Ex-militair en traumapsycholoog over schandaal Amay: ‘Mest de stal nu definitief uit’
Wantoestanden tijdens dooprituelen bij het Belgische leger leiden tot de stopzetting van een volledig peloton. ‘Richtlijnen rond “integratieactiviteiten” zijn een goed begin, maar de incidenten tonen dat er meer nodig is.’
Na intern onderzoek naar ‘mensonterende’ en ‘vernederende’ feiten tijdens dooprituelen doekte Defensie een peloton van het 4e bataljon genie in het Luikse Amay op. Er zou sprake zijn van vernedering, mishandeling, chantage en bedreigingen. Hoeveel mensen betrokken zijn, is nog onduidelijk. Dat maakten minister van Defensie Ludivine Dedonder (PS) en chef Defensie Michel Hofman bekend. Daarnaast loopt een onderzoek naar illegaal wapen- en drugsbezit binnen dezelfde eenheid.
De wantoestanden zouden al jaren bestaan en slachtoffers werden verplicht om te zwijgen. Met de tragische dood van student Sanda Dia nog vers in het geheugen, vragen steeds meer mensen zich af waarom zulke overgangsrituelen blijven bestaan.
Traumapsycholoog en majoor (buiten dienst) Erik de Soir specialiseerde zich bij Defensie in wangedrag en normvervaging. Initiaties en ontgroeningen bestaan volgens hem al sinds mensenheugenis. Zo sturen Aboriginals hun zonen voor zes maanden in de woestijn, om vervolgens ‘als man’ terug te komen. ‘Door de eeuwen heen zijn die rituelen overgenomen door allerhande organisaties waarbij het lidmaatschap beperkt is voor de buitenwereld’, zegt De Soir. ‘Hedendaagse initiatierituelen mogen dan wel een functie en doel hebben, maar ze zetten ook een norm die kan leiden tot vervaging en wangedrag. Niet alleen in het leger, ook in andere organisaties zoals studentenclubs of motorbendes.’
Hebt u tijdens uw loopbaan bij Defensie zelf doopactiviteiten gezien of meegemaakt?
Erik de Soir: De Koninklijke Militaire School (KMS) is een elitaire instelling met een lange traditie van ontgroeningen. Toen ik er in 1983 werd toegelaten, deed ik zelf mee aan wat toen ‘de infectie’ heette. Als kandidaat-officier was je een ‘puant’, een soort stinkdier dat moest worden geïnfecteerd. Schachten werden ‘infecten’ genoemd. Tweedejaars studenten moesten we met ‘cher ancien’ aanspreken. Maar die zware periode had ook een aantal positieve kanten. Soms was het ludiek en er ontstond een sterk groepsgevoel.
Anderzijds waren er elk jaar de nodige uitspattingen. Een volle ziekenboeg of mensen die naar het ziekenhuis werden gebracht, dat was niet uitzonderlijk. De traditie werd stevig ondersteund, ook door leidinggevenden en het onderwijzend personeel. Iedereen was ooit zelf door ‘de infectie’ gegaan en sommigen keken er zelfs met heimwee op terug.
Hoe werd daar destijds op gereageerd?
De Soir: Die ontgroening was sterk ingeburgerd. Er gebeurden weleens dingen die we ons in de de huidige tijdsgeest niet meer kunnen inbeelden, bijvoorbeeld tegenover vrouwelijke kandidaat-officieren.
Meer dan 20 jaar geleden botste ik in de ondergrondse parkings van de KMS op omstandigheden die ik niet aanvaardbaar vond. Ik heb toen een mail naar de commandant van de KMS gestuurd met alle personeelsleden in cc. Daarbij heb ik ontzettend veel steun gekregen van het onderwijzend personeel.
Een dag later belandde mijn mail bij het kabinet van de toenmalige minister van Defensie André Flahaut (PS). Als docent sociale en crisispsychologie mocht ik een voorstel doen voor gepaste maatregelen. Ik wilde niet alleen het grensoverschrijdende aankaarten, maar ook duidelijk maken dat zoiets de kiem kan leggen voor wangedrag in buitenlandse operaties. Sociale normalisering en conformisme kunnen leiden tot het ontstaan van een ‘vijandbeeld’.
Gaandeweg ontstond het besef dat er iets moest veranderen. Maar je kunt zoiets beter goed begeleiden dan afschaffen. Anders organiseren studenten het wel buiten de KMS. De ‘infectie’ werd ‘integratieperiode’. Sommige praktijken bleven hardnekkig aanwezig. Maar tijdens de laatste decennia veranderde er wel veel in goede zin aan de dooprituelen, zoals peterschap.
Was u verbaasd over het schandaal in Amay?
De Soir: Over de omvang van het schandaal was ik erg verrast, zeker omdat er officieren en onderofficieren bij betrokken waren. Dat maakt het bijzonder ernstig. De opleiding van leidinggevenden besteedt veel aandacht aan leiderschap en kernwaarden. Die zouden voor hen dus duidelijk moeten zijn. Ook het ontbreken van interne controle, de zwijgcultuur en de ‘wij wisten het niet’-reacties zijn onbegrijpelijk. Het doet vermoeden dat er geen ruimte was voor klokkenluiders.
Wat vindt u van de reactie van de legerleiding?
De Soir: Ik vind het bewonderenswaardig dat ze het zelf naar buiten hebben gebracht. Als wangedrag van militairen vroeger in de media kwam, was het antwoord telkens ‘geen commentaar’. De open communicatiestijl van de legerleiding is veel geloofwaardiger. Het maakt ook meteen duidelijk dat alles goed onderzocht en zwaar bestraft zal worden.
De Belgische defensie heeft richtlijnen voor ‘integratieactiviteiten’. Zijn die streng genoeg?
De Soir: Het is een goed begin, maar er is meer nodig. Een soort eed waarbij elke militair zich expliciet engageert voor het naleven van bepaalde kernwaarden, dat lijkt me een goed idee. Ik pleit er sterk voor om de stal nu voor eens en voor altijd uit te mesten.
Veel militaire collega’s zijn boos omdat Defensie na zo veel inspanningen opnieuw negatief in de media komt. Sommigen benadrukken hoezeer normvervaging slechts gedrag is van ‘een paar rotte appels’. Maar ik vrees dat dat niet klopt: het is een breder probleem bij Defensie. Net zoals racisme of grensoverschrijdend gedrag tegenover vrouwen verdient ook normvervaging bij ontgroeningen grondig onderzoek. Hoeveel mensen hebben dit al meegemaakt? Pas als je over resultaten beschikt en Defensie in eigen boezem kan kijken, kun je werken aan een grondig preventiebeleid en zero tolerance.