François Gemenne (IPCC-klimaatrapport): ‘We werken de klimaatvermoeidheid in de hand’
Het nieuwe IPCC-klimaatrapport moet de laatste wake-upcall zijn om in actie te schieten. Voor hoofdauteur François Gemenne, gespecialiseerd in klimaatbeleid en migratie, is internationale samenwerking de enige uitkomst. ‘Wat ik vandaag zie, is dat een heleboel zaken die fout liepen bij orkaan Katrina in de VS, bij de overstromingen in Wallonië op identieke wijze zijn misgegaan.’
Het nieuwe en zesde klimaatrapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), de toonaangevende klimaatwerkgroep van de Verenigde Naties, heeft de teneur van een ware noodkreet voor de planeet. Met grotere stelligheid dan ooit blijkt uit het overzicht en de analyse van al het relevante klimaatonderzoek tot nu toe dat de opwarming van het klimaat sneller gaat dan verwacht, en dat de mens die klimaatverandering veroorzaakt.
Een van de belangrijkste bevindingen uit het rapport is dat weersextremen zoals droogte, hitte en overstromingen overal op aarde toenemen. Men hoeft deze zomer maar een korte blik op het wereldnieuws te werpen om te zien dat dit al aan de gang is, met ongekende hitte in het westen van Canada en de VS, alsook in Oost-Europa en Siberië, en in West-Europa en China juist ongekende regenval. Maar hoewel VN-secretaris-generaal Antonio Guterres sprak van ‘code rood voor de mensheid’, verwacht klimaatonderzoeker François Gemenne dat de concrete politieke respons op het nieuwe IPCC-rapport, los van klimaatmaatregelen en klimaatdoelen die al in de pijplijn zitten, weinig om het lijf zal hebben.
Ik ben bang dat Waalse politici de overstromingsslachtoffers naar hun woonplaats laten terugkeren. Natuurlijk willen die mensen dat, maar daarmee bewijs je hen een zeer slechte dienst.
‘Kijk gewoon naar de reactie van Belgische politici’, zegt Gemenne.’De meesten hebben zich ervan afgemaakt met een tweet van de strekking “het IPCC slaat opnieuw alarm”. Nu is dat niet alleen de schuld van politici, het heeft ook te maken met de manier waarop onderzoekers die rapporten publiceren.
Wat is daar mis mee?
François Gemenne: De geringe politieke impact is deels te verklaren door de fundamentele boodschap die ongewijzigd is gebleven. Uiteraard brachten we nieuwe wetenschappelijke inzichten, maar de kernboodschappen van klimaatwetenschappers zijn intussen al 30 jaar bekend.
Maar ook bij eerdere rapporten – het eerste IPCC-klimaatrapport verscheen in 1990 – hebben politici niet voldoende maatregelen genomen. Mogelijk ligt die geringe respons aan het formaat van onze rapporten. Misschien moeten we vaker kortere rapporten opstellen over heel specifieke onderwerpen, in plaats van immense rapporten met een volledig overzicht van de wetenschappelijke klimaatliteratuur. Denk aan een themarapport over overstromingen. Daarmee kunnen beleidsmakers makkelijker aan de slag.
De werkwijze van het IPCC-panel kan efficiënter?
Gemenne: Inderdaad. Ik ben bang dat die vuistdikke rapporten klimaatmoeheid in de hand werken, zowel bij beleidsmakers als bij de bevolking. Ik zie ook vaak een gevoel van onmacht als reactie op onze boodschap. ‘België vertegenwoordigt maar een klein deel van de CO2-uitstoot, hebben onze inspanningen wel zin?’, hoor ik dan. Dat klopt als je alleen rekening houdt met onze territoriale uitstoot, maar je moet verder kijken dan dat.
Het overgrote deel van de Belgische CO2-voetafdruk bestaat uit geïmporteerde uitstoot. Denk aan producten die in het buitenland worden gemaakt, maar hier worden geconsumeerd. Of aan projecten die onze banken financieren in het buitenland, of investeringen in fossiele energie. Allemaal zaken die we niet meetellen als we de uitstoot van België berekenen. Probleem is natuurlijk, en dat veroorzaakt mede dit gevoel van onmacht, dat een heleboel beslissingscentra buiten Europa liggen. In Washington en Peking, maar morgen ook in Jakarta, Johannesburg en Mexico City. Dat geeft Europeanen het gevoel dat ze machteloos zijn.
Hebben ze gelijk?
Gemenne: Tot op zekere hoogte. Europa vertegenwoordigt vandaag 15 procent van de mondiale uitstoot van broeikasgassen. In 2030 zou dat 10 procent moeten zijn. Dat betekent dus dat het grootste stuk van de klimaatstrijd elders moet worden gevoerd. Toch is in Europa elk land geobsedeerd door de broeikasemissies op het eigen grondgebied. Elk land lijkt met een zo fraai mogelijk uitstoot- rapport naar de volgende internationale klimaatconferentie te willen, en gaat voorbij aan zijn vermogen om te handelen over de landsgrenzen heen. Dat we onze blik vernauwen tot uitstootbalansen van afzonderlijke naties, vind ik uiterst zorgelijk.
U pleit voor veel meer internationale samenwerking.
Gemenne: Dat klopt. Neem het debat over nieuwe groene technologie, zoals elektrische auto’s of windmolens. Daarbij is het in België altijd de vraag: hoe kunnen we hiermee onze eigen CO2-uitstoot maximaal reduceren? Ik zou haast willen zeggen: wat kan ons de strikt territoriale Belgische CO2-uitstoot schelen? Het is veel belangrijker dat België samen met andere landen technologie ontwikkelt waarmee we de mondiale uitstoot van broeikasgassen kunnen verminderen. Wat hebben landen zonder een goed elektriciteitsnetwerk bovendien aan elektrische auto’s?
Als de westerse landen naar de eigen navel blijven staren, zal aan het eind van de rit de rekening niet kloppen. Ik begrijp hoe moeilijk en hoe duur gecoördineerde internationale actie is. Maar het moet. Door zijn diplomatieke en economische slagkracht heeft Europa trouwens veel meer internationale invloed dan we denken.
Maar zelfs ons deel doen blijkt al lastig.
Gemenne: We bevinden ons op een kantelpunt. Vrijwel iedereen beseft nu dat het klimaat verandert, en dat mensen daar verantwoordelijk voor zijn. Maar er is totaal geen consensus over wat ons te doen staat. Zijn we bereid om meer te betalen voor sommige producten? Zijn we bereid om sommige vrijheden in te perken? Zelfs kleine ingrepen, zoals een nieuw fietspad in Brussel, veroorzaken vandaag een storm van protest. Dat toont aan hoe moeilijk we het regeringen maken, terwijl we tegelijk vragen om veel radicalere klimaatmaatregelen. De democratische meerderheid saboteert voorlopig een doortastend klimaatbeleid. We zitten in een toestand van wat men in de psychiatrie ‘apraxie’ noemt. We weten wel ongeveer wat er moet gebeuren, maar we zijn niet in staat daar doelgericht naar te handelen.
Wat vindt u van de Europese Green Deal?
Gemenne: De Green Deal is zeker een stap in de goede richting. Natuurlijk had het ambitieuzer gekund, maar uit het voorgestelde pakket maatregelen blijkt dat de Europese Commissie het klimaatprobleem serieus neemt. Wel ontbreekt er een belangrijk hoofdstuk: dat over hoe we ons moeten aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. De Green Deal gaat alleen over het verminderen van broeikasgassen. Maar zeker na de branden en de overstromingen van deze zomer, moet iedereen beseffen dat dat niet volstaat. We moeten adaptatiestrategieën ontwikkelen, ook in de geïndustrialiseerde landen.
In gebieden als Wallonië zijn grote infrastructuurwerken en verregaande ingrepen op het gebied van ruimtelijke ordening nodig. Wallonië beschikt uiteraard niet over voldoende eigen middelen, en dat is nog een relatief rijke regio. Als je denkt aan het door bosbranden geteisterde Griekenland en andere perifere regio’s in Europa, weet je dat het zonder de financiële steun van Europa nooit zal lukken. Dat is de grote uitdaging waarvoor klimaatverandering ons plaatst: welke zones blijven bewoonbaar? Hoe passen we ons aan aan de overstromingen en extreme hitte? Op Sicilië is deze zomer 48,8 graden gemeten, de hoogste temperatuur ooit in Europa.
Heeft de Amerikaanse president Joe Biden de noodzaak van adaptatie beter begrepen? Een aanzienlijk deel van de gigantische bedragen die Biden in de Amerikaanse infrastructuur wil investeren is bedoeld om kwetsbare gebieden en bevolkingsgroepen beter te beschermen tegen weersextremen.
Gemenne: De Verenigde Staten zijn natuurlijk al veel langer blootgesteld aan extreem weer. Orkaan Katrina, vijftien jaar geleden, was een enorme schok, die heeft laten zien hoe onvoorbereid overheden en hulpdiensten waren. Alle verhoudingen in acht genomen kun je de disfunctie van de Belgische overheden tijdens de recente overstromingen heel goed vergelijken met die van de Amerikaanse overheid tijdens Katrina. Je hoort exact dezelfde vragen over wie waarvoor verantwoordelijk is, over de kapotte infrastructuur, over de mislukte evacuatie van de bevolking… In beide gevallen waren de publieke overheden totaal verrast.
Daarbij komt nog dat heel veel infrastructuur in de VS verouderd is. Het is dus logisch dat Biden twee vliegen in één klap probeert te slaan – de infrastructuur moderniseren én klimaatbestendiger maken.
We moeten adaptatiestrategieën ontwikkelen, ook in de geïndustrialiseerde landen.
U hebt onderzoek gedaan in de zwaar getroffen kuststad New Orleans, na orkaan Katrina. Wat hebt u geleerd?
Gemenne: Ik heb er ruim een jaar gewoond en me vooral toegelegd op het bestuderen van problemen bij de evacuatie van de inwoners, hun tijdelijke huisvesting na de ramp en, vervolgens, hun eventuele terugkeer naar de stad. Wat ik vandaag zie, is dat een heleboel zaken die niet goed functioneerden tijdens Katrina, bij de overstromingen in Wallonië op identieke wijze zijn misgegaan.
Zo is er op beide plaatsen onvoldoende rekening gehouden met vroege waarschuwingen voor extreme regenval, en was er geen plan voor een snelle collectieve evacuatie van de bevolking, noch een uitgewerkt rampenplan om slachtoffers van overstromingen elders onderdak te geven. Er zijn in Wallonië enorme problemen met de ruimtelijke ordening, net zoals die er waren in New Orleans. Op beide plaatsen heeft men gebouwd op gronden die als natuurlijke buffer moesten dienen voor overstromingen.
Als de Waalse regering het rapport van de Amerikaanse parlementaire onderzoekscommissie over Katrina had gelezen, was de ramp hier niet zo groot geweest.
Moet er volgens u ook in het Waals Parlement een onderzoekscommissie komen naar de overstromingen?
Gemenne: Dat lijkt me nuttig, niet zozeer om individuele verantwoordelijken aan te wijzen, wel om na te gaan hoe we dezelfde problemen in het vervolg voorkomen. Want er zullen nog periodes van extreme regenval komen.
U pleit er ook voor dat de mensen die in de getroffen Waalse gebieden woonden, daar niet opnieuw gaan wonen.
Gemenne: Als we straks op exact dezelfde plaatsen huizen heropbouwen, zijn we gedoemd tot een herhaling van het rampscenario. Daarmee zou je dus een dubbele straf opleggen aan al kwetsbare mensen. Want de bewoners in overstromingsgebieden, dat zie je overigens wereldwijd, zijn doorgaans arm en kwetsbaar, en bovendien vaak slecht of niet verzekerd. Ik ben bang dat Waalse politici de slachtoffers van de overstromingen, uit kortzichtigheid en om hun inwoners en potentiële kiezers een plezier te doen, naar hun oude woonplaatsen zullen laten terugkeren. Natuurlijk willen die mensen dat, maar daarmee bewijs je hen fundamenteel een zeer slechte dienst.
Uw onderzoek spitst zich toe op migratiestromen als gevolg van klimaatverandering. De voorspelling luidt dat het aantal klimaatvluchtelingen sterk zal toenemen.
Gemenne: Dat is nu al gaande. Vaak wordt miljoenenmigratie als gevolg van klimaatverandering als een verre toekomstdreiging gezien, maar nu al is klimaatontregeling een van de belangrijkste oorzaken van migratie. In 2020 zijn 30,7 miljoen mensen gemigreerd door natuurrampen, onder wie 30 miljoen als gevolg van extreme klimatologische omstandigheden zoals overstromingen, branden en orkanen. Het gaat hier uitsluitend om mensen die vluchten voor natuurrampen, en dat zijn er toch al drie keer meer dan het aantal mensen dat in 2020 op de vlucht sloeg voor geweld en oorlog.
Alleen valt klimaatmigratie niet zo op, omdat het vaak migratie binnen een land zelf betreft. En als het wel om internationale migratie gaat, noemen we die mensen doorgaans economische migranten. In Sub-Sahara-Afrika is één op de twee inwoners afhankelijk van zelfvoorzieningslandbouw. Dat soort landbouw is heel kwetsbaar voor variaties in temperatuur of neerslag. Zodra het een beetje warmer is of minder regent, verliezen die mensen hun oogst en moeten ze migreren. Voor die mensen zijn klimaat en economie diepgaand met elkaar verbonden.
De klimaatverandering zal trouwens ook juist verhinderen dat kwetsbare bevolkingsgroepen zich nog kunnen verplaatsen, omdat ze die mensen nu eenmaal de middelen ontneemt die ze nodig hebben om migratie te bekostigen.
De noodzakelijke internationale samenwerking maakt het voor regeringen wereldwijd niet makkelijker om het klimaatprobleem aan te pakken. Bent u optimistisch of pessimistisch gestemd? Gaan we de klimaatrace winnen?
Gemenne: Optimisme of pessimisme over het klimaat, dat is een luxe die alleen de rijken zich vandaag nog kunnen veroorloven. Ik werk veel met bevolkingen die nu al zwaar te lijden hebben onder klimaatverandering, in landen als Sudan, Senegal en Benin in Afrika, of Thailand in Zuidoost-Azië. In die landen vragen mensen zich niet af hoe de toekomst eruitziet, ze vragen dat er nu meteen actie wordt ondernomen.
Wat mij toch optimistisch stemt, is dat het debat over klimaatverandering uit de ivoren toren van experts is ontsnapt en een eersterangs politiek onderwerp is geworden. Nu nog een meerderheid vinden voor een echt doortastend beleid.
François Gemenne
– 22 december 1980 geboren in Luik
– Behaalde een gecombineerde doctoraatstitel Politieke Wetenschappen aan de Universiteit van Luik en Sciences Po in Parijs
– Directeur van het Observatoire Hugo aan de Universiteit van Luik
– Geeft les aan verschillende universiteiten over klimaatverandering en migratie, waaronder de Universiteit van Luik, en Sciences Po en de Sorbonne in Parijs
– Deed onderzoek aan onder meer de Amerikaanse Princeton universiteit en veldonderzoek in New Orleans, de Maldiven, Mauritius en Fukushima
– Coördineert verschillende grote Europese onderzoeksprojecten, waaronder Habitable, over migratie als gevolg van klimaatverandering
– Hoofdauteur van het IPCC-klimaatrapport
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier