Filosofe Marjan Slob: ‘Eenzame mensen hebben contact nodig, geen pil’

Marjan Slob: 'Ik hoef geen mannen meer af te weren, ik kan ze als mensen tegemoetgaan. Als jonge vrouw is dat lastiger.' © Carmen De Vos

Voor de Nederlandse filosofe Marjan Slob is eenzaamheid geen ziekte, maar deel van wie we zijn als mens.

Elke week vraagt Knack aan ondernemende mensen hoe ze lijf en psyche in balans houden.

‘Neem jij de bank, dan neem ik…’ Marjan Slob kijkt om zich heen. ‘Deze stoel.’ Het appartement in Parijs waar de Nederlandse filosofe tijdelijk verblijft, lijkt qua oppervlakte en interieur op een kamer in een poppenhuis. De meubels zijn afgemeten op de beperkte ruimte, de zware gordijnen die het bed van de zitruimte scheiden glanzen satijnachtig, net zoals de bekleding van de bank en de stoel waarop we ondertussen tegenover elkaar zitten. Door het open raam golven de geluiden van de stad binnen: het geroezemoes van mensen, soms onderbroken door een schaterlach en het gekwetter van stadvogels.

Eenzaamheid is het thema waar Slob zich de voorbije jaren in heeft vastgebeten, en nu is ze hier alleen in Parijs, een beetje op zichzelf teruggeworpen, nog zoekende naar routines en gewoonten om de dag in te delen en greep te krijgen op de tijd.

‘Gisteren heb ik een zwembad gevonden’, zegt ze terwijl ze voor zichzelf thee inschenkt en voor mij koffie opgiet. ‘Zo kom ik langzaam uit het vacuüm van de tijdelijke verblijver.’

Is zwemmen uw uitlaatklep?

Marjan Slob: Ik heb het nodig om uit mijn overconcentratie te raken, om een breder perspectief te verwerven, waardoor ik beter zicht krijg op de dingen waarmee ik bezig ben. Maar het is ook bewegen. Naar het zwembad fietsen, in het water stappen, baantjes trekken. En terwijl ik in het water ben, kan ik me zo visualiseren hoe het werk als een soort sluier achter me aan drijft, hoe ik hem losknip en ervan wegzwem. Heerlijk.

U bent een filosofe voor wie de lichamelijkheid telt.

Slob: Wij zijn onze lichamen. Ik ben heel duidelijk een denker van na Darwin voor wie de eeuwenoude opdeling tussen lichaam en geest geen adequaat schema is om de wereld te bekijken en te begrijpen. Als student verbaasde het me al dat de westerse filosofie amper aan het lichaam raakt. Die denkers leken allemaal kopvoeters, alleen met hun gedachten, afgesneden van hun lijf, alsof zij en bij uitbreiding de mens geïsoleerd op deze planeet stonden. Sinds On the Origin of Species houdt de mens als uitzondering niet stand. Wij mensen komen ook maar uit de modder gekropen. Nu, we zijn nog altijd niet bekomen van de schok dat we dier zijn tussen de dieren. Dieren hebben net als mensen emoties, maar wij benoemen ze en daardoor worden het gevoelens. Met dat grotere zelfbewustzijn komt ook een grotere verantwoordelijkheid.

Een knobbeltje in mijn borst: die angst ken ik. Maar onze sterfelijkheid schrikt me niet af.

Bedoelt u daarmee: zorg dragen voor het leven om ons heen?

Slob: We zijn met miljarden. Ik kan proberen mijn best te doen, maar ik weet dat het geen gewicht in de schaal legt. Toch betekent het niet dat ik het niet hoef te doen. Het is een proof of principle. Er zit niets anders op dan een manier van leven te vinden die in harmonie is met de aarde, precies omdat we er deel van zijn. Ik zit bijvoorbeeld in de Raad voor Dierenaangelegenheden in Nederland. Omdat de verhouding tussen mens en dier aan heroverweging toe is, ontstaat een hele reeks politieke en morele problemen. Welke plaats gun je je mededieren? Vind je dat je ze kunt eten? Ze verjagen? Ze verdelgen? In huis halen? Er proeven op doen ten bate van je eigen soort? Het zijn vragen die nopen tot ernstig onderzoek.

U woont nu voor drie maanden in Parijs. Op uitnodiging van de Nederlandse ambassade houdt u de hedendaagse relevantie van een van de reuzen van de Nederlandse literatuur tegen het licht: Willem Frederik Hermans. Dit jaar zou hij zijn honderdste verjaardag vieren. Wat heeft Hermans de mens van nu te vertellen?

Slob: In de jaren zeventig verbleef Hermans in Parijs. Van hieruit stuurde hij brandbrieven naar het vaderland. Snerpende kritieken, noemde hij ze zelf. Hij speelde op de man, was meedogenloos, vernietigend, arrogant en kil. Maar ook grappig. Mijn vraag is: hoe kun je de helderheid waarmee Hermans onprettige zaken benoemde combineren met een soort mildheid? Ik wil niet dat we allemaal sneeuwvlokjes worden en elkaar met poezelige handjes almaar eer bewijzen. Er bestaat zoiets als overdreven kwetsbaarheid, maar er bestaat evengoed blindheid voor het eigen privilege. Hermans besefte niet welke bevoorrechte positie hij had. Macht is kunnen praten en je nooit afvragen of je wel terecht het woord hebt. Ik ben een vrouw van 56 en pas nu durf ik ongehinderd mijn stem te laten horen. Alleen al daarom is het een heerlijke leeftijd.

Geniet u ervan om ouder te worden?

Slob: Natuurlijk vind ik het niet fijn als ik mijn blik in de spiegel opvang en de wallen onder mijn ogen zie. Maar mijn dochter is 22 en staat op eigen benen, en mijn man is mijn man, die kan voor zichzelf zorgen. Het is alsof ik eindeloos veel mogelijkheden heb in het leven. Ik kan transformeren. Als 56-jarige vrouw zit seks bovendien niet meer in de weg.

Wat bedoelt u daarmee?

Slob: Ik hoef geen mannen meer af te weren, ik hoef niet bits te zijn, ik kan ze als mensen tegemoetgaan. Als jonge vrouw is dat lastiger. Je bent aardig en dan krijg je zo’n man niet meer van je afgeschud. Ik word niet meer zozeer als een seksueel wezen beschouwd. Er gaat iets mee verloren, natuurlijk, maar het bevordert wel het gesprek van mens tot mens.

In De lege hemel beschrijft hoe u vrouwen zich stelselmatig dommer voordoen dan ze zijn.

Slob: Het is een code die ik nooit begrepen heb. Achteraf gezien denk ik dat mannen zich bij mij niet zo op hun gemak voelden. Hen geruststellen hield me niet bezig. Als ik een man leuk vond, dan had ik eerder de neiging hem te imponeren. Daar was ik nogal schutterig in. Het had er ook mee te maken dat ik me lang onbegrepen heb gevoeld. Ik zat met vragen in mijn hoofd die ze in het dorp waar ik opgroeide alleen maar raar vonden. Toen ik filosofie ging studeren, schoot er een soort prop los. Mijn vragen waren niet raar maar diep, en het leek alsof ik niet kon ophouden met praten en denken. Ik voelde een vuur en een geldingsdrang, een levenslust ook, waardoor ik me behoorlijk wist te handhaven. Want ja, af en toe kwam ik mensen tegen die dachten dat vrouwen minder goed konden denken. Ik liet ze alle hoeken van de kamer zien. Ik stak mijn verstand niet onder stoelen of banken. Ook daarom ben ik blij dat ik ouder ben geworden. Maar toen had ik dat heel erg nodig.

U bent opgegroeid in Giessenburg, een dorp in de Nederlandse Bijbelgordel. Bescheidenheid was er de grootste deugd, maar dat lag u niet.

Slob: Mijn ouders waren niet gelovig. Dat werd aanvaard omdat ze geen aandacht op zichzelf vestigden. Niemand deed dat daar. Er was een soort nederigheid onder de hemel, maar ook een tevredenheid die ik nooit zo goed begrepen heb. Ik was er niet ongelukkig, maar ik voelde me er altijd groot en lomp en luid. Als ik me te veel manifesteerde en te duidelijk mijn mening verkondigde, zei mijn moeder: niet arrogant zijn. Ik zou willen dat ik er klaar mee was, maar dat is natuurlijk niet zo. In die zin zit het verleden ook in mijn lichaam. Het sluit aan bij wat ik hier in Parijs wil onderzoeken. Als ik mijn stem laat horen, wat vind ik dan van belang om te zeggen?

Voelde u zich als mondig en denkend kind eenzaam in het dorp?

Slob: Niet verbonden, noem ik het zelf. Ik heb periodes van eenzaamheid gekend, maar die waren niet verschrikkelijk. Toen ik erover nadacht een boek te schrijven over eenzaamheid, voelde ik een grote schroom. Is het niet aanmatigend te schrijven over iets waarvan je de diepe pijn niet uit eigen ervaring kent? Uiteindelijk heb ik het wel gedaan omdat eenzaamheid een continuüm is. Er zullen mensen zijn die zich nooit eenzaam voelen – theoretisch is dat mogelijk – en aan het andere uiteinde heb je mensen die altijd eenzaam zijn. Op ieder moment in ons leven bevinden we ons ergens op die schaal van eenzaamheid. Het risico bestaat dat ik de allesomvattende eenzaamheid banaliseer, maar ik probeer ze vooral te duiden als eigen aan de mens. Het is geen vreemd, raar of abnormaal gevoel. Het gekke is dat ik best wat mails krijg van mensen die het boek troostend vinden. Misschien omdat ik eenzame mensen zie als mijn soortgenoten, mijn medemensen. En niet als zieke mensen.

De functionaliteit van het moederschap viel me zwaar. Ik was bang dat mijn creativiteit zou wegkwijnen.

Nochtans wordt eenzaamheid weleens omschreven als de nieuwe epidemie.

Slob: Men gaat er nogal gemakkelijk van uit dat we nu eenzamer zijn dan vroeger. Daarvoor ontbreekt het bewijs. We zijn eenzaam geworden toen de twijfel over God toenam. Ook dat is geen toeval. Maar uit recentere studies over eenzaamheid valt ook geen toename of afname af te leiden. Die studies ondermijnen wel de clichés. Ouderen zijn niet eenzamer, jongeren ook niet.

De eenzaamste mensen zijn 46 jaar, omdat ze zo vol in het leven staan dat ze vaak geleefd worden en zichzelf voorbijlopen. Een epidemie, dat weten we ondertussen, is een besmettelijke ziekte. Eenzaamheid is niet besmettelijk en het is geen ziekte of stoornis. Eenzame mensen lijden aan een gebrek aan verbinding. Met zichzelf, met anderen of met de wereld om zich heen. Eenzame mensen hebben contact nodig, geen pil.

Het is net dat contact dat steeds moeilijker wordt voor eenzame mensen. Misschien kunnen een diagnose en een pil dan wel een uitweg bieden?

Slob: Ik ben niet tegen pillen. Ik heb zelf slaapproblemen gehad en ik denk nu: had ik toen maar wat meer slaaptabletten geslikt, dan had ik mezelf wat respijt kunnen geven. Maar een pil is een erg schraal antwoord op wat in wezen een maatschappelijk probleem is. Onlangs nog hoorde ik het verhaal over antidepressiva die men in de VS aan honden voorschrijft. Het is een parabel van hoe we zelf bezig zijn. Soms zijn pillen een noodzakelijk kwaad. Maar pillen voor eenzaamheid? Wat mensen nodig hebben, is intimiteit en verbinding. Net zoals die honden ruimte nodig hebben om te rennen en te dollen. Het is toch dieptreurig dat je hen een pil toeschuift?

Een ander cliché: sociale media zouden ons eenzamer maken.

Slob: Dat wordt zo makkelijk aangenomen dat het me achterdochtig maakt. Waarop is die bewering gebaseerd? Op niet zo veel, blijkt al snel. Ik zie tal van problemen met sociale media, maar ze veroorzaken geen eenzaamheid. Als je eenzaam bent, versterken ze ongetwijfeld dat gevoel. Maar voor verlegen mensen die moeilijk contact leggen, kunnen ze een uitkomst bieden.

Welke problemen ziet u dan wel?

Slob: Ik word zelf ook door sociale media opgeslorpt. Het zijn aandachtstrekkers en net die aandacht is ons hoogste goed. Het is de poort naar verdieping, naar kennis. Het is erg dat die aandacht altijd wordt weggekaapt door bedrijven die geld willen verdienen aan je data. We zouden daar beter tegen beschermd moeten worden.

Ook tijdens de coronacrisis werd er gewaarschuwd voor meer eenzaamheid. Maar, schrijft u, wat te denken van mensen voor wie er nu niets verandert?

Slob: Wat we met corona meemaakten, omschrijf ik liever als rouw. Ineens moesten we stoppen met allerlei sociale praktijken, maar we ervoeren ook andere vormen van verbinding. Ik ben veel in de natuur geweest. Dat is een verbondenheid met de aarde die je minder eenzaam kan maken. Door onze ervaring als eenzaamheid te omschrijven, negeer je het diepe leed van mensen voor wie er tijdens corona amper iets veranderde omdat hun levens zich in isolement afspelen.

Marjan Slob, De lege hemel, Ambo/Anthos, 224 blz., 20,99 euro.
Marjan Slob, De lege hemel, Ambo/Anthos, 224 blz., 20,99 euro.

Ik heb tijden van eenzaamheid gekend, zei u daarnet. Wanneer was dat?

Slob: De functionaliteit van het moederschap viel me zwaar. Ik ben bang geweest dat mijn creativiteit zou wegkwijnen. Nu kan ik met weemoed terugdenken aan het warme lijfje van mijn dochter dat zich tegen mijn lichaam krulde, maar toen voelde het als een verstikkende deken. Ik heb altijd van mijn dochter genoten, maar ik vond het een enorme corvee om ervoor te zorgen dat er schone kleren waren, voldoende brood in huis, dat soort praktische dingen. Het lukte me wel, maar ik haalde er geen genot uit en ik was bij momenten zo uitgeput dat het leek alsof ik dood was vanbinnen. Daarom ook dat ik zo geniet van deze leeftijd. Plots kan het allemaal weer.

Schrikt de dood u af?

Slob: Er is een persona in mij die ’s nachts bang in haar bed kan liggen. Ooit voelde ik een knobbeltje in mijn borst. Ik dacht: het is voorbij. Die angst ken ik. Maar onze sterfelijkheid op zich schrikt me niet af. Op een dag zal ik verdwijnen, en dat is goed. Het helpt om mezelf als dier tussen de dieren te zien. Het is de weg van het vlees. Als je sterft, ga je op in de circulatie van het leven. Je wordt voedsel. Stel je voor dat je niet zou doodgaan. Dat vind ik een veel onrustwekkender gedachte.

Toch zijn er mensen die veel geld overhebben voor het eeuwige leven.

Slob: Miljardairs die zichzelf invriezen, dat is het toppunt van zelfoverschatting. We zitten met een klimaatcrisis. Misschien kun je met je geld de wereld beter maken in de plaats van een plek te reserveren in een wereld die niet meer de jouwe zal zijn? Om dezelfde reden word ik boos op de types die de aarde willen ontvluchten met hun grote geld. Het is precies de verkeerde impuls, vind ik. Zo liefdeloos, zo dom. Als ik daarover nadenk, kan ik me best eenzaam voelen. Want blijkbaar vinden we het in deze wereld normaal dat je al dat geld uitgeeft voor een plezierreis naar de ruimte, terwijl onze ecosystemen op instorten staan.

Hoe verdrijft u die boosheid?

Slob: Zingen is mijn medicijn. Ik zing in een koor, het gaat over adem, over lichaam, over alles wat je voelt en denkt. Je drukt je uit via je stem en als je er een beetje op let, dan hoor je aan iemands stem hoe het met hem gaat. Ik heb vaak ademnood. Het slaat nergens op, want die adem is je gegeven, maar zingen is een spiegel van allerlei zaken die in je lichaam gebeuren. Het is ook bevrijdend. Soms lukt het je om met je stem een ruimte te vullen, om jezelf te vergeten in die stem. Zing jij?

Ik denk dat ik het niet kan.

Slob: Durven te falen hoort er natuurlijk bij. Maar ook dat is het mooie: een valse noot is zo vergeten en voorbij.

Marjan Slob

– Geboren in 1964

– Groeide op in de Nederlandse Bijbelgordel

– Studeerde psychologie en filosofie aan de Universiteit Utrecht

– Ontving in 2016 voor Hersenbeest de Socrates-wisselbeker voor het beste filosofische boek

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content