. Ook al kunnen ze natuurlijk niets aan het slechte weer doen.
‘De overheden schieten wel zeker tekort in het goed uitleggen wat de oorzaken zijn van de inflatie en dat ze er misschien wel iets, maar niet heel veel aan kunnen doen’, vindt Briers. ‘Onze politici zien dat mensen wakker liggen van de stijgende prijzen en nemen maatregelen op korte termijn, waarmee ze de indruk willen wekken dat ze de zaak opvolgen en onder controle hebben. Niet dus.’
Dewitte: ‘De beslissing van de overheid om de btw op gas en elektriciteit te verlagen naar 6 procent, waardoor ze die eigenlijk subsidieert, is moeilijk uit te leggen als je de klimaatproblemen wilt oplossen. Maar de meeste mensen juichen het wel toe.’
16% zet meer geld op spaarboekje, 16 procent haalt meer af
De enquête ging ook na of de mensen door de hoge inflatie anders omspringen met hun spaargeld. Een kwart antwoordde geen spaargeld te hebben (17 procent in Vlaanderen, 30 procent in Wallonië) en 30 procent heeft er geen idee van of ze nu anders omspringen met hun spaargeld. Zo’n 16 procent zegt dat ze meer geld op het spaarboekje plaatsten, evenveel mensen zeggen dat ze er net meer van hebben afgehaald. Even in herinnering brengen dat een spaarboekje een rente oplevert van 0,11 procent, zodat het met een inflatie van 9 procent in werkelijkheid neerkomt op een verliesboekje van 8,89 procent: 1000 euro is na een jaar op een spaarboekje nog 889 euro waard.
Zo’n 7 procent kocht meer aandelen en beleggingsfondsen, 5 procent kocht er minder. Pakweg 5 procent van de ondervraagden schafte bitcoins of andere cryptomunten aan. Goud, dat traditioneel wordt gezien als een goede buffer tegen inflatie, was met 3 procent het minst populair.
62% ziet de koopkracht de volgende vijf jaar verder afnemen
De meeste landgenoten zien de toekomst somber in. Vier op de vijf Belgen verwachten dat de energieprijzen de volgende maanden nog zullen stijgen, nauwelijks 5 procent ziet een daling aankomen. Meer dan 60 procent van de ondervraagden denkt dat de koopkracht de volgende vijf jaar nog zal afnemen. Er is geen verschil tussen Nederlandstaligen en Franstaligen, maar de jongeren zijn wel wat optimistischer. Het is vooral de groep van 45 jaar en ouder die vreest dat hun koopkracht de volgende jaren zal dalen. En hoe ouder, des te groter die vrees is: van de 65-plussers denkt meer dan 75 procent dat de koopkracht zal afnemen. Opvallend misschien: het maakt daarbij niet zo veel uit of iemand veel of weinig verdient, iedereen verwacht dat de koopkracht zal afnemen.
Deze enquête werd door het bureau Kantar afgenomen tussen 19 en 24 mei 2022 bij 2003 Belgen van 18 jaar en ouder. De resultaten werden herwogen zodat ze representatief zijn voor de hele bevolking. De foutmarge bedraagt maximaal 2,2 procent rond het geobserveerde percentage.