Ewald Pironet
‘Er rolde na corona dan toch geen armoedegolf over ons land’
Achter de armoedecijfers gaan grote verschillen schuil tussen de regio’s.
‘Vijfentwintig jaar lang zit ik hier al armen te tellen’, zei Bea Cantillon, de toenmalige directeur van het Centrum voor Sociaal Beleid van de Universiteit Antwerpen, 15 jaar geleden in Knack. ‘Maar de inspanningen die geleverd worden om het probleem in kaart te brengen, zijn niet evenredig met de resultaten van de armoedebestrijding. Ondanks alle tellingen, jaarrapporten en internationale studies leven duizenden Belgen nog altijd in armoede.’
De afgelopen jaren zagen we wel een opmerkelijke verandering in de armoedecijfers: tijdens de coronapandemie daalden de armoedecijfers, zoals Ive Marx, de opvolger van Cantillon, in Knack had voorspeld. Hij kreeg toen veel ongelovige reacties. De armoede kon volgens sommigen alleen maar toenemen, maar de cijfers gaven Marx gelijk: tijdens de coronacrisis stelden de overheden een omvangrijk pakket maatregelen samen om de mensen die het zwaar hadden financieel te ondersteunen. De federale en regionale regeringen trokken daar toen wel heel veel geld voor uit, zo’n 35 miljard euro. In tegenstelling tot wat velen verwachtten, rolde er geen armoedegolf over ons land.
In 2019 zat 15 procent van de Belgische bevolking in de risicogroep voor armoede, wat wil zeggen dat hun inkomen onder de armoededrempel lag. In coronajaar 2020 was dat 14 procent, in 2021 12,5 procent en vorig jaar klom het weer tot 13 procent. Hun inkomen lag lager dan 1366 euro per maand voor een alleenstaande, of 2868 euro voor twee volwassenen met twee kinderen. Dat wil zeggen dat 1,5 miljoen landgenoten zich in die risicogroep bevinden. En nog eens zoveel mensen zijn financieel kwetsbaar, ze hebben geen financiële buffer. Ze behoren tot de lagere middenklasse en lopen met de fel gestegen (energie)prijzen een grotere kans om in de armoede te verzeilen.
Achter die globale cijfers gaan grote verschillen schuil tussen de regio’s. De Vlaamse provincies verschillen niet heel sterk van elkaar: het armoedeniveau bedraagt 7 procent, alleen in Antwerpen is dat 10 procent. In Wallonië zijn de verschillen heel uitgesproken: van 10 procent in Waals-Brabant tot 18 procent in Luik en 20 procent in Henegouwen. In Wallonië (18 procent) en Brussel (30 procent) steeg het armoederisico vorig jaar weer tot op het niveau van 2019, in Vlaanderen bleef dat stabiel op 8 procent. Dat er in het noorden van het land meer mensen aan de slag zijn, kan daarvoor een verklaring zijn. Het zou de andere delen van het land in elk geval extra moeten motiveren ervoor te zorgen dat meer mensen werken: om meer mensen te behoeden voor ellende.