Christophe Vanroelen
‘Flexibele arbeidsmarkt: Is zoveel wendbaarheid wel goed voor de gezondheid?’
In aanloop naar een debatavond over de wenselijkheid van een flexibele arbeidsmarkt staat Christophe Vanroelen (VUB) stil bij de gevolgen van de toenemende vraag naar ‘wendbaarheid.’
Een leven lang bij dezelfde werkgever, een voorspelbaar carrièreverloop, een vast werkritme, een voltijdse stabiele job, … we zeggen er maar beter vaarwel tegen, zo lijkt het. “Wendbaarheid” is het nieuwe ordewoord. Maar is zoveel wendbaarheid wel goed voor de gezondheid? De recente PANO-reportage over de interimsector moet de alarmbel doen rinkelen.
Onder noemers als “wendbaar” en “flexibel” vallen veel verschillende afwijkingen van dé standaard: tijdelijk werk, interim-werk, onderaanneming, freelance, deeltijdse banen en baantjes, flexi-jobs, werken op onregelmatige uren, overwerk, tijds- en plaatsonafhankelijk werken, enz. Aan het begin van de 21ste eeuw is arbeid zonder twijfel minder “standaard” geworden. Toch valt op dat, ook vandaag, in België minder dan 15 procent van de werknemers actief is in een flexibel arbeidsstatuut.
Flexibiliteit, precair werk en gezondheid
Standaard werk blijft dus de norm. Afwijkingen van die norm zijn divers, maar vallen uiteen in twee groepen.
‘Flexibele arbeidsmarkt: Is zoveel wendbaarheid wel goed voor de gezondheid?’
De “hoge route naar flexibiliteit” is weggelegd voor werknemers met hoge competenties. Hun flexibiliteit wordt gekenmerkt door multi-inzetbaarheid, plaats- en tijdsonafhankelijk werken, ook wel lange werkuren, maar tegelijk flexibiliteit die toelaat werk en privéleven beter op elkaar af te stemmen.
De “lage route naar flexibiliteit” wordt gekenmerkt door instabiliteit en tijdelijkheid, flexibele en onvoorspelbare werkuren, laagbetaalde kleine deeltijdse contracten, minder investeringen in opleiding, weinig inspraak of een gebrek aan vertegenwoordiging. We noemen het precair werk. Precair werk is niet zomaar een samenraapsel van deze slechte arbeidsvoorwaarden. Integendeel, precariteit is zelf de achterliggende oorzaak. Het is een situatie van structurele machteloosheid op de arbeidsmarkt.
‘Werknemers in precaire banen scoren slechter op tal van gezondheidsindicatoren. Wendbaar werk is dus niet altijd werkbaar werk.’
Precaire banen komen hoofdzakelijk voor bij wie jong, migrant en laaggeschoold is. Jonge mannen krijgen veel te maken met onzeker werk en onvoorspelbare werkuren. Vrouwen zijn oververtegenwoordigd in deeltijds en laagbetaald werk. Vooral in de kleinhandel, de productie-industrie en de horeca komt precair werk vaker voor.
Onderzoek toont echter aan dat werknemers in een precaire baan gemiddeld slechter scoren op tal van gezondheids- en welzijnsdomeinen: mentale gezondheid, algemene zelfgerapporteerde gezondheid, musculoskeletale klachten en werktevredenheid. Bovendien hebben werknemers in een precaire baan in hogere mate het gevoel dat hun gezondheid en veiligheid een risico lopen door hun werk.
Is een precaire job beter dan geen job?
Het is bekend dat werkloosheid nadelige gevolgen heeft voor de (mentale) gezondheid. Die vaststelling hoeft echter niet te betekenen dat “ieder werk” beter is dan “geen werk”. Recent onderzoek heeft aangetoond dat werknemers in een precaire werksituatie niet alleen een slechtere mentale gezondheidsscore hebben dan werknemers in een standaard-job, maar dat hun mentale gezondheid eigenlijk niet beter is dan die van werklozen. Het verband tussen het hebben van werk en een goede gezondheid is dus helemaal niet zeker voor precaire banen.
Waarom is precair werk ongezond?
Worden werknemers ongezond en ongelukkig in precair werk, of hebben minder gezonde en minder gelukkige werknemers een grotere kans om in precair werk terecht te komen? Recente studies toonden aan dat vooral de blootstelling aan tijdelijk en onzeker werk een negatieve invloed heeft op de gezondheid.
‘Arbeidsreglementering is voor velen belangrijk isolatiemateriaal dat beschermt tegen machtsongelijkheid.’
Drie soorten mechanismen kunnen verklaren waarom precair werk slecht is voor de gezondheid.
Ten eerste zet precair werk psychologische druk op mensen. Onzekerheid over het behoud van werk en inkomen, druk om verschillende deeltijdse jobs te combineren, constant jongleren met werkuren en nieuwe sollicitaties, machteloosheid … zorgen voor stress en (mentale) gezondheidsproblemen.
Ten tweede is precair werk ook vaker gevaarlijk. Werknemers in precaire banen worden meer blootgesteld aan gevaarlijke en ongezonde arbeidsomstandigheden. Een gebrek aan autonomie, steun van collega’s, ervaring en opleiding maken de werkomgeving bovendien gevaarlijker voor precaire werknemers.
Ten slotte zet precair werk sociaaleconomische druk op mensen. Het leidt tot economische moeilijkheden, die zich uiten in een minder gezonde leefstijl en huisvesting, of financiële toegankelijkheidsproblemen tot onderwijs en gezondheidszorg.
Wendbaar en/of werkbaar werk?
Het is niet toevallig dat België, in vergelijking met andere landen, een laag aantal werknemers in een precaire arbeidssituatie kent. Een strikte arbeidsmarktregulering en sterke vakbonden zorgen ervoor dat de “onderkant” van de arbeidsmarkt wordt beschermd tegen een al te grote flexibiliteit en de-standaardisering.
Tot op vandaag heerst er een intens debat tussen voorstanders en tegenstanders van meer “wendbaar” werk. Voorstanders stellen dat meer wendbaarheid overeenkomt met de wensen van zowel werkgevers als werknemers. Dat kan misschien kloppen voor de bovenkant van de arbeidsmarkt, maar voor wie zich aan de onderkant bevindt, bestaat (in elk geval) het risico dat “wendbaarheid” de zwakkere positie nog verder verzwakt. Voor hen is de arbeidsreglementering een vorm van “isolatiemateriaal” dat hen beschermt tegen machtsongelijkheid.
Wat we nu weten moet beleidsmakers ertoe nopen het voorzorgsprincipe te hanteren. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat een “wendbaarheidsagenda” aan de onderkant van de arbeidsmarkt in contradictie staat met een “werkbaarheidsagenda”. België heeft het voordeel minder ver te zijn gegaan in de flexibilisering van de arbeidsmarkt dan andere Europese landen. Vanuit een gezondheidsperspectief is dit geen nadeel, maar juist een enorme troef.
Christophe Vanroelen is Hoofddocent, Onderzoeksgroep Interface Demography, Vakgroep Sociologie, Vrije Universiteit Brussel . Hij schreef deze bijdrage voor Denktank Minerva.
Op 16 mei gaat Christophe Vanroelen in debat bij deBuren in Brussel met Ive Marx en Monique Kremer rond de wenselijkheid van een flexibelere arbeidsmarkt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier