Herman Loos
‘Een totaalverbod op onverdoofd slachten haalt de barbarij niet uit de vleesindustrie’
‘Je kan niet spreken over dierenwelzijn zonder de volledige werking van onze vleesproductie onder de loep te nemen’, schrijft Herman Loos in een reactie op het stuk van wetenschapsfilosoof Maarten Boudry. ‘We moeten verdoofd slachten ook niet te veel willen romantiseren.’
In het debat rond verdoofd slachten stelt filosoof Maarten Boudry dat er geen sprake kan zijn van uitzonderingswetgeving voor religies. In dit debat worden doorgaans drie soorten argumenten gebruikt: theologische, juridische en morele. Elk van deze loopt op geheel eigen wijze behoorlijk mank.
Het eenvoudigst te weerleggen zijn de theologische argumenten. In discussies over islam hebben atheïstische denkers vaak de gewoonte om aan gelovigen uit te leggen wat hun geloof wel en niet inhoudt, met toevoeging van enkele Korancitaten. Dat is volstrekt zinloos, want nooit in de geschiedenis heeft een geloofsgemeenschap aanvaard, of zal ze aanvaarden, dat een buitenstaander de dogma’s bepaalt. Dat geldt overigens ook voor niet-religieuze organisaties: John Crombez bepaalt ook niet de partijlijn van N-VA.
‘Een totaalverbod op onverdoofd slachten haalt de barbarij niet uit de vleesindustrie’
Een vaak voorkomend argument in deze discussie is dat moslims in sommige andere landen wel een vorm van verdoving toepassen. Dat klopt en het is niet abnormaal. Elk van de monotheïstische geloofsgemeenschappen kent regionale verschillen. Theologische discussies worden echter in de regel gevoerd door theologen en de uitkomst van hun denkwerk is voor leden van de geloofsgemeenschap de richtlijn. Boudry zou dus zijn stelling dat de overheid zich niet te moeien heeft met religieuze voorschriften moeten uitbreiden: ook de atheïstische opiniemaker heeft er immers geen zaken mee.
‘Moslimorganisaties die lobbyen om de wetgeving aan te passen: hoe meer geïntegreerd kan je zijn?’
Juridische argumenten in het debat zijn een stuk interessanter. Moslimorganisaties die lobbyen om de wetgeving aan te passen: hoe meer geïntegreerd kan je zijn? De lobby is zowat de kern van ons wetgevend proces. Vakbonden lobbyen, natuurorganisaties lobbyen, grote bedrijven lobbyen – die laatste overigens niet zelden door politici te bewerken met goedbetaalde postjes. Net zoals elke (groep) burger(s) hebben moslimorganisaties het recht om via lobbywerk hun grieven te uiten.
Boudry stelt: “Een uitzondering voor bepaalde religies komt neer op een vorm van discriminatie ten overstaan van ongelovigen en mensen van minoritaire religieuze strekkingen.” Een eerste probleem met deze uitspraak is dat deze vorm van discriminatie reeds bestaat: daarvoor hoef je enkel de kalender met erkende betaalde feestdagen in België boven te halen.
‘Religieuze voorschriften bij voorbaat uitsluiten als argument voor (uitzonderings)maatregelen, dat zou pas een vorm van discriminatie zijn.’
Bovendien is het niet vreemd dat binnen de juridische context wordt gediscrimineerd. Fiscale amnestie bijvoorbeeld is een meermaals toegepaste uitzonderingsmaatregel die burgers die de wet overtreden hebben bevoorrecht tegenover burgers die dat niet gedaan hebben. In een rechtsstaat worden uitzonderingen toegestaan en beargumenteerd. Religieuze voorschriften bij voorbaat uitsluiten als argument voor (uitzonderings)maatregelen, dat zou pas een vorm van discriminatie zijn.
Ten slotte is het fout, of op zijn minst zeer selectief, om in het debat rond verdoofd slachten morele argumenten aan te voeren. Je kan niet spreken over dierenwelzijn of humane waarden zonder de volledige werking van onze vleesproductie onder de loep te nemen. In beeldspraak: als je een hond de hele dag vastgebonden aan een boom houdt en hem ’s avonds een stukje biefstuk toewerpt, heeft die hond dan een leuke dag gehad?
Onze industriële voedselproductie en dierenwelzijn slaan als een tang op een varken. Een dier dat gekweekt wordt voor de voedselindustrie heeft een kutleven. Dat is geen argument om wat voor slachtmethode dan ook goed te praten maar een belangrijk contextgegeven. Het dwingt ons namelijk om de vraag te stellen: waarom verdoofd slachten? Waarom is het precies dat verdoofd slachten waarvoor we onze hakken in het zand zetten?
‘De verdovingspost in het slachthuis heeft niets te maken met de narcose waaronder uw kat wordt gesteriliseerd of uw hond een keizersnede ondergaat.’
Wie zoals ik in het slechtbetaalde segment van de vleesindustrie heeft gewerkt – castratie, vaccinatie, transport, slacht, pluimen – weet dat veel consumptiedieren, ondanks complexe wetgeving en uitgebreide controles, meermaals gefolterd zijn voor ze aan het slachthuis aankomen. Een dier dat verdoofd wordt geslacht, wordt nog steeds eerst ondersteboven met de poten aan een of meerdere haken opgehangen.
Die verdoving zelf moeten we ook niet te veel willen romantiseren. De verdovingspost in het slachthuis heeft niets te maken met de narcose waaronder uw kat wordt gesteriliseerd of uw hond een keizersnede ondergaat. Een elektroshock voor de eigenlijke slachting, geef toe, het is een zeer schrale troost. Zeker aangezien bij een goed uitgevoerde rituele slachting het dier onmiddellijk sterft. Dan moeten we dus al de pijn van een elektroshock gaan afwegen tegen die van een slagersmes.
‘Door op industriële schaal te verdoven voor het slachten, bezorg je elk dier waarbij de verdoving niet of onvoldoende intreedt nog wat extra leed.’
Bovendien werkt die elektroshock niet eens altijd. Wie in een slachthuis ziet hoe de dieren uit de verdoofpost komen, kan zo vaststellen dat ze niet allemaal verdoofd zijn. Door op industriële schaal te verdoven voor het slachten, bezorg je elk dier waarbij de verdoving niet of onvoldoende intreedt nog wat extra leed. Dat zal vast niet de bedoeling van de wetgever zijn, maar het is wel een reëel gevolg.
En zo komen we vanzelf opnieuw in de juridische sfeer: de wet is wat het parlement tot wet heeft gestemd. De wet is niet per definitie moreel, want het parlement heeft geen geweten; de wet is geen veruitwendiging van humane waarden maar een verzameling richtlijnen waarvan politieke vertegenwoordigers, onder invloed van welke denkbeelden dan ook, na wat voor lobbywerk dan ook, vinden dat ze de samenleving op de best mogelijke manier ordenen.
‘Er moet in het wetgevend proces rekening gehouden worden met verzuchtingen van minderheden.’
Politieke filosofen stellen dat het in een democratie belangrijk is dat de wet geen vorm van tirannie bestendigt van een meerderheid ten opzichte van een minderheid. Er moet in het wetgevend proces met andere woorden rekening gehouden worden met verzuchtingen van minderheden. Dat hoeft niet per definitie uit te monden in uitzonderingsrecht of in positieve of negatieve discriminatie, het vraagt enkel om een zorgvuldig uitgewerkt wettelijk kader waarin iedereen gelijk is voor de wet en de wet gelijk voor iedereen.
Dat is dus wat op tafel ligt, en op één punt geef ik Boudry gelijk: de gelovige heeft zich, ongeacht religieuze voorschriften, aan de wet te houden. Wat die wet is, hoe ze tot stand komt en waarom – laten we daarover vooral niet uit de hoogte doen. Een totaalverbod op onverdoofd slachten haalt de barbarij niet uit de vleesindustrie.
En laten we alstublieft ook ophouden met de koppensnellers van IS of vader Abraham die zijn zoon wil slachten ter ere van God in het debat te sleuren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier