Euthanasie achter de tralies: ‘Heb ik nog niet genoeg shit in mijn leven gehad?’
Tussen 2011 en 2017 hebben 23 gedetineerden in Vlaanderen euthanasie aangevraagd. Op hoeveel verzoeken werd ingegaan, weet niemand. De meeste aanvragers waren veroordeeld of geïnterneerd voor zware gewelds- of zedendelicten. Criminologe Caroline Devynck had voor haar doctoraatsonderzoek intensief contact met hen. ‘Hoever kun je gaan voor een straf mensonwaardig wordt?’
De Crumlin Road Gaol in Belfast stamt uit de Victoriaanse periode en staat bekend als het Europese Alcatraz. Tijdens de zogenaamde Troubles (1968-1998) in Noord-Ierland zaten bekende IRA-leden als Bobby Sands en Martin McGuinness er in barre omstandigheden opgesloten. De gevangenis is berucht voor executies door ophanging – de laatste vond plaats in 1961. Vandaag doet The Crum dienst als een wat lugubere toeristische attractie die bezoekers confronteert met het hardvochtige gevangenisregime en de uitzichtloze levensomstandigheden van gevangenen wachtend op de strop.
De schrijnendste vaststelling is dat 90 procent van de aanvragers zelf als kind seksueel of psychisch misbruikt werd.
Ook in Vlaamse gevangenissen worden langgestraften vandaag nog met die uitzichtloosheid geconfronteerd. Criminologe Caroline Devynck (VUB) deed daar voor haar doctoraat uniek onderzoek naar, want levenseindevragen van gedetineerden werden nooit eerder wetenschappelijk bestudeerd. In november stelde ze de resultaten van haar onderzoek voor op een symposium in The Crum. Dat was georganiseerd door het Expertisecentrum ‘Waardig Levenseinde’ van professor Wim Distelmans (VUB), als onderdeel van een studiereis over de fysieke en mentale impact van het leven in gevangenissen, maar ook in ziekenhuizen en woonzorgcentra, allemaal instellingen waar mensen in extreem afhankelijke situaties belanden.
Euthanasie bij gevangenen is een gevoelig onderwerp. Het lokt scherpe emotionele discussies uit, zoals een paar jaar geleden toen Frank Van den Bleeken om euthanasie vroeg. Van den Bleeken had een moord gepleegd en meerdere vrouwen verkracht, maar wegens een zware psychische stoornis was hij geïnterneerd. Na dertig jaar opsluiting, zonder kans op genezing, startte hij in 2010 een euthanasieprocedure wegens ondraaglijk psychisch lijden. Familieleden van zijn slachtoffers reageerden bitter. Uiteindelijk kreeg de man betere levensomstandigheden in een gesloten afdeling van een psychiatrisch centrum en trok hij zijn euthanasievraag in. Devynck: ‘Tot Frank Van den Bleeken euthanasie aanvroeg, wisten veel gevangenen gewoon niet dat die mogelijkheid bestond. Ik dacht dat Van den Bleeken veel navolging zou krijgen, maar dat bleek niet het geval.’
23 gedetineerden en geïnterneerden vroegen euthanasie aan. Waarom?
Caroline Devynck: Er waren twee aanvragen bij van mensen met terminale kanker. De andere aanvragen draaiden rond ondraaglijk psychisch lijden. Het was opvallend dat niet alleen geïnterneerden maar ook ‘gewone’ gedetineerden om die reden euthanasie aanvroegen. Op dat vlak waren er niet zoveel verschillen tussen beide categorieën. Maar de context waarin ze leven, zorgt bij beide groepen voor dilemma’s bij een euthanasieaanvraag.
Hoe bedoelt u?
Devynck: Een levenseindeverzoek verloopt stapsgewijs, maar in de gevangenis heb je geen vertrouwde huisarts of therapeut om je daarin te begeleiden. Van sommige gevangenen die twintig jaar of langer opgesloten zaten, waren weinig of geen medische gegevens in hun dossier terug te vinden.
Waren er specifieke redenen die bij alle aanvragen terugkeerden?
Devynck: Bij zeventien personen die ik intensief heb opgevolgd, was telkens de vraag: wat rest er mij nog in het leven? Sommigen maken geen kans op penitentiair verlof, vrijlating op proef of voorwaardelijke vrijlating. Na jaren komen ze tot de conclusie: dit is het dus, mijn leven. Ze hebben geen perspectief meer, hun leven is herleid tot de dagelijkse wandeling en tv-kijken. Ze raken steeds meer geïsoleerd. Sommigen gaan zelfs niet meer naar de wandeling, omdat ze bang zijn voor geweld van andere gevangenen bijvoorbeeld. Bij zedendelinquenten kwam die vrees wel vaker voor. Bij de vrouwen bleek het moederschap een belangrijk motief: het feit dat hun kinderen zonder hen opgroeiden of soms alle contact hadden verbroken.
De meerderheid van de aanvragers zat tussen de tien en twintig jaar opgesloten, maar er was ook iemand bij die nog geen vijf jaar in de cel zat.
Devynck: Die vrouw had een heel specifieke psychische problematiek. De rest van de aanvragers zat veel langer opgesloten. Eén man zat zelfs al 42 jaar in de cel en zei zelf dat hij nooit meer zou vrijkomen.
Opvallend is dat gebeurtenissen buiten de gevangenis soms de katalysator waren voor hun euthanasieverzoek. Hoe langer mensen in de gevangenis zitten, hoe meer contacten buiten de gevangenis wegvallen. Familie, vrienden of kennissen komen niet meer op bezoek, verbreken alle contact of overlijden. Eén jongere man trok tijdens mijn onderzoek zijn aanvraag in omdat hij plots toch weer een sprankeltje hoop kreeg uit de buitenwereld. Daar was ik eigenlijk wel blij om.
Maar op latere leeftijd komt het moment dat de gevangenen de balans opmaken. Dan zien ze dat wat van hen verwacht wordt voor hun zogenaamde re-integratie in de samenleving onhaalbaar is. Werk vinden en een huis zoeken, hoe doe je dat als je dertig jaar in een cel hebt gezeten? Ze worstelen met angstgevoelens voor een maatschappij die ze na al die jaren totaal niet meer kennen. Sommigen wilden zelfs geen penitentiair verlof aanvragen. Kortom, ze geven het op. Bovendien beginnen gevangenen ouder dan vijftig soms ook te sukkelen met hun fysieke gezondheid.
Opvallend was ook: hoe ouder de gevangene, hoe kalmer ze werden. In hun dossier zag ik hoe ze vroeger problemen hadden met tucht, bijvoorbeeld na een vluchtpoging of een mislukte suïcide. Met het ouder worden verminderde dat.
Een suïcidepoging kan tot een tuchtsanctie leiden?
Devynck: Als zo’n poging wordt geïnterpreteerd als een manier om aandacht te trekken, beschouwen ze dat als een vorm van manipulatie van het systeem. Hetzelfde geldt voor vluchtpogingen. In beide gevallen kom je in de isolatiecel terecht. Sommige gedetineerden zeiden me: ‘Als ik vooraf had geweten wat de gevolgen van een suïcidepoging zijn, dan had ik het efficiënter gedaan en ervoor gezorgd dat ze was geslaagd.’ Hoe dan ook, al die verschillende factoren spelen mee bij hun euthanasievraag. Als je meer dan twintig jaar vastzit, blijft er niet veel meer over. Dat is existentieel lijden en ook een vorm van psychisch lijden.
In feite lokt het gevangenisregime euthanasieverzoeken uit?
Devynck: Die conclusie is te drastisch. Veel hangt af van de individuele weerbaarheid. De langgestraften beseffen heel goed dat ze een straf moeten ondergaan en daarvoor uit de samenleving worden gehaald. Maar hoever kun je gaan zonder dat een straf mensonwaardig wordt? Drie euthanasieverzoeken waren duidelijk om andere redenen ingediend: de aanvragers wilden niet sterven maar hoopten op een betere advocaat of een gunst in de gevangenis omdat ze meewerkten aan mijn onderzoek.
De doodstraf is afgeschaft. Maar zijn levenslange straffen geen vorm van uitgestelde doodstraf als ze uitmonden in een euthanasieverzoek?
Devynck: Ik heb me die vraag ook gesteld. Maar de euthanasiewet stelt strenge voorwaarden, zeker als het over ondraaglijk psychisch lijden gaat. Consensus over wanneer iemand uitbehandeld is, is heel moeilijk. In die zin is euthanasie voor langgestraften zeker niet zomaar een zelfgekozen doodstraf.
Zijn heel lange gevangenisstraffen niet zinloos?
Devynck: Het is heel dubbel. Je hebt nu eenmaal personen die te gevaarlijk zijn om in de samenleving vrij te laten rondlopen. Sommige gedetineerden of geïnterneerden, zoals Van den Bleeken, zeggen dat eerlijk over zichzelf. Maar de gevangenis is niet even nuttig voor al die verschillende groepen gedetineerden met korte, langere of heel lange straffen. En wat men ook zegt, een gevangenis is géén hotel. Maar ook gevangenen hebben recht op een menswaardig leven. Niet een van mijn gesprekspartners wees op één probleem waarom hij of zij euthanasie wilde. Het ging altijd over veel aspecten van hun leven, vaak zelfs kleine details die de emmer deden overlopen.
Bijvoorbeeld?
Devynck: Dingen waar je geen greep op hebt. Je zult als ordelijk man maar op cel zitten met een chaotisch persoon. Wie kan jarenlang het permanente lawaai aan, het geroep, de geluidsoverlast van dichtklappende deuren, gerammel met materiaal in een gevangenis? Het gebrek aan privacy? De onduidelijkheid van bepaalde interne regels en hoe die worden toegepast? Vergeet ook niet dat de gevangenisbevolking heel heterogeen is, niet alleen in leeftijd, maar ook qua cultuur en taal. Alles en iedereen zit door elkaar. Oudere gevangenen klaagden bijvoorbeeld over respectloosheid van jongere gedetineerden. De onzekerheid over het al dan niet overgeplaatst worden naar een andere instelling, wat van de ene dag op de andere kan gebeuren, of de behandeling door het personeel kan soms de druppel zijn die de emmer laat overlopen. Het is die hele cocktail die kan uitmonden in een verzoek om euthanasie. Sommigen zeiden me vlakaf: ‘Ik wou dat ik terminale kanker had, dan zou het minder problemen geven om euthanasie te krijgen.’
De behandeling door het personeel kan soms de druppel zijn die de emmer laat overlopen.
Speelde de ernst van de feiten waarvoor ze werden veroordeeld een rol?
Devynck: In feite niet. Bij de mannelijke aanvragers ging het vooral om zware geweldsdelicten zoals moord en doodslag, of om zedenfeiten. Dat verklaart uiteraard ook hun zware straffen. Bij de vrouwen ging het doorgaans over slagen en verwondingen.
De schrijnendste vaststelling is dat 90 procent van de aanvragers – zowel mannen als vrouwen – zelf als kind seksueel of psychisch misbruikt werd. Daardoor was hun zelfbeeld veranderd. Het gros van de euthanasieaanvragers is al wat ouder. In hun jeugd was therapeutische zorg onbestaande en werd het probleem van misbruik nauwelijks erkend. Een man zei me: ‘Ik hoefde niet naar de psychiater, want ik was niet zot.’ Anderzijds zag je bij sommige mannen ook dat ze hun zedenfeiten bijna als normaal beschouwden. Er was geen schuldinzicht, want ze hadden zelf nooit anders meegemaakt. Als ze dan de balans opmaakten, kwamen ze tot de simpele conclusie dat ze niets anders dan ellende en pijn ervaren hadden: ‘Heb ik nog niet genoeg shit in mijn leven gehad?’ Ze zagen hun situatie als uitzichtloos.
U hebt het in uw onderzoek over zogenaamde detentieschade.
Devynck: Dat is een combinatie van de individuele kwetsbaarheid van een gedetineerde en de negatieve impact die het gevangenisleven daarop heeft. Hoe groot die impact is, kun je dus moeilijk scheiden van hun individuele problematiek. Eén geïnterneerde zei me dat hij liever een goudvis in een bokaal zou zijn. Want een goudvis heeft een geheugen van vier seconden en als zijn bokaal te klein is, springt hij eruit en sterft. ‘Ik wou dat ik dat ook kon in mijn cel’, zei hij.
Is de euthanasiewet wel geschikt om levenseindevragen van gedetineerden te behandelen?
Devynck: Kan een geïnterneerde uitbehandeld zijn wanneer er in de gevangenis nooit een degelijke behandeling is geweest? Sommige psychiaters die aanvragen beoordeelden hadden daar ook hun twijfels over. Wat als de context verandert en de gevangene naar een andere instelling kan, waar hij wel behandeling zou krijgen? Het ondraaglijk lijden als gevolg van een ongeneeslijke psychiatrische aandoening, zei Wim Distelmans ooit, is bij een gedetineerde moeilijk te onderscheiden van het lijden door de levensomstandigheden in de gevangenis. Daardoor is het onzeker of aan de voorwaarden van de euthanasiewet is voldaan.
Is er dan een lacune in de wet?
Devynck: De lacune zit in de hele samenleving omdat zorg en therapie voor wie psychisch lijdt niet voor iedereen toegankelijk is. Binnen de context van de gevangenis wordt die lacune alleen nog veel scherper duidelijk. Enerzijds pleiten we als samenleving voor zelfbeschikking en een waardig levenseinde, maar anderzijds verwachten we dat criminelen streng gestraft worden. Ik snap dat sommigen levenslang minder erg vinden dan de doodstraf, maar euthanasie gebruiken als verkapte doodstraf klopt gewoon niet. Daar was de wet nooit voor bedoeld.
Waren er in sommige gevangenissen meer aanvragen dan in andere?
Devynck: Nee. Wat wel opviel: hoe grootschaliger de gevangenis, hoe sterker de kritiek over het gebrek aan menselijk contact. Grote, moderne instellingen worden als extra kil ervaren. Heel veel gebeurt geautomatiseerd, met camera’s en een druk op de knop, zonder zichtbare menselijke tussenkomst. De oudere gevangenen wezen me daarop. Ze hadden nog het regime gekend van een cipier die ’s ochtends met de sleutel hun cel kwam openen of ’s avonds weer sluiten. Voor sommigen was dat het enige menselijke contact in een hele dag. Mensen hebben nu eenmaal behoefte aan sociaal contact. In de grotere instellingen schiet dat er bij in.
Praten de gevangenen onder elkaar over euthanasie?
Devynck: Soms wel, want dat nieuws doet snel de ronde. Onder het personeel was dat minder duidelijk. Eén bewaker zei onomwonden over een bepaalde gevangene: ‘Voer die euthanasie maar uit, dan zijn wij ervanaf.’
Opvallend is dat er onder de 23 euthanasieaanvragers maar 5 vrouwen zijn.
Devynck: Dat had wellicht ook te maken met het feit dat de mannen beter geïnformeerd waren over de wettelijke mogelijkheden. Mannen kwamen naar mij met hun hele dossier onder de arm. Vrouwen niet zozeer.
Hoeveel van de aanvragers zijn nog in leven?
Devynck: Dat weet ik niet, ik heb geen toegang tot die gegevens. Medische beslissingen over deze dossiers worden nergens gepubliceerd. Ik heb geprobeerd om een en ander op te volgen, maar bij overplaatsingen naar andere instellingen of voorwaardelijke invrijheidsstellingen lopen de sporen snel dood.
Wat is uw algemene conclusie?
Devynck: Gevangenen moeten zeker de mogelijkheid behouden om euthanasie aan te vragen. Maar elk individueel dossier moet grondig bekeken worden en er moet rekening worden gehouden met de levensomstandigheden in de gevangenis. Die verklaren veel, bijvoorbeeld waarom iemand het gevoel heeft dat hij alleen nog zit te wachten op de dood. We moeten ons daarom ook bezinnen over het nut van jarenlange straffen. En geïnterneerden moet je in gespecialiseerde zorginstellingen onderbrengen. Zij horen niet thuis in de gevangenis. België is daar al vaak genoeg voor veroordeeld. Er zijn inmiddels een paar Forensisch Psychiatrische Centra geopend, maar nog lang niet genoeg.
Dit artikel verschijnt 2 januari in Knack. p>
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier