Amar van Laar

‘Er wordt nog te vaak gedaan alsof extra salaris een beroep plots interessant maakt’

Amar van Laar studeerde Gezondheidswetenschappen en Voeding & Gezondheid in Nederland en promoveerde vervolgens aan de UGent met onderzoek naar voeding en metabole ziekten.

Voor de zomerreeks De Doordenkers van Knack.be: Loon naar Werken kijkt Amar van Laar op uitnodiging van Oikos naar het belang van levenskwaliteit in arbeid. ‘Bedrijven hebben behoefte aan intrinsiek gemotiveerde en loyale werknemers, maar veel politici zetten vooral in op het creëren van een externe motivatie.’

Het kan u niet ontgaan zijn dat er iets aan de hand is met de arbeidsmarkt. We worden overspoeld met berichten over de krapte en openstaande vacatures. Deze tekorten hebben een significante maatschappelijke impact, met zorgkundigen die met een burn-out thuis zitten vanwege de hoge werkdruk, bouwprojecten die stilliggen, en kinderen zonder leraar. We moeten dit niet zien als een probleem dat hopelijk snel overwaait, maar als een wake-upcall om structureel anders met arbeid om te gaan.

Als we nadenken over arbeidsmarkthervormingen, dan is het wegwerken van ongelijkheden misschien wel de eerste stap. Een van die ongelijkheden is de inkomensongelijkheid.

Er wordt vaak beweerd dat arbeid onvoldoende loont, maar die generalisatie doet geen recht aan de realiteit. Volgens cijfers van Statbel lag het modaal inkomen in 2020 rond de 3.500 euro bruto, terwijl managers al snel het dubbele verdienen. Schoonmakers, kappers en barpersoneel verdienen daarentegen gemiddeld minder dan 2.500 euro bruto per maand.

In plaats van te streven naar een evenredige salarisverhoging voor iedereen, zouden we ervoor moeten zorgen dat de salarissen altijd voor iedereen leefbaar, en voor niemand exorbitant zijn. Bovendien moet er meer gekeken worden naar de maatschappelijke impact van arbeid. De huidige verloning van arbeid verschilt namelijk niet enkel veel tussen beroepen en sectoren, maar correspondeert ook niet met de maatschappelijke impact.

Een voorbeeld. Mantelzorg is waardevol voor de maatschappij en bespaart de samenleving enorme kosten, terwijl er vaak geen enkele financiële compensatie tegenover staat. Lobbyen voor de fossiele of tabaksindustrie levert juist veel geld op voor het individu, terwijl de maatschappij de prijs betaalt. Dit zou bijvoorbeeld via de belastingen rechtgetrokken kunnen worden, waarbij er uiteraard vastgelegd moet worden wat als ‘maatschappelijk nut’ beschouwd wordt. Hierbij zouden we de universele mensenrechten als maatstaf kunnen nemen.

Daarnaast zijn er op de arbeidsmarkt ongelijke kansen op werk en ongelijke machtsverhoudingen. Voor veel werkzoekende minderheidsgroepen is de ‘krappe arbeidsmarkt’ allesbehalve een walhalla van kansen op werk. Waar bedrijven via de media of hun eigen communicatiedienst de boodschap kunnen verspreiden dat er nood is aan extra personeel, hebben werklozen meestal niet eens de platformen om hun obstakels kenbaar te maken. Hun moeilijkheden bij de zoektocht naar werk worden te snel afgedaan als onwil, terwijl we beter actief op zoek zouden gaan naar de systemische obstakels die hen aan de kant houden.

Intrinsieke motivatie

Er wordt nog te vaak gedaan alsof extra salaris een beroep plots interessant maakt. Voor cruciale beroepen in de zorg en het onderwijs, ligt het probleem bijvoorbeeld veel meer bij de torenhoge werkdruk. Als het werk simpelweg te zwaar is, dan maakt het in feite niet uit welke beloning er tegenover staat.

Bovendien hoort arbeid de levenskwaliteit van mensen te bevorderen, wat onmogelijk met enkel financiële middelen bereikt kan worden. Het is belangrijk dat werk ook echt werkbaar is, en dat het basisbehoeften vervult. Bij basisbehoeften kunnen we denken aan zaken als competentie, autonomie en verbondenheid, als beschreven in de bekende zelfdeterminatietheorie van Edward Deci en Richard M. Ryan.

Daarnaast kan arbeid enkel bijdragen aan de levenskwaliteit als het een positieve invloed heeft op de gezondheid van mensen. Het is essentieel om werk te maken van een gezonde werkomgeving, waar gezonde voeding voorhanden is, mensen niet de hele dag achter de computer zitten, en er geen overmatige blootstelling aan gifstoffen is. Zowel de werknemer als de werkgever profiteert overigens van de behaalde gezondheids- en productiviteitswinst. In deze visie schuilt bovendien een mogelijke oplossing voor de tekorten in het onderwijs en de gezondheidszorg. Deze tekorten moeten we niet oplossen met lokkertjes of dwang, maar door meer rekening te houden met de noden en behoeften van mensen die in deze sectoren (willen) werken, zodat mensen minder snel gedesillusioneerd raken of geconfronteerd worden met een burn-out.

Bedrijven hebben behoefte aan intrinsiek gemotiveerde en loyale werknemers, maar veel politici zetten vooral in op het creëren van een externe motivatie

In plaats van enkel te kijken hoe tekorten op de korte termijn opgevuld kunnen worden, is het nu ook de tijd om na te denken over hoe we op de lange termijn beter omgaan met arbeid. Het is van belang om ongelijkheden te verkleinen, de beloning voor arbeid sterker te koppelen aan de maatschappelijke impact, en rekening te houden met de basisbehoeften van mensen. Laten we ten slotte niet langer streven naar een algemene stijging van de werkzaamheidsgraad, maar naar een situatie waarbij een zo groot en divers mogelijke groep mensen, echt passend en maatschappelijk relevant werk kan doen.

Partner Content