Filosoof Ignaas Devisch: ‘Wij zijn het verleerd om naar boven te kijken’
Wat valt er nog te leren over onze omgang met vuur? Heel wat, ontdekte filosoof Ignaas Devisch. Gesprek over het hogere, corona, zonne-energie en burn-outs. ‘Ons verlangen naar grenzeloosheid botst constant op grenzen.’
De vaststelling is opmerkelijk. De afgelopen decennia hebben filosofen zich op de meest diverse onderwerpen gestort. Er verschenen boeken over de filosofie van de tuin, de filosofie van de fiets, de filosofie van de verveling en ga zo maar door. Ongetwijfeld allemaal interessant, maar aan ‘vuur’, het oerelement dat een centrale rol speelde in zo veel oude mythes en verhalen, blijkt recent nauwelijks nog enige filosofische gedachte gewijd. ‘Wie zoekt naar filosofieboeken over vuur komt van een koude kermis thuis’, zo stelt Ignaas Devisch in de proloog van zijn nieuwe boek, Vuur.
Onze beschaving is ondenkbaar zonder vuur. De technische beheersing ervan bracht ons welvaart, vooruitgang en vrijheid. Tegelijk stellen enkele eeuwen van onbezonnen verbranding ons vandaag voor een gigantisch probleem. Wat als de fossiele grondstoffen straks uitgeput zijn? Kunnen we onze welvaart en vrijheid bewaren zonder deze planeet te oververhitten?
‘Tot mijn eigen verbazing heb ik vastgesteld dat het vraagstuk vuur de afgelopen eeuwen nauwelijks, en haast uitsluitend technisch is benaderd’, vertelt Devisch. ‘Als je op zoek gaat naar cultuurfilosofische beschouwingen over vuur, merk je dat er tot minstens in de zestiende eeuw een zeer sterk besef was van zowel het belang als het gevaar van vuur. Denk aan de Griekse Prometheus-mythe, of aan de verschillende afschrikwekkende evocaties van de hel in de christelijke cultuur. Vanaf de renaissance komt er een kentering en zie je dat die ooit zo grote aandacht voor het vuur plots begint af te nemen. Het lijkt erop dat we het vuur, naarmate we het beter leerden te beheersen, meer en meer als een vanzelfsprekendheid zijn gaan beschouwen. De verbranding onttrok zich door de eeuwen heen ook letterlijk aan onze blik, wat mogelijk het idee van vanzelfsprekendheid versterkte. Aan die achteloosheid kwam pas een eind toen we gingen beseffen dat onze voorraad aan fossiele grondstoffen niet oneindig is. Denk aan het rapport van de Club van Rome, Grenzen aan de groei, begin jaren zeventig. Stilaan werd duidelijk dat onze onbezonnen omgang met verbranding niet langer houdbaar was en tot grote problemen zou leiden. Maar ook het debat dat toen volgde, was in essentie een technisch debat. Over de symptomen is sindsdien veel gesproken, over de grond van de zaak – onze verhouding tot vuur en energie – veel minder.
Bij elke ingreep in de natuur kan er een tegenreactie van die natuur komen. Zowel de klimaatcrisis als de coronacrisis is daar een glasheldere illustratie van.
Uw boek is, onder meer, een pleidooi voor ‘heliocentrisme’. De zon een centrale plaats geven in ons denken en handelen moet, zo schrijft u, een van dé filosofische uitdagingen van de eeuw worden.
Ignaas Devisch:Ik denk dat we hier iets kunnen leren van de oude culturen. In hun mythes en verhalen spelen straffende goden een centrale rol. Wij hebben die goden doodverklaard. In plaats van de hoop op verlossing kwamen de verlichting en ons verlangen naar individuele vrijheid. Die demythologisering en onttovering waren uiteraard bijzonder waardevolle ontwikkelingen, maar daardoor zijn we wel uit het oog verloren dat er elementen zijn die ons overstijgen en waar we fundamenteel afhankelijk van zijn. Eenvoudig gezegd: we zijn verleerd om omhoog te kijken. Mijn boek kun je lezen als een pleidooi om dat opnieuw te doen. Niet om opnieuw de oude goden een plaats te geven, wel omwille van het besef dat de natuur niet ophoudt bij de grenzen van onze planeet. Ook daarbuiten valt iets te halen en die materie bepaalt ons bestaan. De vuurbol die boven ons hangt, is daarvan het voorbeeld bij uitstek. Alles wat leven is op deze planeet, hebben we aan dat vuur te danken. De zon is onze grootste voedingsbodem. Mijn vraag is: hoe geven we de zon weer een centrale plaats in ons denken? En ook: waarom we er niet beter in geslaagd zijn om het overschot aan energie dat de zon elke dag afgeeft te gebruiken.
Een efficiëntere captatie van die energie zou volgens u een oplossing kunnen zijn voor het klimaatprobleem.
Devisch:Ik stel – als filosoof, niet als ingenieur of klimaatexpert – de vraag waarom daar niet veel meer is op ingezet. Kijk naar kernenergie. Dat is een redelijk geniale uitvinding, die tot stand is gekomen door decennialange inzet van topwetenschappers. Mijn vraag is dan: waarom hebben we die topwetenschap nauwelijks gebruikt om te onderzoeken hoe we dat overschot aan energie dat elke dag verspreid wordt door de zon beter kunnen benutten? De standaardrepliek is dan dat de zon alleen overdag schijnt, en bovendien niet elke dag. Dat vind ik eerlijk gezegd een nogal povere repliek. Ik vind, bijna principieel, dat wij ons daar niet bij mogen neerleggen. Waar is hier de wetenschappelijke verbeeldingskracht? Wij kunnen in DNA knippen en we hebben het internet uitgevonden. Waarom zouden we onze verbeeldingskracht ook niet inzetten om te kijken naar die energieoverschotten die geleverd worden door een onuitputtelijke bron die boven ons hoofd hangt?
Klimaatwetenschappers vertellen ons dat we in de buurt komen van een bijzonder gevaarlijk tippingpoint. Is er nog wel tijd voor experimenten en nieuwe denksporen?
Devisch:Ik ontken de urgentie zeker niet. Misschien zijn we al te laat. Maar het is ook altijd mogelijk om nog veel later te zijn dan te laat. En begrijp me goed: elke inspanning om dit probleem te helpen indijken juich ik toe. Maar tegelijk zullen we er met individuele gedragsverandering alleen niet komen. De totale wereldbevolking zal nog enkele tientallen jaren blijven stijgen, waardoor de vraag naar energie nog zal toenemen. Zo’n massale gedragswijziging is bovendien bijzonder moeilijk te realiseren. Kijk bijvoorbeeld naar de invoering van een snelheidsbeperking op de Brusselse Ring, een hele kleine maatregel, die niettemin op bijzonder veel weerstand stuit. Ik zou de bereidwilligheid van mensen om in te leveren op hun vrijheden en comfort niet overschatten. De tragiek is natuurlijk dat het precies die vrijheden en dat comfort zijn die door het klimaatprobleem bedreigd worden. Onze leefwijze is niet vol te houden met een zeespiegel die sterk stijgt of met enkele honderden miljoenen klimaatvluchtelingen erbij. Maar zolang het water ons niet letterlijk tot de lippen staat, gaat het feestje gewoon door. Het gaat om veel meer dan alleen rationaliteit. Dat zie je ook in onze benadering van de pandemie. Hoe we daarmee omgaan, is soms behoorlijk irrationeel.
Onze vrijheidsdrang en onze genotszucht lijken soms ontembaar. Mensen gingen tijdens de kerstvakantie skiën, ondanks het individuele en collectieve risico.
Devisch: Exact. Iedereen die op reis vertrok wist: het risico dat ik neem om mezelf en anderen schade te berokkenen is groot. Toch kon dat verlangen om te doen wat we willen blijkbaar niet afgeremd worden. Daarom geloof ik ook niet dat je het klimaatprobleem oplost met pleidooien voor meer bescheidenheid en ascese. Die coronacrisis is een enorme wake-upcall, en dan nog slagen we erin die realiteit te ontkennen. En dan gaat het alleen nog maar over een tijdelijke crisis. Met de uitputting van fossiele grondstoffen en de opwarming van de aarde wachten ons crisissen van een totaal andere orde. Toch hebben we nog altijd de neiging om dat allemaal voor ons uit te schuiven. Er zal dus, denk ik, niet veel anders op zitten dan na te denken over de vraag hoe we, op een veel duurzamere manier dan vandaag, energie kunnen opwekken die het mogelijk maakt om straks negen miljard mensen op een comfortabele en vrije manier te laten leven op deze planeet.
Vandaag heb je in dat klimaatdebat twee kampen. Er is een kamp dat roept dat we radicaal moeten minderen en onze levenswijze compleet moeten omgooien. Aan de andere kant heb je – eenvoudig gesteld – de trumpisten, die doen alsof er niets aan de hand is en zelfs oproepen om nog dieper naar fossiele grondstoffen te graven. ‘Dig that coal’, zoals een van de slogans van Trump luidt. Ik kan daar ergens ook begrip voor opbrengen. Ik snap wel dat mensen zich aan die reddingsboei vastklampen. Ze vrezen dat ze zonder die grondstoffen zullen inboeten op hun vrijheid en comfort. Die vrees is ook terecht. Als we de kraan van de fossiele brandstoffen vandaag dichtdraaien, hebben we een gigantisch probleem. Als er geen vuur meer is, dan stort onze wereld in elkaar. Ik hoop dat ik met mijn boek het debat een beetje kan opentrekken, weg van de polarisering, bijvoorbeeld door te wijzen op een mogelijk ander spoor. Is het niet mogelijk om het welvaartsniveau en onze vrijheid te behouden, zonder de grote urgentie die het klimaatprobleem stelt te negeren?
Uw pleidooi verschilt op het eerste gezicht niet zo sterk van dat van de ecomodernist. Die sust de klimaatpaniek met het idee dat kernenergie het probleem zal oplossen. U doet ongeveer hetzelfde met zonne-energie.
Devisch:Ik begrijp uw vraag, maar nee, ik ben geen ecomodernist. Het ecomodernisme heeft in mijn ogen het bredere debat wat gemist. Ecomodernisten gaan ervan uit dat we het klimaatprobleem zullen oplossen met nieuwe technologie. Ik denk dat het net door dat idee is dat we ons hebben vastgereden. De wereld kun je niet louter technisch benaderen. Jazeker, we zullen technologie nodig hebben om hier uit te raken, net zoals vaccins ons uit de coronacrisis zullen helpen. Maar ik geloof dat we veel dieper moeten spitten in dit vraagstuk. Waarom hebben we ons vastgereden? In mijn boek probeer ik aan te tonen dat we, sinds de verlichting, veel te weinig oog hebben gehad voor de schaduwzijde van de technologische en wetenschappelijke vooruitgang. Zijn wij, zoals we sinds Decartes geloven, heer en meester over de natuur? Ik denk het niet en we moeten beter leren samenwerken met de natuur. Ook op dat vlak denk ik dat we veel kunnen leren van de oude culturen. Uit oude mythes spreekt een veel groter bewustzijn van zowel de voordelen als de destructieve risico’s van het vuur. Ze kunnen het besef bijbrengen dat elke stap vooruit ook een keerzijde of een reactie met zich meebrengt, en ons op die manier helpen bij onze herpositionering ten opzichte van technologie en wetenschap.
Wij zouden beter moeten beseffen dat er, bij elke ingreep in de natuur, ook een tegenreactie van die natuur kan komen. Zowel de klimaatcrisis als de coronacrisis is daar een glasheldere illustraties van. In een rapport van het befaamde Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) staat letterlijk dat onze atmosfeer een geheugen heeft. ‘Zij is de rook uit de schoorstenen van de vroege industriële revolutie nog altijd niet totaal vergeten en zal ook alles onthouden wat de kolencentrales van de ontwikkelde landen, de verwarmingsinstallaties van de megasteden, de vliegtuigen, de schepen, de auto’s van de welgestelden en de ontelbare open vuren van de armen op alle continenten in haar uitstoten’, zo schrijft filosoof Peter Sloterdijk. Dus nee, er is geen God die ons zal straffen, zoals Zeus Prometheus ooit strafte omdat hij het vuur aan de mens gaf. Maar het is wel duidelijk dat de natuur een complex mechanisme is dat leeft van actie en reactie. Hoe verder wij in die natuur ingrijpen, hoe meer we de tegenreactie mogen verwachten. We moeten dus vooral weer leren samenwerken met de natuur. Als we dat niet doen, zullen we nog veel meer scenario’s schrijven zoals we er vorig jaar een geschreven hebben.
U maakt in uw boek ook een uitstap naar de mentale verbranding: de burn-out.
Devisch:Het verband is natuurlijk metaforisch. Maar het valt wel op dat de twee debatten op elkaar lijken. Net als onze planeet kunnen we als mens niet meer energie verbruiken dan we toegeleverd krijgen. En ook in dat debat zie je een ontkenningsmechanisme. Mensen draven maar door, tot ze het fysiek niet meer kunnen. En ze beginnen er pas over na te denken als het eigenlijk te laat is. Wanneer beginnen we na te denken over onze levensstijl? Als we ziek worden, als er een virus is, of als de temperaturen te hoog oplopen. Ik zou ervoor pleiten om dezelfde reflex te hebben als het over mentaal welzijn gaat: het kan geen kwaad om je levensstijl te bevragen nog voor alle bronnen opgebruikt zijn. Als je die cijfers bekijkt, dat is een onwaarschijnlijke evolutie. Burn-out is een groot probleem, en het wordt nog altijd erger. Uiteindelijk gaat dit telkens weer over hetzelfde: willen aanvaarden dat er aan het leven ook grenzen zijn. Als we niet alles uit het leven hebben gehaald wat er potentieel in zit, dan vinden we dat het is mislukt. Dat is heel duidelijk een dwaalweg. Rationeel is dat heel helder. Ons verlangen naar die grenzeloosheid botst constant op grenzen. Maar wat te doen? Ik moet nu denken aan wat Karl Marx ooit zei: het zal eerst veel slechter moeten worden, vooraleer het weer beter kan worden. De vraag is of we niet beter kunnen dan dit.
Om op een positieve noot te eindigen: nogal wat mensen hebben van de coronacrisis misschien ook iets waardevols geleerd. In de begrenzing schuilt ook een deugd. Een wandeling in de buurt is niet minder waardevol dan een verre vliegreis.
Devisch:Die beweging was al even aan de gang. Mensen kopen vaker lokaal. Er wordt steeds meer gefietst. Veel mensen beseffen dat de grenzen niet oneindig zijn. Het thema klimaat staat – mogelijk te laat – op de agenda en zal er niet meer van verdwijnen. Trump heeft heel hard zijn best gedaan om het er weer af te krijgen, maar hij is er niet in geslaagd. Net door zo hard te roepen dat we nog verder naar steenkool moesten graven, heeft hij benadrukt dat het zo niet meer verder kan. Ik zie de signalen, maar of die zullen volstaan?
Ignaas Devisch
– 1970: geboren in Brugge
– Studeerde filosofie aan de Universiteit Gent
– Sinds 2003: professor ethiek, filosofie en medische filosofie aan de Universiteit Gent en de Arteveldehogeschool
– Publiceerde onder meer Het empathisch teveel (2017) en Zijn er nog vragen (2020), een filosofieboek voor kinderen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier