Ook in het zuiden van België heerst taalpaniek. Het niveau van Frans bij Franstalige studenten dendert in ijltempo omlaag.
Wanhopig makend, zo omschreven verschillende Franstalige universiteitsprofessoren de taalbeheersing van hun studenten vorige week in La Libre. De klachten lopen opvallend gelijk met wat afgelopen examenperiode bij Vlaamse professoren over hun studenten te horen viel. Het gaat om studenten die vastlopen op spelling en grammatica, courante mediatermen niet begrijpen, en het spoor bijster lijken als de taal wat abstracter wordt. Examenvragen worden daardoor niet goed begrepen.
We vragen ze toch niet om Proust te begrijpen, maar gewoon een eenvoudige tekst.
‘Sommige van mijn studenten zullen straks kinderen met dyslexie moeten helpen, terwijl ze zelf niet correct kunnen schrijven’, klaagt Marielle Maréchal, professor Frans aan de universiteit van Luik in La Libre. ‘Ze maken bijvoorbeeld zinnen die niks betekenen, door gebruik van foutieve werkwoordtijden.’ Studenten moeten soms tot zes keer het examen Frans overdoen. ‘We vragen ze toch niet om Proust te begrijpen, maar gewoon een eenvoudige tekst.’
Op het gebied van correcte spelling in het Frans is het naar verluidt helemaal huilen met de pet op.
‘We weten dat studenten minder goed spellen dan tien jaar geleden, simpelweg omdat er in het onderwijs minder aandacht naar spelling uitgaat’, zegt de emeritus professor taalkunde Michel Francard (UCLouvain), auteur van verscheidene boeken over het Frans. ‘Opvallend is dat de klachten vandaag niet alleen meer uit taalrichtingen komen, maar uit alle faculteiten. Het taalniveau van de studenten vormt een probleem voor een goed begrip van de lessen. De taal van de universiteit is weinig veranderd tegenover tien jaar geleden, maar de kloof met de taalbeheersing van de studenten wordt almaar groter.’
Moeten we ons daar zorgen over maken? ‘Ik ben de eerste om te zeggen dat de Franse spelling nodeloos ingewikkeld is’, vervolgt Francard. ‘Daarover moeten we ons bezinnen. Maar het echte probleem is niet dat studenten geen dubbele f meer op de juiste plek kunnen zetten. Het probleem is de dalende taalbeheersing in het algemeen – slechte zinsbouw en povere woordenschat. En dan spreek ik niet alleen als taalkundige maar ook als burger. Een goed werkende democratie veronderstelt dat zo veel mogelijk mensen in staat zijn om mee te discussiëren. Maar een argumentatie opbouwen vraagt goede syntaxis en kennis van de betekenis van woorden. Taal is een sociaal contract. Je moet dat contract respecteren om met anderen in dialoog te kunnen gaan.’