Drie vrouwen, gevlucht uit eigen land: ‘Ik heb niet gekozen voor België, ik wilde alleen overleven’
De ene vluchtte voor een dictator, de andere voor een burgeroorlog. Wat ze gemeen hebben, is dat ze het als vrouw extra zwaar hadden. ‘Ik voelde zo veel druk om te tonen wat voor “goede vluchteling” ik was.’
Met The History of Her Story publiceert De Vrouwenraad een boekje met getuigenissen van vrouwen die de afgelopen 25 jaar naar België zijn gevlucht. ‘In 2010 deden we al onderzoek naar de leefsituatie van asielzoeksters in de Belgische opvangcentra en publiceerden we daarover een onderzoeksrapport’, vertelt Magda De Meyer, voorzitter van de Vrouwenraad. ‘Er waren veel problemen, vooral op het vlak van privacy en infrastructuur. We merkten ook dat die vrouwen emotioneel heel kwetsbaar zijn: vaak hebben ze traumatische ervaringen meegemaakt in hun land van herkomst of tijdens hun vlucht. En ook in ons land staan ze veelal geïsoleerd. Daarom zijn we begonnen met een buddywerking, want een sterk netwerk is cruciaal.’
Het netwerk leidde tot een boek. Projectcoördinator Gart Goorden ging samen met Vida Razavi en Mais T. Al Gayyar, wier verhalen u hier ook kunt lezen, aan de slag om 21 vrouwen uit 15 verschillende landen te portretteren. ‘We wilden vooral de veerkracht van die vrouwen in de verf zetten.’
MAIS T. AL GAYYAR (35, filmmaker, uit Irak)
‘Ik voelde me ontzettend eenzaam in het asielcentrum’
‘Als kind had ik een heel goed leven in Irak, ik was zelfs een verwend meisje. Maar toen ik als journaliste begon te werken, in volle burgeroorlog, werd het te gevaarlijk in Bagdad. Daarom ben ik vertrokken, in m’n eentje. In december 2009 kwam ik in België aan. Ik herinner me vooral hoe vreselijk koud het hier was. In het asielcentrum had ik het moeilijk. Ik voelde me ontzettend eenzaam en verloren.
‘Gelukkig kreeg ik al na enkele maanden asiel, en ik vond een appartement. Toen ben ik naar het OCMW gestapt, waar ik me totaal niet welkom voelde. Een van de maatschappelijk werksters behandelde me heel slecht. Ze luisterde amper, gaf me geen kansen en vertrouwde me niet. Nadien moest ik van de VDAB ook veel jobs doen die me niet lagen: eerst in een kringloopwinkel, later in een supermarkt, op de broodafdeling. Terwijl ik maar aan één ding kon denken: wanneer kan ik eindelijk mijn passie volgen en films en documentaires maken? Daarvoor was ik toch naar België gekomen? In 2014 kon ik eindelijk beginnen aan die droom, maar ik blijf met het gevoel zitten dat ik veel tijd heb verloren.
‘België heeft me veel geleerd, en op dit moment ben ik gelukkig. Maar ik wil hier niet voor altijd blijven, ik mis mijn vaderland. Als het op een dag weer beter gaat in Irak keer ik terug.’
URSULA JARAMILLO (50, teamverantwoordelijke Sociaal Verhuur Kantoor Antwerpen, uit Chili)
‘Het woord “integratie” wordt vaak aanvallend gebruikt’
‘Ik ben geboren in Chili, maar op mijn vijfde moest ik al een eerste keer vluchten. Mijn vader was gouverneur toen Pinochet in 1973 zijn coup pleegde. Toen zijn we naar Nederland vertrokken. Pas tien jaar later, toen mijn ouders niet meer op de ‘non grata’-lijst stonden, keerden we terug. Maar het was nog altijd een dictatuur, en ik werd als student actief in het verzet. Daar leerde ik mijn man kennen. Toen de situatie voor ons te gevaarlijk werd, vluchtten we met ons dochtertje naar België. Dat is 25 jaar geleden.
‘De eerste jaren waren heel eenzaam. Ook mijn eerste job – poetsvrouw, zoals zoveel vrouwelijke vluchtelingen – lag me totaal niet. Ik heb toen veel gehuild, maar uiteindelijk ben ik weer gaan studeren en heb ik een mooie carrière uitgebouwd. Al voel ik de laatste tijd meer discriminatie dan vroeger. Enkele jaren geleden ging ik op zoek naar een huurhuis. Ik was vergeten dat ik “allochtoon” was, maar toen heb ik het gevoeld. Eén vrouw vroeg aan de telefoon letterlijk of ik “een tintje” had.
‘Ik hou niet van het woord “integratie”. Het wordt vaak aanvallend gebruikt: wij moeten ons integreren. Terwijl het een samenwerking zou moeten zijn. Ik heb er niet voor gekozen om naar België te komen, ik wilde alleen overleven. En jij hebt ook niet beslist dat ik zou komen. Maar we zullen het toch samen moeten doen.’
VIDA RAZAVI (35, sociaal ondernemer, uit Iran)
‘Vluchteling is maar een feitelijk statuut, het zegt niets over mij’
‘Voor ik “vluchteling” werd, werkte ik vier jaar als expat in Oost-Afrika. In 2013 kwam ik naar België om hier een masteropleiding te volgen, maar na een half jaar verloor ik mijn werk in Afrika. Ik kon niet terugkeren naar Iran, en besloot asiel aan te vragen in België. Ineens werd ik iemand anders. Als expat en als student voelde ik me gerespecteerd. Terwijl ik nadien zo veel druk voelde om te tonen wat voor “goede vluchteling” ik was: Nederlands leren, werk zoeken… Tegen de vooroordelen vechten was voor mij de grootste uitdaging. Gelukkig heb ik dat vrij snel kunnen loslaten. Vluchteling is maar een feitelijk statuut, het zegt niets over mij.
‘In het begin kreeg ik vaak te horen dat ik “geen typische vluchteling” was, omdat ik hoogopgeleid ben en vlot kan praten. Maar dat maakt me boos. Wat is een “typische” vluchteling dan wel? Waarom kunnen we niet gewoon blij zijn dat we als samenleving de mogelijkheid hebben om vluchtelingen op te vangen?
‘Terugkeren naar Iran is geen optie meer. Eenmaal je vrijheid en zekerheid hebt gekend, wil je niet terug naar een samenleving waar die niet bestaan. Mensen in België beseffen niet hoe kostbaar alle Belgische regels, wetten en instellingen zijn. Zij zorgen ervoor dat mensen zich gedragen. Al vind ik het ook mijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat België een goede democratie blijft.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier