Expert arbeidsmarkt Jan Denys: ‘We staan er nu beter voor dan in de golden sixties’
Bij zijn pensioen maakt arbeidsmarktexpert Jan Denys de balans op van 50 jaar beleid. Hij weigert het zwart in te zien. ‘De doemdenkers hebben ongelijk.’
Wie Jan Denys leest op opiniepagina’s, hem in actie ziet op sociale media of hem op tv de sluiting van Audi Vorst hoort becommentariëren, weet dat hij nooit om een tegendraadse mening verlegen zit. In het wereldje van de academische experts is Denys een buitenbeentje. Hij begon zijn loopbaan bij het Leuvense Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) en het daaraan verbonden Steunpunt Arbeid en Werk, een project dat gedragen werd door de KU Leuven en het ACW (nu Beweging.net).
Zijn onderzoek daar resulteerde onder meer in het boek Wie werkt nog na vijftig? Daarin werden voor het eerst kritische vragen gesteld bij het brugpensioen, waarbij oudere werknemers na hun ontslag boven op hun uitkering een extra vergoeding van het bedrijf kregen en niet werden aangespoord om opnieuw werk te zoeken.
In 1999, op zijn veertigste, verhuisde hij naar de privésector, toen een zeer ongebruikelijke stap. Naar Randstad bovendien, een private speler op de uitzendarbeid – terwijl vooral christendemocraten en socialisten ‘arbeidsbemiddeling’ jarenlang exclusief hadden voorbehouden voor de overheid. Van een eerder academische werkgever trok hij naar de privé, van een organisatie die aanleunde bij de vakbond naar de werkgevers. Dat bezorgde Denys een apart profiel in de wereld van experts die de arbeidsmarkt bestuderen. Die dwarse kant heeft hij behouden tot aan zijn pensioen, zo leert zijn jongste boek, Iedereen aan ’t werk.
Jan Denys: Het is een optimistisch boek dat ingaat tegen het doemdenken van vandaag. We staan voor een tijd van volledige tewerkstelling. Dat is een zeer positieve ontwikkeling, maar ze verplicht ons om totaal anders te denken dan vroeger. Men beseft nog niet genoeg voor welke uitdagingen volledige tewerkstelling de samenleving zal stellen. Enkele weken geleden pakten de kranten uit met een hoerabericht: er waren weer meer jonge mensen die ervoor kozen om les te geven. Maar wat betekent dat als je volledige tewerkstelling hebt? Dat je minder verpleegkundigen zult hebben, minder IT’ers enzovoort, en we hebben er vandaag al te weinig. Op die manier los je dus geen probleem op.
‘Hier en daar is er bespaard, maar dat is geen afbraak van de sociale zekerheid, dat zijn verbouwingen.’
Toch hoopt u dat die volledige tewerkstelling nog lang zal duren, ondanks de vele problemen.
Denys: Absoluut. Volledige tewerkstelling zorgt voor hogere lonen, ook aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Gezinnen kunnen daardoor meer geld besteden. Met volledige tewerkstelling neemt de armoede af, uiteraard op voorwaarde dat de ‘werkende armen’ tot een minimum worden beperkt. Het is de beste garantie voor een duurzame sociale zekerheid en verzorgingsstaat: hoe meer mensen daaraan bijdragen, hoe robuuster onze welvaartsstaat.
Een veelbesproken artikel in het tijdschrift SamPol stelde onlangs dat de sociale zekerheid en onze welvaartsstaat al dertig jaar worden afgebroken. Dat zou het resultaat zijn van een consensus waarbij alleen neoliberale recepten werden uitgetest. De bijval voor die stelling was groot.
Denys: Die stelling is niet gebaseerd op cijfers. In België steeg het aandeel van het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd dat naar de sociale zekerheid gaat van 16 procent in 1974 naar 32 procent in 2020. Dat neemt nog altijd toe.
Natuurlijk is er de voorbije vijftig jaar wel wat veranderd. Hier en daar is er bespaard, maar dat is geen afbraak van de sociale zekerheid, dat zijn verbouwingen. Sinds 1974 zijn uitkeringen niet alleen verlaagd, er zijn er veel meer gestegen. In mijn boek geef ik vijftien bladzijden lang voorbeelden van hoe onze welvaartsstaat onafgebroken is opgebouwd: in 1974 werd het recht op een bestaansminimum ingevoerd, nadien kwam het recht op loopbaanonderbreking, op ouderschapsverlof en noem maar op. Anders dan wat doemdenkers zeggen, was de Belgische welvaartsstaat vijftig jaar geleden al een van de meest genereuze ter wereld, en dat is vandaag nog altijd zo. We staan er zelfs beter voor dan in de golden sixties.
Toen u in 1983 afstudeerde, waren het jaren van torenhoge werkloosheid. Vandaag smeekt de arbeidsmarkt om extra volk.
Denys: Tussen 1974 en 1984 zijn netto 206.000 banen verloren gegaan, hoofdzakelijk in de industrie. De werkloosheid steeg toen van 5 naar 14 procent. Van enige activering van de werklozen was toen geen sprake. Een werkloze moest elke dag zijn stempel halen en werd voor de rest met rust gelaten. In die tijd gingen onze politici voor het behoud van de werkgelegenheid en werd er massaal geld gepompt in industriële sectoren als staal, steenkool, scheepsbouw, textiel en holglas. Later verdwenen die bedreigde sectoren dan toch. Subsidies helpen niet als een sector fundamenteel in de problemen raakt.
Factcheck: ja, België is het enige EU-land met een werkloosheidsuitkering die onbeperkt is in de tijd
Tegelijk maakte men amper werk van een activeringsbeleid om zo veel mogelijk mensen aan het werk te krijgen.
Denys: Pas in 2003, toen Frank Vandenbroucke (Vooruit) minister van Werk werd, begon de federale regering met een beleid om werklozen weer aan het werk te krijgen. Weet u wat de reactie was? De linkerzijde stond op z’n kop. Vandenbroucke hield het maar één jaar uit: onder druk van de PS moest hij opstappen. In 2005 riep de Franstalige Liga voor de Mensenrechten zelfs de pers bijeen om te zeggen hoe verontwaardigd ze was over ‘de jacht op de werklozen’, zoals ze de activering noemde. De Franstalige vleugels van de christelijke en socialistische vakbonden waren het daarmee eens. Daardoor kwam het activeringsbeleid hier maar heel traag van de grond. Nog altijd stromen in België minder werklozen door naar een job dan in de meeste andere EU-landen.
Het beleid heeft dus gefaald.
Denys: Ik ben mild voor onze politici. Ik wil ze niet stenigen, maar België heeft op het vlak van activering (grijnst) een ‘suboptimaal’ beleid gevoerd. Kijk, al enkele jaren schuif ik een werkzaamheidsgraad van 80 procent naar voren als realistische doelstelling. Dat cijfer halen landen als Noorwegen, Zweden, Duitsland, Nederland al jaren. Dat moet voor ons toch ook mogelijk zijn? Niet dus. Er zijn natuurlijk regionale verschillen. Men kan niet anders dan concluderen dat Wallonië en Brussel een ronduit slecht beleid hebben gevoerd.
‘Ik dacht dat confederalisme de enige oplossing was. Maar na de grote overwinning van de MR zijn er misschien hervormingen op federaal niveau mogelijk.’
En Vlaanderen?
Denys: We denken dat Vlaanderen het erg goed doet, omdat we het met een werkzaamheidsgraad van 77 procent veel beter doen dan Wallonië en Brussel met hun 66 procent. Maar dat is optisch bedrog, want in vergelijking met veel andere Europese landen en regio’s doet Vlaanderen het zeer matig.
Wat is de succesvolste wettelijke maatregel van de afgelopen vijftig jaar?
Denys: Zonder twijfel de invoering van de dienstencheque, twintig jaar geleden. Zo’n 150.000 mensen zijn in dat systeem aan de slag. Het creëerde werk voor kwetsbare werknemers, mensen die kortgeschoold waren of langdurig werkloos. En het haalde ook heel wat werk uit het zwarte circuit.
De dienstencheques worden zwaar gesubsidieerd en zijn voor de gebruikers spotgoedkoop. De Vlaamse regering denkt eraan om de prijs ervan op te trekken.
Denys: Er moet inderdaad financieel orde op zaken worden gesteld, en de gebruiker zal meer moeten betalen. Maar nu de dienstencheques goed ingeburgerd zijn, zou ik de markt laten spelen: als mensen meer willen betalen om een poetshulp te krijgen, moet dat kunnen. Vandaag moet een poetshulp zijn als een loodgieter: als je die niet behoorlijk betaalt, komt die niet.
Nu een prijsverhoging van de dienstencheques op tafel ligt bij de Vlaamse onderhandelaars: dit is waarom uw poetshulp opslag verdient
Haalt Vlaanderen een werkzaamheidsgraad van 80 procent tegen 2030?
Denys: Dat moet zeker lukken. Ik heb Vlaams formateur Matthias Diependaele (N-VA) onlangs gesuggereerd dat hij daar zijn beleidsvisie voor de volgende Vlaamse regering van moet maken, maar hij leek er niet van overtuigd. Bart De Wever (N-VA) leek me er meer voor open te staan. Al is die 80 procent op federaal niveau niet meteen haalbaar, omdat de cijfers in Wallonië en Brussel zo bedroevend laag liggen.
Hoe komt het toch dat er in Wallonië zo weinig mensen aan het werk zijn?
Denys: Er wordt dan altijd verwezen naar de teloorgang van de steenkool- en de staalindustrie en de moeilijke reconversie. Maar leg mij eens uit waarom Wallonië het zo veel slechter doet dan Limburg, waar naast de steenkoolmijnen ook multinationals als Ford en Philips de deuren sloten. De werkzaamheidsgraad in Limburg ligt vandaag zelfs hoger dan die in Vlaams-Brabant: men heeft er gezorgd voor nieuwe, dynamische bedrijven.
Daarom heb ik lang gedacht dat het hopeloos was om op Belgisch niveau nog een coherent sociaal-economisch beleid te voeren. Daarom meende ik eerlijk gezegd dat confederalisme nog de enige oplossing was: laat hen hun ding doen en laat ons een eigen weg gaan. Maar na de grote overwinning van de MR bij de verkiezingen zijn er misschien toch een paar ernstige hervormingen op federaal niveau mogelijk.
PS-voorzitter Paul Magnette blijft in elk geval pleiten voor een verlaging van de pensioenleeftijd.
Denys: Ik maak me daar niet meer druk om. Ik heb nog meegemaakt dat mensen met 48 jaar op brugpensioen gingen, dus ik ben al blij als men nu pas op 60 jaar met pensioen gaat. Mensen die op hun 18e begonnen te werken hebben dan 42 jaar bijgedragen aan de sociale zekerheid. Dat vind ik prima. Het heeft ook geen zin om oudere werklozen die bijna de pensioenleeftijd van 65 jaar bereikt hebben nog op allerlei manieren te activeren.
Ook met een hogere pensioenleeftijd blijft de arbeidsmarkt worstelen met schaarste. De werkgeversorganisatie Voka wil daarom ook laaggeschoolden van buiten de EU naar hier halen om bepaalde vacatures in te vullen.
Denys: In 1974 kondigde de regering-Tindemans een migratiestop om beroepsredenen af. Wat nog wel kon, was vooral migratie vanwege asiel of gezinshereniging. Waartoe heeft die stop geleid? Dat België, op Griekenland en Italië na, het hoogste aantal kortgeschoolde migranten van Europa heeft. Die migranten van buiten de EU doen het minder goed op de arbeidsmarkt. Dat komt vooral door hun lage opleiding, hun gebrekkige talenkennis en de discriminatie die hen te beurt valt. Daarom ben ik er geen voorstander van om de deur wijdopen te zetten voor laag- en middengeschoolden van buiten de EU. Die hebben we al voldoende via de andere migratiekanalen. Trouwens, ik heb nog niet veel mensen gehoord die de migratiestop willen afschaffen, ondanks de krapte op de arbeidsmarkt. Het volstaat om een aantal te strikte regels te versoepelen.
Intussen sluiten fabrieken zoals Audi bij ons de deuren. Is er nog een toekomst voor de maakindustrie in België?
Denys: Natuurlijk is een maakindustrie belangrijk. Met industrie en diensten erbij kan een land beter tegen een stootje. Terecht wil de Europese Unie ons industriële economische weefsel versterken, ook vanuit geopolitieke overwegingen. Maar dat bijvoorbeeld de autoassemblage uit ons land wegtrekt, is al jaren een feit.
Volkswagen-Audi: niet alleen in Vorst zijn ze bang voor de sluiting van de fabriek
Het is een voorbeeld van de theorie van de ‘creatieve destructie’: oude bedrijven maken plaats voor nieuwe. Je hoort me niet zeggen dat we geen aandacht moeten hebben voor de sluiting van Audi in Vorst, maar we moeten daar niet naar staren als een konijn naar een lichtbak. We moeten vooral zien of er genoeg industriële alternatieven zijn. Die zijn er: in de IT-sector, de farma, de life sciences, noem maar op. Het zou goed zijn als er daarvan een paar kunnen uitgroeien tot werkelijk grote bedrijven. We blijven een land van kmo’s. Al is ook dat een pluspunt: als één gigant over de kop gaat, leidt dat niet tot een structureel sociaal drama.
De PVDA werkt aan wetteksten zodat er een moratorium komt op bedrijfssluitingen. Ze worden dan bij wet verboden.
Denys: (heft de handen ten hemel) Denkt men echt dat men zo nieuwe investeringen naar België haalt? Het zou toch niet slecht zijn als de Chinezen bijvoorbeeld de Audi-fabriek zouden overnemen en hier elektrische auto’s komen produceren, nee? We moeten ons geen illusies maken, het proces van creatieve destructie gaat onverminderd door, niet alleen in de arbeidsintensieve maakindustrie maar ook in de dienstensectoren. Er vielen al veel ontslagen bij de winkelketens en banken. Geen enkele sector is immuun voor herstructurering en faillissementen. Zelfs de overheid niet.
‘Ik ben er geen voorstander van om de deur wijdopen te zetten voor laag- en middengeschoolden van buiten de EU.’
Dan komt er ineens artificiële intelligentie (AI) bovenop. Die dreigt ook veel niet-creatieve jobs te vernietigen.
Denys: Dat is voorlopig een groot vraagteken. In het verleden dacht men ook dat de computer en daarna de digitalisering voor een groot jobverlies zou zorgen. Dat is nooit uitgekomen. Tot nu toe was jobcreatie superieur aan jobdestructie. Ik zie geen redenen waarom dat nu niet meer het geval zou zijn. Ik zie artificiële intelligentie eerder als de ultieme oplossing om de structurele krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken. Bepaalde banen zullen door AI vervangen worden, andere zullen er productiever door worden. We beseffen het nog niet genoeg, maar de winst zit niet langer in meer mensen aan het werk helpen, wel in het productiever maken van de mensen. En niet door ze harder te laten werken, wel door ze slimmer te laten werken.
Ook Mario Draghi hamert er in zijn veelbesproken rapport over de Europese concurrentiekracht op: onze productiviteit moet omhoog.
Denys: Inderdaad, de grote bezorgdheid is niet meer zozeer de werkgelegenheid, maar wel de productiviteit. Als de productiviteit stijgt, waarom zouden wij dan een deel van het extra rendement niet kunnen investeren in extra vrije tijd? We hebben in onze samenleving zowat alles wat we op materieel vlak wensen, maar het ontbreekt ons aan tijd. We moeten niet voor eeuwig vastklampen aan een vijfdaagse werkweek, zelfs niet aan een 36-urige week. Als onze productiviteit stijgt, wordt arbeidsduurvermindering mogelijk. Dat is voor mij geen taboe.
Jan Denys
1959: Geboren in Torhout.
1983: Licentiaat arbeidssociologie (KU Leuven).
1984: Werkt in het voorjaar in de kibboets Kfar Blum in Israël.
1984: Onderzoeker en projectleider aan het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA).
1999: Woordvoerder, verantwoordelijke public affairs en arbeidsmarktdeskundige van Randstad.
2013: Lid van Expertengroep Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat.
2015-nu: Lid van Hoge Raad voor Werkgelegenheid.
2018-2022: Bestuurder bij Limburgse Investeringsmaatschappij en Corda Campus.
2019-nu: Board member World Employment Confederation.
Adviseur van verschillende partijen inzake arbeidsmarktbeleid.
Boeken: o.a. Wie werkt nog na 50? (1997), Plus est en vous, een halve eeuw uitzendarbeid in België (2005), Free to work, voor een open en moderne arbeidsmarkt (2010) en Het verdriet van de Belgische arbeidsmarkt (2019).