Econoom Gert Peersman: ‘De regering-Michel is niet de regering die ze beweert te zijn’

© Imagedesk/Jonas Lampens
Ewald Pironet
Ewald Pironet Senior writer

De regering-Michel is precies drie jaar aan de macht. Een uitgelezen moment om haar economische beleid te beoordelen, waarin ze wilde uitblinken. Econoom Gert Peersman (UGent) vergeleek de Belgische prestaties met die van de andere Europese landen: ‘België is qua competitiviteit aan het wegzakken.’

Precies drie jaar geleden, op 11 oktober 2014, legde de regering-Michel de eed af. In haar regeringsverklaring benadrukte ze dat ze zich zou concentreren op het economische herstel. Niet voor niets begint het regeerakkoord met een hoofdstuk over ‘Werkgelegenheid en concurrentievermogen’, en de eerste zinnen formuleren meteen de voornaamste doelstelling van de centrumrechtse regering: ‘Het is onze ambitie om een groeibeleid te voeren om ons concurrentievermogen te versterken en op deze manier ervoor te zorgen dat onze ondernemingen extra banen creëren.’

Wat is er na drie jaar beleid terechtgekomen van die ambitie? Knack vroeg het aan professor economie Gert Peersman (UGent). Hij selecteerde een aantal cruciale economisch indicatoren, zoals werkgelegenheidsgraad, loonkosten, handelsbalans, begroting en economische groei. Peersman: ‘Ik heb gekeken hoe die factoren tijdens de drie jaar van de regering-Michel evolueerden. Maar dan weet je nog niet of die prestaties te danken zijn aan het regeringsbeleid of aan de internationale conjunctuur. Om daar zicht op te krijgen, vergeleek ik de prestaties van België met die van de andere Europese landen.’

De aangroei van jobs in ons land is vooral te danken aan de Europese conjunctuur

Hoe ging Peersman concreet te werk? Bij Eurostat onderzocht hij hoe de kwartaalcijfers van de gekozen indicatoren van alle 28 Europese lidstaten plus Zwitserland en Noorwegen evolueerden sinds het aantreden van de regering-Michel (vanaf het vierde kwartaal 2014) tot en met het tweede kwartaal van 2017. Om alles nog beter in perspectief te plaatsen, ging hij ook na hoe al die landen hierop scoorden vanaf het begin van de financiële crisis (begin 2008) tot aan het aantreden van de regering-Michel (tot en met het derde kwartaal 2014). Sommige landen leden nu eenmaal meer onder de crisis dan andere, en dat kan invloed hebben op de prestaties van de voorbije drie jaar. Peersman: ‘Zal ik het maar toegeven? Ik sta er zelf van te kijken.’

Econoom Gert Peersman: 'De regering-Michel is niet de regering die ze beweert te zijn'

1. Werkgelegenheidsgraad Waar zijn al die jobs, jobs, jobs?

‘Wij hebben meer dan ooit drie prioriteiten’, verklaarde premier Charles Michel (MR) bij het begin van zijn regeerperiode. ‘Jobs, jobs, jobs.’ Is dat gelukt? Volgens de Nationale Bank steeg het aantal loontrekkenden in 2016 met 45.000 stuks. Als je daar de zelfstandigen bijtelt, klom de totale werkgelegenheid met 59.000. Het aantal werklozen daalde toen met 26.000. Met zulke cijfers pakt de regering-Michel graag uit. ‘Het klopt ook dat er jobs bijkomen en dat de werkloosheid daalt’, zegt Peersman. ‘De vraag is: komt dat door het beleid van de regering-Michel, of is het te danken aan de internationale conjunctuur die verbeterde?’

Om op die vraag een antwoord te krijgen, bekeek Peersman de evolutie van de werkgelegenheidsgraad tijdens de regering-Michel: hoeveel mensen op arbeidsleeftijd (20 tot 64 jaar) waren er aan de slag bij het aantreden van de regering-Michel, en hoeveel vandaag? Peersman: ‘Onze werkgelegenheidsgraad is in die drie jaar met 0,8 procentpunt toegenomen. Dat kun je moeilijk een sterke prestatie noemen, want daarmee staan we op de 23e plaats op 30 landen. Heel wat Europese landen creëerden in die periode meer jobs dan België, zoals Zwitserland, Italië, Ierland, Polen en Portugal. Ook onze buurlanden Frankrijk en Nederland deden het beter: in Frankrijk steeg de werkgelegenheidsgraad met 1 procentpunt, in Nederland met 2,2 procentpunt.’

Duitsland deed het dan weer slechter dan wij. ‘Daar steeg de werkgelegenheidsgraad slechts met 0,6 procentpunt’, weet Peersman. ‘Hoe komt dat? Omdat er in Duitsland in de jaren voordien al veel jobs waren bijgekomen. Sinds het begin van de crisis in 2008 tot oktober 2014 steeg de werkgelegenheidsgraad daar met 4,6 procentpunt, terwijl hij bij ons in die periode met 0,7 procentpunt achteruitging. De Duitse werkgelegenheidsgraad lág al heel hoog, waardoor het veel moeilijker was om hem nog te doen stijgen.’

De taxshift was in de eerste plaats een mooi cadeau aan de ondernemingen

Dat geldt ook voor andere landen die in deze rangschikking achter ons komen, zoals Zweden, Denemarken, Oostenrijk en Noorwegen: de afgelopen drie jaar werden daar minder jobs gecreëerd dan bij ons, maar daar gingen er na de crisis ook geen verloren. Integendeel, er kwamen banen bij. Bij ons is het verhaal anders, onze werkgelegenheidsgraad ligt met 67 procent heel laag, en er was dus een grote marge voor verbetering. ‘En die verbetering is in vergelijking met andere Europese landen ondermaats gebleven’, vindt Peersman. Zijn conclusie is: ‘De aangroei van jobs in ons land is niet zozeer te danken aan het regeringsbeleid, wel aan de Europese conjunctuur. Je hoort me niet zeggen dat de regering geen goede maatregelen heeft genomen op het vlak van de arbeidsmarkt – al vind ik de maatregelen voor flexi-jobs overroepen: die zullen niet méér mensen aan het werk helpen, ze geven mensen gewoon de kans om nog wat bij te verdienen. Met de flexi-jobs bestaat zelfs het risico dat je mensen die nu een voltijdse baan hebben juist uit de arbeidsmarkt duwt, bijvoorbeeld in de horeca. Het principe van een taxshift is dan weer wél een goeie regeringsmaatregel.’

2. Loonkosten Taxshift of belastingverlaging?

De regering-Michel pakt graag uit met de ’taxshift’, een woordje dat één keer in het regeerakkoord voorkomt, en dan nog letterlijk tussen haakjes: ‘De regering zal een parafiscale en fiscale verschuiving (’taxshift’) doorvoeren om een voldoende omvangrijke lastenverlaging te kunnen financieren, waarbij de belastingdruk op arbeid, bestaande uit fiscale en parafiscale lasten, aanzienlijk wordt verminderd.’ Dat heeft ze ook gedaan: er kwam een verschuiving van de belastingen op arbeid naar belastingen op consumptie, vervuiling en vermogen.

‘Op zich een goed idee’, meent Peersman. ‘Onze loonkosten lagen een stuk hoger dan die in onze buurlanden. Met de taxshift, de indexsprong en de loonstop boven op de index heeft de regering-Michel de loonhandicap nu helemaal weggewerkt, en dat was echt nodig. Máár: eigenlijk mogen we niet spreken van een belastingverschuiving, wel van een belastingverlaging. Want de ingreep was niet budgetneutraal, en sloeg een flink gat in de begroting.’

Om dat te staven keek Peersman naar de evolutie van de loonkosten. Die stegen in drie jaar Michel I met slechts 1 procent. In de rangschikking volgens de kleinste klim van de loonkosten komen we daarmee op de zesde plaats in Europa. Alleen in Griekenland, Italië, Malta, Spanje en Cyprus stegen de loonkosten in die periode nog minder – niet toevallig allemaal landen die economisch zwak presteren. Maar in Nederland stegen de lonen met 2,4 procent, in Frankrijk 3,5 procent en in Duitsland 7,2 procent. ‘Tel bij onze geringe loonstijging onze goede productiviteit, en we zijn de primus van Europa. Nergens stegen de loonkosten per eenheid product zo weinig als in België. Conclusie: onze arbeid werd onder Michel I veel goedkoper, en dat zorgde zonder twijfel voor meer jobs.’

Econoom Gert Peersman: 'De regering-Michel is niet de regering die ze beweert te zijn'

De kostprijs is wel heel hoog, merkt Peersman op. ‘Volgens het Planbureau zal de taxshift tegen 2021 45.190 jobs opleveren, de Nationale Bank denkt dat het er 64.500 zullen zijn. Afhankelijk van hoeveel taxshift-jobs er werkelijk bijkomen, zal dat de overheid tussen de 102.000 euro en de 146.000 euro per job kosten. Dat is het cijfer zonder terugverdieneffecten. Als alle terugverdieneffecten waarop de regering hoopt er ook effectief zullen zijn (wat dus niet zeker is) zal dat volgens het Planbureau de begroting nog altijd 108.000 euro per job kosten. De Nationale Bank is optimistischer en komt uit op 25.000 à 30.000 euro per job. Dat zijn jaarlijks terugkerende kosten voor de belastingbetaler. De jobs die dankzij de taxshift gecreëerd worden zijn dus erg duur. De regering pronkt ermee dat die banen vooral in de privésector worden gecreëerd, maar als ze de begroting zoveel geld kosten, kun je net zo goed zeggen dat het om door de overheid gesubsidieerde jobs gaat.’

Je kunt ook zeggen dat de bedrijven uiteindelijk niet zoveel jobs creëren, ondanks de verlaging van de werkgeversbijdragen. Peersman: ‘De reden daarvoor is dat de lastenverlagingen veel te weinig gericht zijn op de segmenten waar de jobcreatie het grootst is, zoals laaggeschoolde arbeid. De taxshift en andere maatregelen om de loonkosten te beperken gingen niet zozeer naar meer banen, nee: de ondernemingen boekten er vooral meer omzet en winst mee. De taxshift was in de eerste plaats een mooi cadeau aan de ondernemingen.’

3. Handelsbalans Hoe concurrentieel zijn we?

Volgens Peersman is het duidelijk: ‘Vooral de ondernemingen hebben geprofiteerd van de taxshift. Ze hebben er niet zo heel veel jobs mee gecreëerd, want we hebben gezien dat de werkgelegenheidsgraad in de meeste landen van Europa veel meer steeg dan bij ons. Maar dankzij de taxshift en loonmatiging zijn we wel concurrentieler geworden op de wereldmarkt. Dat heeft gezorgd voor meer omzet en een hogere winstmarge voor de bedrijven. Dat kun je duidelijk aflezen uit de handelsbalans.’

De handelsbalans van een land zegt iets over zijn competitiviteit, want ze geeft weer hoeveel een land uitvoert en invoert. Wordt er meer uitgevoerd dan ingevoerd, dan is de handelsbalans positief. Is er meer import dan export, dan is de handelsbalans negatief. Peersman: ‘In de periode na het uitbreken van de crisis tot aan de start van de regering-Michel was het niet zo goed gesteld met onze handelsbalans. Ze ging er serieus op achteruit, in tegenstelling tot bijna alle andere Europese landen. Onze producten waren te duur om veel in het buitenland verkocht te worden. Sinds de start van de regering-Michel is onze handelsbalans veel verbeterd. We staan op de vierde plek in Europa, na Malta, Zwitserland en Tsjechië. Dat is knap. Natuurlijk is dat voor een stuk een inhaalbeweging, maar die goede prestatie heeft toch vooral te maken met loonmatiging en de taxshift. Die leidden tot goedkopere producten en meer uitvoer.’

België is qua competitiviteit aan het wegzakken in vergelijking met andere landen

De duidelijke verbetering van onze handelsbalans onder Michel I is dus goed nieuws, maar toch moet Peersman de vreugde temperen: ‘Lagere loonkosten en meer export zeggen niet alles. Er zijn meer factoren die belangrijk zijn voor de competitiviteit van een land. Het World Economic Forum maakt jaarlijks een lijstje op van de meest competitieve landen, waarbij het niet alleen rekening houdt met de loonkosten maar ook met bijvoorbeeld onderwijs, innovatie, belastingsysteem, mobiliteit enzovoort. Drie jaar geleden stond België in die wereldrangschikking nog op de achttiende plaats, nu zijn we gedaald naar de twintigste plek. We zakken dus weg in vergelijking met andere landen.’

Econoom Gert Peersman: 'De regering-Michel is niet de regering die ze beweert te zijn'

Zo scoren we bijvoorbeeld helemaal niet goed op het vlak van mobiliteit. Dat is erg voor een land dat zijn centrale ligging in Europa als troef wil uitspelen, en zich opwerpt als logistieke draaischijf. Peersman: ‘Wat heeft een bedrijf aan lagere loonkosten als het zijn werknemers moet betalen om uren in de file staan?’ Die slechte score qua mobiliteit heeft ook alles te maken met overheidsinvesteringen, onder meer in de aanleg en de verbetering van wegen, bruggen en tunnels, die bij ons erg laag liggen. ‘Iedereen weet dat de vorige regering én de regering-Michel daar veel te weinig in hebben geinvesteerd. Dat voelen we vandaag, en we betalen er de tol voor. Overheidsinvesteringen uitstellen was een makkelijke manier om onze begroting op te smukken’, zegt Peersman. ‘Het is een steeds terugkerend fenomeen, ook bij de regering-Michel.’

4. Begroting Waar is het geld naartoe?

De regering-Michel zou de overheidsfinanciën opnieuw op orde brengen en stelde een begrotingsevenwicht in het vooruitzicht. Dat laatste is ondertussen een paar keer uitgesteld en wordt nu voor 2019 voorgespiegeld. Maar heeft de regering ondertussen de begroting wat bijgespijkerd? Peersman schudt het hoofd: ‘De regering-Michel heeft de begroting met 1,7 procentpunt verbeterd. Daarmee zijn we een middenmoter in Europa. Op het eerste gezicht is dat niet zo slecht, maar als je het van naderbij bekijkt valt het tegen.’

Peersman wijst erop dat landen zoals Duitsland, Zwitserland, Frankrijk en Denemarken hun begroting minder wisten te verbeteren dan België, ‘maar zij waren er in de zeven jaar na de crisis ook niet zo zwaar op achteruitgegaan als wij. Onze begroting is toen met 3,5 procentpunt verslechterd, de Duitse begroting met 0,3 procentpunt, Zwitserland 1,5 procentpunt, Frankrijk 1,3 procentpunt, Denemarken 2,7 procentpunt. Onze overheidsfinanciën zijn na de crisis dus veel meer verslechterd. Dat hadden we nu kunnen goedmaken, maar dat hebben we niet gedaan. En kijk eens naar de prestaties van Nederland: na de crisis verslechterde de begroting daar met 3,3 procentpunt, dat is zo goed als evenveel als bij ons, maar de afgelopen drie jaar verbeterde hun begroting wel met 3,3 procentpunt. Een groot verschil met ons.’

De pensioenlasten blijven bij ons stijgen. Dat weegt op onze begroting

‘Als we dat overheidsgeld goed hadden geïnvesteerd, dan was het nog zo erg niet geweest’, zegt Peersman. ‘Maar ook dat hebben we niet gedaan, want onze overheidsinvesteringen zijn zoals gezegd erg laag. We hebben wel wat bespaard, de overheid is wat efficiënter gaan werken, maar dat was niet voldoende om de stijgende pensioenlasten op te vangen. Daar zit het grote verschil: andere Europese landen hebben beslist dat de pensioenleeftijd elk jaar met enkele maanden stijgt, waardoor de pensioen- uitgaven worden afgeremd en vooral de belastinginkomsten stijgen omdat die mensen nog aan de slag zijn. De regering-Michel heeft beslist dat de pensioenleeftijd pas in 2025 en 2030 omhoog gaat. Bij ons blijven de pensioenlasten dus stijgen. Dat weegt op onze begroting.’

Econoom Gert Peersman: 'De regering-Michel is niet de regering die ze beweert te zijn'

De regering-Michel voerde tot nu toe geen doortastend pensioenbeleid, maar ze nam volgens Peersman wel een paar goede, kleinere beslissingen: ‘Bijvoorbeeld de maatregelen die langer werken werkbaar moeten maken. Of de boetes voor bedrijven die 55-plussers thuis laten blijven.’ Hij vindt het wel jammer dat de regering terugkrabbelde om 50-plussers die lange tijd werkloos zijn minder pensioen uit te betalen: ‘Er werd gedaan alsof zij bestraft zouden worden met een lager pensioen. Dat is niet zo, eigenlijk worden ze nu beloond met een hoger pensioen want ze krijgen evenveel als iemand die wel de hele tijd doorwerkt en bijdraagt. Natúúrlijk moet je erover waken dat 50-plussers zo weinig mogelijk uit de boot vallen. En als dat toch gebeurt, is er de sociale zekerheid. Maar die zullen we niet in stand kunnen houden als iedereen vanaf 55 jaar met pensioen kan gaan of evenveel pensioen trekt als hij toch minder lang heeft gewerkt. We moeten de mensen absoluut langer laten werken.’

5. Economische groei Hoe was het economische beleid?

Het waren de eerste woorden in de regeringsverklaring van de regering-Michel: ‘Het is onze ambitie om een groeibeleid te voeren.’ Wat is daarvan gekomen? ‘De economische groei vat alle indicatoren samen’, zegt Peersman. ‘Dat is voor mij de beste maatstaf om het economisch beleid van de regering te beoordelen. En de regering-Michel scoort helemaal niet goed als het gaat over economische groei, je mag zelfs zeggen: slecht. Want als we de groei tijdens de drie jaren Michel I vergelijken, strandt België op de 26e plaats van 30 Europese landen. Onze economische groei bedroeg in die periode cumulatief 4 procent, de gemiddelde groei in de eurozone lag met 5,8 procent bijna de helft hoger.’

De regering-Michel verkoopt zichzelf als een hervormingsregering. Dat is ze niet.

‘Je zou kunnen tegenwerpen dat België een minder zware crisis doormaakte, en de betere cijfers van de andere Europese landen een inhaalbeweging zijn. Maar is dat wel zo?’ vraagt Peersman zich af. ‘Nee, want er zijn een hoop landen die het tijdens de crisis al beter deden dan België, en die nu opnieuw beter presteren. Duitsland, bijvoorbeeld, groeide tussen eind 2007 en midden 2014 bijna 5 procent, en de afgelopen drie jaar meer dan 5 procent. Dat geldt ook voor Noorwegen, Zweden, Polen, Oostenrijk en nog een hele reeks landen: ze kenden zowel in de jaren na de crisis als de voorbije drie jaar méér economische groei dan België. Een mildere crisis is dus geen excuus. Alleen Frankrijk, Italië en Griekenland presteerden zowel tussen 2008 en 2014 als tussen 2014 en vandaag slechter dan België. Dat is niets om trots op te zijn.’

Econoom Gert Peersman: 'De regering-Michel is niet de regering die ze beweert te zijn'

De conclusie die Peersman trekt is niet mals: ‘De regering-Michel beweert dat haar beleid zorgt voor economische groei, maar dat klopt niet. Sorry, België doet het slechter dan de meeste Europese landen. Uit de cijfers blijkt dat de regering-Michel niet de regering is die ze beweert te zijn. De jobcreatie valt tegen in vergelijking met andere Europese landen, de taxshift gaat wel de goede richting uit maar is erg duur, de overheidsfinanciën zijn onvoldoende op orde gebracht … Van bij de aanvang verkoopt de regering-Michel zichzelf als een hervormingsregering. En dat is ze niet.’

De hervorming van de fiscaliteit is zo’n gemiste kans. In de regeringsverklaring werd nog aangekondigd dat er werk zou worden gemaakt van heldere en rechtvaardige belastingen, maar daar kwam niets van in. Peersman: ‘Onze fiscaliteit is en blijft een kluwen. De speculatietaks was een barslechte maatregel, en het is goed dat de regering de moed heeft gehad om hem af te schaffen. De effectentaks is opnieuw een gedrocht, en het is nu al duidelijk dat ze nooit de 254 miljoen euro zal opbrengen die de regering daar vanuit de losse pols op heeft geplakt. Een efficiënte en billijke vermogensbelasting is er nog altijd niet, en dat is een bewuste keuze van de regering. Andere landen hebben efficiëntere vermogensbelastingen, dus als onze regering het echt wil, kan ze dat op poten zetten. Als het de ambitie was van de regering-Michel om te zorgen voor een eenvoudiger en rechtvaardige fiscaliteit, schoot ze ook daarin tekort.’

GERT PEERSMAN

– In 1973 geboren in Gent

– Hoogleraar economie aan de UGent

– Expert monetair beleid, adviseert de Belgische Nationale Bank en de ECB

– Schreef samen met collega Koen Schoors De Perfecte Storm, dat onder meer waarschuwt voor de ‘vergrijzingscrisis’

Dit artikel verschijnt op woensdag 11/10 in Knack.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content