Eredoctoraat voor Simon Gronowski en Koenraad Tinel: ‘Natuurlijk geloof ik nog in de mens’

Simon Demeulemeester

De ‘onwaarschijnlijke vriendschap’ tussen ‘Jodenjong’ Simon Gronowski en ‘nazikind’ Koenraad Tinel wordt bekroond met een eredoctoraat. Een gesprek over schuld en boete, broederschap en vergiffenis. ‘Elke dag denk ik aan mijn vermoorde familie. Maar elke dag zonder haat.’

‘Dit is wat de wereld vandaag nodig heeft: mensen die de hand uitsteken naar de ander. Die niet zoeken naar verschillen, maar naar overeenkomsten. Mensen die naar elkaar willen luisteren.’ VUB-rector Caroline Pauwels reikt op 22 september, samen met ULB-collega Annemie Schaus, twee eredoctoraten uit ‘om de wereld te verbinden’. De nieuwe doctores honoris causa zijn Simon Gronowski en Koenraad Tinel. Zij worden weleens ‘onwaarschijnlijke vrienden’ genoemd. De Brusselse advocaat Simon Gronowski (88), kind van uit Polen geëmigreerde joden, overleefde als enige van zijn gezin de Holocaust. Beeldhouwer Koenraad Tinel (86) groeide op in een virulent collaboratiegezin.

‘Ik zou nog tien jaar in duizend scholen in binnen- en buitenland mogen gaan spreken over wat de nazi’s mijn familie hebben aangedaan. Ik zou nooit dit eredoctoraat krijgen’, zegt Simon Gronowski aan de keukentafel van Koenraad Tinel. ‘En Koenraad mag nog duizend keer een boek als Scheisseimer maken, dat oprechte en moedige boek waarin hij het verhaal doet van een kind in de oorlog en waarmee hij afrekent met de collaboratie van zijn familie, hij zou nooit dit eredoctoraat krijgen. Wij hebben dit doctoraat om één reden gekregen: voor onze vriendschap, die volgens de VUB en de ULB een symbool is van broederlijkheid, hoop en vrede. En een voorbeeld voor de komende generaties. Het is geen eredoctoraat voor ons, maar voor onze vriendschap. (met pretoogjes) Ik vind dat een formidabele beslissing.’ Tinel wijst erop dat het eredoctoraat uitgaat van een Nederlandstalige én een Franstalige universiteit. ‘Het is erg belangrijk dat we die connectie behouden. Ik moet niets hebben van separatisme. Het is fijn dat deze universiteiten het waarderen dat er tussen ons, het “nazikind” en het “Jodenjong”, zo veel begrip bestaat.’

Wat mijn familie heeft gedaan, draag ik, wetens en willens, op mijn schouders, als een erfenis.

Koenraad Tinel

Hoe is jullie nu bekroonde vriendschap begonnen?

Simon Gronowski:Met dank aan Sacha Rangoni, die betrokken was bij de Union des Progressistes Juifs de Belgique (UPJB). Op een dag in 2012, hij was toen 16, belde hij me op met de vraag of ik ‘de zoon van een nazi’ wilde ontmoeten. (lacht) ‘Dat is niet het type mensen dat ik dagelijks frequenteer, ‘ antwoordde ik, ‘maar goed, laten we dat maar doen.’ En dus ging ik bij de UPJB luisteren naar Koenraads theaterbewerking van zijn boek Scheisseimer. Voor de voorstelling hebben we elkaar de hand geschud.

Koenraad Tinel:Ik kende Simons verhaal al en zei bij de begroeting: ‘Meneer, toen ik uw verhaal las, heb ik gehuild.’ Simon zijn antwoord: ‘De kinderen van nazi’s dragen geen schuld.’ (slikt) Het was de eerste keer dat dat tegen mij werd gezegd, en plus door iemand die slachtoffer is geweest van de nazi’s. Dat heeft onwaarschijnlijk veel voor mij betekend. Ik voelde, en voel, mij wél schuldig. Wat mijn familie heeft gedaan, draag ik, wetens en willens, op mijn schouders, als een erfenis.

Gronowski:(glimlachend) Die woorden zijn spontaan gekomen. Uiteraard weet ik als advocaat wanneer iemand medeplichtig is en wanneer niet. Maar het is toch vanzelfsprekend dat kinderen niet medeplichtig zijn aan de wandaden van hun ouders? Niemand vindt toch dat Marc Dutrouxs kinderen schuld dragen voor zijn misdaden? Waarom Koenraad dan wel voor die van zijn familie? Dat ik zo spontaan die woorden sprak, moet ook te maken hebben gehad met Koenraads blik, met zijn houding. Toen ik daarna zijn verhaal aanhoorde, wist ik dat mijn buikgevoel juist was. Ik zag op scène een man die ongeveinsd zijn pijn blootlegde.

Tinel: Ik eindig Scheisseimer met de vraag hoe mijn vader het in zijn hoofd heeft kunnen halen om Jodenhater te worden, en met de pijnlijke conclusie dat ik nooit in het reine zal kunnen komen met die zaak. Nooit. Daarom is mijn ontmoeting met Simon zo’n groot geluk geweest. Het is zo waardevol dat ik tegen hem heb kunnen zeggen dat mijn familie compleet fout was en dat hij begreep welke pijn ik voelde.

Gronowski:Ik had me nooit kunnen indenken welk effect dat zinnetje – ‘ Les enfants des nazis ne sont pas coupables‘ – zou hebben. Eerst op Koenraad, dan op mij – want ook voor mij waren die woorden helend -, en daarna op de samenleving.

Tinel:Dat was meteen duidelijk die avond. Ik eindigde elke voorstelling met een menuet van Johann Sebastian Bach, ter nagedachtenis aan mijn Joodse pianolerares, Betty Galinsky. Zij is gestorven in Auschwitz-Birkenau. Mijn ouders, die wisten dat ze Joodse was, hebben niets gedaan om haar te redden. Na mijn Scheisseimer is Simon op het podium geklommen om zijn verhaal te vertellen. Eerst heeft hij zich op zijn beurt aan de piano gezet, voor Hymn to Freedom, van jazzpianist Oscar Peterson. Een ode aan zijn zusje Ita, die goed pianospeelde en net als Betty is vermoord in Auschwitz. Dat moment was adembenemend. Daarop zijn wij spontaan beginnen te praten, voor dat publiek van jonge mensen. Sindsdien zijn we niet gestopt met samen ons verhaal te brengen, bijvoorbeeld in scholen.

Er was in Franstalig België ook kritiek op jullie eredoctoraat. Waarom?

Gronowski: Er zijn mensen die denken dat Koenraad niet heeft gebroken met de ideologie van zijn familie, en dat wij begrip vragen voor de misdaden van het nazisme. Er speelt afkeer jegens Vlaanderen tout court, men vergeet daar weleens Léon Degrelle, en er heerst onwetendheid. Men kent in Franstalig België Scheisseimer niet, ze weten niet wat Koenraad zegt en schrijft over de collaboratie van zijn familie. Ze begrijpen niet dat hij zich daar totaal van distantieert.

Tinel:Er zijn nochtans, letterlijk, stalen bewijzen van: het vier meter hoge beeld dat ik maakte van mijn muzieklerares Betty en het beeld van Simons moeder. Wie te goeder trouw is, begrijpt wat ik daarmee bedoel.

Simon Gronowski(l.): 'Wanneer oprecht om vergiffenis wordt gevraagd, vervallen alle principes. Al wat dan nog rest, zijn twee mensen.'
Simon Gronowski(l.): ‘Wanneer oprecht om vergiffenis wordt gevraagd, vervallen alle principes. Al wat dan nog rest, zijn twee mensen.’© Jonas Lampens

De kritiek komt van enkele stemmen uit de Joodse gemeenschap.

Gronowski:Er zijn mensen die het antisemitisme nodig hebben om te bestaan. Toen ik voorzitter was van de Vereniging van de Joodse Weggevoerden in België – Dochters en Zonen der Deportatie’ heb ik een Tutsi uitgenodigd, een overlever van de Rwandese genocide, voor de jaarlijkse bedevaart naar het Holocaustmemoriaal van de Kazerne Dossin. Dat stond sommigen niet aan. Het tweede jaar wilde ik een Armeen uitnodigen. Toen heeft het comité ‘nee’ gezegd: ‘Mechelen, dat zijn wij, dat moet onder ons blijven.’ Goed, heb ik gezegd, blijf dan onder jullie, want ik (slaat met zijn linkerhand op de bovenkant van zijn rechterhand) ben hier weg. (lacht) Ik ben het niet eens met hen die de Shoah de allerergste genocide uit de geschiedenis vinden. Je kunt genocides niet afwegen tegen elkaar. Mensen die Koenraad zijn eredoctoraat niet gunnen, zijn mensen die gevangen zitten in de haat. Maar onze vriendschap, en de vergeving die erin een rol speelt, is net een bijdrage aan de strijd tégen de haat, tégen het fascisme, tégen het racisme en tégen het antisemitisme waar ik slachtoffer van ben geweest.

Jullie hebben allebei erg lang gezwegen over jullie verleden, wel 60 jaar lang. Hoe komt dat?

Tinel:Meteen na de oorlog wist ik, net zoals de meeste mensen, niet precies wat er allemaal gebeurd was. Op school leerden we daar niets over, thuis kregen we alleen het flamingantenverhaal opgedist ‘dat we hadden afgezien’. Dat klopt, mijn ouders waren alles kwijt. Maar dat is natuurlijk verre van het volledige verhaal. Simon was nog veel meer kwijt. Nu, ik wílde het toen ook allemaal niet weten. Je wilt die hele miserie laten rusten, niet blijven roeren in die merde. Mijn familie was altijd zo overtuigd van alles. Overtuigd van hun ideeën, overtuigd dat zij de slachtoffers waren. Het ontbreekt mij totaal aan die zekerheid. Ik twijfel aan alles. Ik twijfel aan wat ik denk. Ik twijfel aan mijn werk. Wie niet twijfelt, is een dommerik.

Gronowski:(grinnikend) Dan ben ik een dommerik, want ik twijfel niet aan onze boodschap, Koenraad. Wij volgen ons hart en ons gevoel voor eerzaamheid. Daarin kun je je niet vergissen.

Tinel:Dat is nu een van de enige zaken waar ik niet aan twijfel, akkoord. Wat dat betreft, ben ik in het reine met mijn geweten. Onze getuigenis is het juiste om te doen, absoluut.

Gronowski:(grinnikend) Ik doe alles om hem op stang te jagen, maar het lukt niet. Nooit heb ik iemand gezien die zo aardig is als hij.

Meneer Tinel, u bent in het reine met uw eigen geweten, maar niet met uw vader. U bent nog altijd kwaad op hem?

Tinel:Natuurlijk. Die worsteling blijft. Vandaag zou ik zeggen dat zelfs het feit dat Simon mij zegt dat ik mijn vader niet mag haten, mij niet verlost van de kwaadheid die ik nog voor hem voel. Omdat hij nooit één woord van spijt heeft uitgesproken. Toen ik hem eens vroeg naar de moord op al die Joden, zei hij: ‘Ach, er lopen er nog zoveel rond. Het zal wel niet zo erg geweest zijn.’ Dat is… (stokt) Dat kan hij niet meer herstellen, nooit meer. ’s Nachts maak ik daarover ruzie met hem.

Gronowski:Jouw vader zou me nooit hebben willen ontmoeten, zoals je broer?

Tinel: Dat weet ik niet. Mijn broer is kampbewaker geweest in Kazerne Dossin, wellicht in de periode dat Simon daar zat, samen met zijn moeder en zus. Hij heeft Simon ontmoet. (zucht) Het blijft moeilijk om daarover te praten.

Gronowski:(legt zijn hand op Tinels arm) Ik zal het vertellen, Koen. Koenraads broer heeft gevraagd om mij te ontmoeten. Voor mij een impliciete vraag om vergiffenis, of minstens een impliciet aangeven dat hij een fout heeft gemaakt in zijn jeugd. Ik heb hem toen omhelsd, een impliciet antwoord van vergeving. Ik reageerde zoals die eerste keer met jou, Koen. Spontaan, instinctief.

Niemand vindt toch dat Marc Dutrouxs kinderen schuld dragen voor zijn misdaden? Waarom Koenraad dan wel voor die van zijn familie?

Simon Gronowski

Dat u de man die vermoedelijk uw kampbewaker was, hebt vergeven, komt u ook op kritiek te staan, meneer Gronowski. Begrijpt u dat?

Gronowski:Die mensen zijn tegen vergeving. Ik vergelijk het met mensen die tegen de doodstraf zijn, behalve in bepaalde gevallen. Dan ben je niet tegen de doodstraf, maar ervoor. Zo gaat het ook met vergeving. De nood aan vergeving is net het sterkst bij de grootste misdaden.

Tinel:Op één voorwaarde: le pardon se demande. Men moet om vergiffenis vrágen.

Gronowski:Uiteraard. Er zijn enkele cruciale voorwaarden om te kunnen vergeven. Koenraad heeft de belangrijkste gezegd. Ik heb Koenraad zijn broer niet opgebeld met de woorden: ‘Meneer, ik zou u willen vergeven.’ (hilariteit) Koenraad, weet je dat ik je broer een briefje heb geschreven toen hij in het ziekenhuis lag? Nee? Wel, ik heb hem geschreven: ‘Het verleden heeft ons uit elkaar gedreven, het heden brengt ons samen. Je t’aime de tout mon coeur, Simon.’

Tinel:(hapt naar adem) Dat moet je kunnen. Chapeau. Op het doodsprentje van mijn broer stond ook een foto van ons drieën. Wat Simon heeft gedaan, verlicht de last op mijn schouders een beetje. (tot Gronowski) Simon, echt, ik kan dat bijna niet geloven. Dat jij kunt vergeven, dat jij kunt leven zonder haat te voelen tegen de nazi’s. Dat gaat mijn begrip te boven.

Gronowski:Ik heb daar ook geen antwoord op. Ik heb gewoon nooit haat gevoeld. Verdriet wel. J’ai pleuré à maximum toen ik eerst in 1943 mijn moeder en mijn zus heb verloren en daarna mijn vader, die in 1945 is gestorven van verdriet. Ik was 14 jaar, en ik was alleen. Meer dan 75 jaar lang al denk ik elke dag aan hen. Maar elke dag is dat zonder haat geweest.

Tinel:Mocht ik een calotin zijn, ik zou Simon een heilige noemen. Een Joodse heilige! (hilariteit)

U zei daarnet, meneer Gronowski, dat uw eerste woorden tegen meneer Tinel ook voor u helend waren. Hoezo?

Gronowski:Vergeving heelt in twee richtingen. Ik durf zelfs te zeggen dat de vergiffenis die ik aan Koenraad zijn broer heb geschonken míj nog veel meer deugd heeft gedaan dan hem. Samen met de woorden die ik tegen Koenraad sprak, heeft het mij bevrijd van mijn slachtofferschap. Er zijn mensen die het slachtofferschap cultiveren, die om die reden gerespecteerd willen worden. Ik bén natuurlijk een slachtoffer, ik ga dat niet ontkennen. Maar ik wil niet alleen dat zijn. Daarom ben ik advocaat geworden: uit trots. De nazi’s hebben mijn familie vermoord, ze wilden me verpletteren en mij tot paria maken. Was ik die nazi’s gaan haten, dan zou ik me op hun niveau gezet hebben. Wie haat, verlaagt zichzelf. Door advocaat te worden, en al op mijn 23e doctor in de rechten, ben ik boven de nazi’s uit gestegen. Het was mijn eerste grote overwinning op hen. Daarna kwamen mijn kinderen en kleinkinderen. De vergiffenis aan Koenraad zijn broer was de apotheose.

Begrijpt u dat er mensen zijn die niet kunnen vergeven?

Gronowski:Natuurlijk. Neem Carine Russo, de mama van Mélissa, een van de slachtoffers van Dutroux. Een opmerkelijke vrouw. Zij kan Dutroux niet vergeven, want hij vraagt niet om vergiffenis. En zelfs na de Witte Mars, waarbij in 1996 300.000 landgenoten door de straten van Brussel liepen en vroegen om een beter werkend gerecht, zelfs na de mediagenieke parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux, zelfs na het zes maanden durende proces en zelfs na 25 jaar wachten, weet zij nog steeds niet wát er met haar dochter is gebeurd. Nee, dan kun je niet vergeven. Ik heb wél de vraag om vergiffenis gekregen en ik weet, ongeveer, wat er met mijn moeder en zus is gebeurd. Dus ik kan vergeven. Wanneer oprecht om vergiffenis wordt gevraagd, vervallen alle principes. Al wat dan nog rest, zijn twee mensen. Je raakt met vergeving echt aan de kern van menselijkheid. Een slachtoffer dat oprecht om vergiffenis wordt gevraagd, heeft niet alleen het recht om dat te doen, maar ook de plicht.

Waarom?

Gronowski: Omdat wie vergeving weigert, blijft vasthouden aan de haat en de verbittering die je ziek maken. En wie vergiffenis geweigerd wordt, wordt misschien bevestigd in zijn motieven.

Sommige mensen stellen vergeven gelijk aan vergeten.

Gronowski:Dat is dan fout. Vergeven geeft net een extra dimensie en een grotere weerklank aan de herinnering. Door te vergeven zet je een stap verder en vermijd je net dat de herinnering een doods monument wordt, gedoemd tot vergetelheid.

Tinel:Dat heeft de Zuid-Afrikaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie bewezen. Door niet in te zetten op vergelding maar op verzoening kon die samenleving toen weer vooruit. Slachtoffers konden hun daders confronteren, en de daders konden hun daden uitleggen.

In België is nooit zo’n maatschappelijk debat gevoerd over de Tweede Wereldoorlog. Nochtans, of misschien net daardoor, heeft die tot op vandaag maatschappelijke impact.

Tinel:Nooit is daar fatsoenlijk over gesproken. Niet in Vlaanderen, waar veel flaminganten de andere kant blijven uitkijken, niet in Wallonië, waar ze blijkbaar Léon Degrelle zijn vergeten. Getuigenissen zoals die van ons zijn te zeldzaam.

Geloven jullie nog in de mens?

Gronowski:Absoluut. Waarom niet?

Door wat mensen u 75 jaar geleden hebben aangedaan?

Gronowski:Maar er was toch ook mijn moeder, die mij uit de trein naar Auschwitz heeft laten springen? En daarna Jean Aerts, de gendarme die mij heeft geholpen in plaats van verklikt? En de katholieke families bij wie ik mocht onderduiken? Allemaal mensen die met gevaar voor eigen leven het mijne hebben gered. En vandaag is er onze vriendschap, Koenraad! Natuurlijk geloof ik in de mens. Ik ben een eeuwige optimist.

Tinel: Ik geloof minder in de goedheid van de mens. Ik hoop, hoogstens.

Gronowski:Mag ik je een vraag stellen, Koenraad? Draag jij, na Scheisseimer, na al onze gesprekken, nog schuld in jou? Voel je je nog echt schuldig?

Tinel:Nog steeds, ja. Ik heb het gevoel dat ik daar nooit van af raak. Maar goed, ik draag dat. Let op, het is niet omdat ik geen eeuwige optimist ben zoals jij, dat ik niet optimistisch leef. Ik heb zín in het leven, zín om te werken, zín om te lachen. Elke dag. Maar geloof? Nee. Niet in God, niet in de mens. Ik geloof wel dat ik nu zin heb in een glas wijn. (hilariteit)

Tinel loopt naar de glazenkast. Gronowski richt zich tot de fotograaf. ‘ Et alors, monsieur Jonas, wa pâasde doevan? Heb je nog niet genoeg foto’s?’ En dan, het hoort tot zijn vaste, bescheiden repertorium Vlaamse uitspraken, een luide ‘ Godverdom!‘ Jonas wil nog een paar portretten. Tinel, vier wijnglazen in de hand, vraagt of hij eerst nog één anekdote mag vertellen. Dat mag. ‘Rectoren Caroline Pauwels en Yvon Englert hebben ons uitgenodigd voor een etentje. Toen Simon binnenkwam, vroeg de ober mij of hij mijn broer was.’ Tinel legt zijn hand op zijn hart. ‘Ja, hier, heb ik geantwoord. Ik was zo trots.’

De uitreiking van de eredoctoraten is te volgen via www.vub.be.

Van Koenraad Tinel loopt in Tour & Taxi’s Gare Maritime nog tot 1 november de tentoonstelling Parade. Meer op www.koenraadtinel.be

Simon Gronowski

– 1931: geboren in Brussel

– 1943: ontsnapt uit het XXe Transport uit de Dossinkazerne in Mechelen

– 1945: is de enige van zijn gezin die de Tweede Wereldoorlog overleeft

– 1949: studeert rechten (ULB)

– 1954: doctor in de rechten

– Publicaties L’Enfant du XXe convoi (2002), Eindelijk bevrijd, geen schuld, geen slachtoffer (met Koenraad Tinel en David Van Reybrouck, 2013)

Koenraad Tinel

– 1934: geboren in Gent

– 1944: vlucht met ouders en zus naar Duitsland

– 1954-1957: studeert beeldhouwen (La Cambre, Brussel)

– 1972-1999: titularis beeldhouwafdeling Sint-Lukas, Brussel

– 2006: publicatie Scheisseimer

– 2019: overzichtstentoonstelling Udsjuen in Gent

– 2020: krijgt met Simon Gronowski een eredoctoraat van de VUB en de ULB

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content