Dirk Voorhoof, expert mediarecht: ‘Je krijgt de indruk dat journalistiek een misdrijf is’
Zowel VRT-journalist Bart Aerts en de Truiense journalist Dirk Selis als het rechtse, satirische blad ’t Scheldt kreeg recent problemen met het gerecht. Vooral perslekken van vertrouwelijke documenten liggen steeds gevoeliger. ‘De toestand mag niet veretteren’, zegt Dirk Voorhoof, specialist in mediarecht, over de nieuwe spanningen tussen journalistiek en justitie.
Leven het gerecht en de journalistiek stilaan weer op voet van oorlog? Feit is dat de zenuwen strak staan en dat journalisten steeds kritischer bejegend worden. Niet alleen door het gerecht. Ook de regeringen van landen als Polen, Tsjechië, Hongarije, Slovenië of Bulgarije, allen toch lidstaten van de Europese Unie, proberen zonder veel gêne de pers – en het gerecht – onder controle te krijgen. Uitzonderlijk leiden dergelijke spanningen zelfs tot moord. In 2017 werd de Maltese onderzoekjournaliste Daphne Caruana Galizia omgebracht door een autobom, in 2018 werden haar Slovaakse collega Jan Kuciak en zijn vriendin doodgeschoten. Maar veel vaker delen journalisten ‘gewoon’ in de klappen. Bij de bestorming van het Capitool in Washington trapten en sloegen omstanders de apparatuur van tv-zender CNN aan stukken.
Je mag België niet zomaar vergelijken met Polen, maar het lijkt er wel op dat de autonomie van de VRT onder druk komt te staan.
Ook dichter bij huis stijgt de spanning. Tijdens betogingen tegen president Emmanuel Macron in Frankrijk droegen persfotografen een helm om zich te beschermen tegen klappen – zowel van betogers als van de politie. In het Nederlandse Lunteren werd in april een persfotograaf met zijn auto gewoon in een gracht geduwd door drie mannen met een graafmachine. De fotograaf was de brandweer gevolgd die een uitgebrande wagen kwam blussen. Tegen de drie mannen loopt een onderzoek wegens ‘poging tot doodslag’. Vorige week bekende de hoofdverdachte dat hij bij het zien van een persfotograaf ‘een waas voor de ogen’ had gekregen van woede.
‘De vijandigheid neemt inderdaad toe’, zegt de Gentse emeritus hoogleraar Dirk Voorhoof, specialist in mediarecht en expressievrijheid. ‘Journalisten en cameramensen worden steeds vaker belaagd, niet alleen door ordediensten maar ook door het publiek. Ook bij La Boum I en II in het Ter Kamerenbos zijn cameramensen van de VRT bedreigd door betogers die boos waren omdat de media te positief zouden berichten over het lockdown- en vaccinatiebeleid van de regering. Dat wantrouwen wordt vooral gevoed door sociale media. In Duitsland merkte men ook dat dergelijke agressie niet zelden plaatsvond bij Pegida-betogingen. Zeker in oostelijke deelstaten zijn er opnieuw aanslagen tegen redactielokalen en worden camera’s stukgeslagen. Personen die de media belagen, nemen zelfs opnieuw het woord Lügenpresse in de mond, een term uit de nazitijd. Op sociale media worden journalisten persoonlijk aangevallen, zeker als ze vrouw zijn of gekleurd zijn. Dan krijgen ze de schandelijkste verwijten naar het hoofd. De taal wordt ruwer, de beledigingen grover. Men denkt dat het allemaal mag en kan.
‘Het zijn trouwens niet alleen journalisten die worden belaagd. Schrijvers, kunstenaars en academici is hetzelfde lot beschoren, net als woordvoerders van allerlei niet-gouvernementele organisaties, milieu- of klimaatorganisaties. We zien een stijging – of althans een grotere rapportering – van zogenaamde SLAPP’s: Strategic Lawsuits Against Public Participation. SLAPP’s zijn rechtszaken tegen journalisten of actievoerders die zich verzetten tegen projecten van mensen en organisaties die doorgaans veel geld bezitten, en die vervolgens dure juridische procedures opstarten tegen al wie hen hindert. Overigens gaat de persvrijheid niet alleen journalisten aan, maar ook het grote publiek. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft het over “het recht van de burger om behoorlijk geïnformeerd te worden”.’
De persvrijheid beschermt niet alleen beroepsjournalisten, maar ook de anonieme schrijvers van ’t Scheldt, medewerkers van Kerk & Leven of auteurs van vakbondspamfletten.
Dirk Voorhoof: Of academici of medewerkers aan de studiedienst van een politieke partij. Iedereen die het publiek wil informeren, heeft recht op bescherming. Het journalistiek bronnengeheim geldt voor eenieder die een rechtstreekse bijdrage levert tot het verzamelen, redigeren, produceren of verspreiden van informatie voor het publiek via een medium. Het is dus eerder de journalistieke functie die (grond)wettelijk beschermd wordt.
Rusland en China winnen politiek aan kracht. Wereldwijd lijkt er een verschuiving gaande naar een gespierde aanpak van de oppositie, en in één moeite door van de vrije pers. En zelfs in het belangrijkste land van het ‘Vrije Westen’ had de vorige president het dagelijks op de kritische media gemunt. Is onze democratie in gevaar?
Voorhoof: Wat vandaag in België gebeurt, mag je niet zomaar vergelijken met Polen of Hongarije. In die landen neemt de regering zelf het initiatief om de onafhankelijkheid van de media in te perken. Dat gebeurt bij ons hoegenaamd niet, al lijkt het er wel op dat de autonomie van de VRT onder druk komt te staan. Ginds willen de regeringen ook de autonomie inperken van de rechterlijke macht. Het ene gaat natuurlijk hand in hand met het andere. Journalistieke vrijheid kan alleen maar worden gegarandeerd als het gerecht onafhankelijk blijft. De zaak tegen de nieuwssite Apache (onder meer omdat er met een verborgen camera beelden waren gemaakt van het verjaardagsfeestje van lobbyist Erik Van der Paal en zijn gasten, onder wie belangrijke advocaten en bekende Antwerpse politici, nvdr) eindigde met een vrijspraak. Landen als Hongarije en Polen hebben natuurlijk een heel andere geschiedenis dan wij. Onze instellingen staan sterker, onze democratische reflex lijkt groter.
Onze rechtspraak is niet perfect, maar het gerecht is niet in de tijd blijven stilstaan. Zo heeft het Hof van Cassatie duidelijk gemaakt dat de grondwettelijke vrijheid van ‘drukpers’ ook geldt voor teksten op internet. Maar er blijven natuurlijk problemen. Vandaar dat de Kamer hoorzittingen organiseert om de grondwetsartikelen over de persvrijheid te herzien. Artikel 150 van de grondwet bepaalt dat ‘drukpersmisdrijven’ alleen door een assisenhof mogen worden behandeld. Daardoor bestaat er een feitelijke straffeloosheid voor allerlei vormen van hatespeech op internet: we gaan voor een paar strafbare tweets toch geen assisenprocedure opstarten? Het komt er nu op aan om ervoor te zorgen dat persmisdrijven, voortaan ‘mediamisdrijven’ genoemd, nog altijd een zaak voor assisen blijven – al mag de procedure wellicht wat worden aangepast. Het grote voordeel van de bestaande regelgeving is dat er in dit land al zeventig tot tachtig jaar nauwelijks strafprocessen worden gevoerd tegen journalisten. Wie zich benadeeld voelt door wat er geschreven of gezegd werd in de media, moet zich wenden tot de civiele rechtbank, kan een recht van antwoord eisen of een klacht indienen bij de Raad voor de Journalistiek.
Journalisten kunnen dus aansprakelijk gesteld worden voor foute berichtgeving?
Voorhoof: Dat is maar rechtvaardig ook. Net als alle andere burgers staan journalisten niet boven de wet. Wie een fout begaat en schade berokkent aan een ander – in het geval van journalisten, hoofdredacties en uitgevers: door iemands goede naam of eer aan te tasten of diens privacy te schenden – moet de schade vergoeden. Maar journalisten belanden in dit land niet in de gevangenis om wat ze hebben geschreven.
Maar een journalist die opgepakt wordt voor wat er in zijn medium verschijnt, dat is toch zelden gezien. Ook al gaat het om ’t Scheldt, een rechts, satirisch weekblad, dat af en toe een opmerkelijke scoop afwisselt met gore aanvallen ad hominem.
Voorhoof: Het Europees Hof verdedigt woordelijk het recht ’to offend, shock or disturb’ – ‘het recht om te beledigen, te schokken of te verontrusten’. En fundamentele rechten zijn er niet alleen voor je vrienden, maar uitgerekend ook voor je politieke vijanden. Satirische pers kan inderdaad zeer scherp zijn. Denk aan het linkse Charlie Hebdo in Frankrijk, of rechtse publicaties als ’t Scheldt of ’t Pallieterke bij ons. Sommigen zullen zich door bepaalde artikels of cartoons beledigd voelen. Ze zullen het toch moeten leren aanvaarden. Het Europees Hof maakt een onderscheid tussen feiten en waardeoordelen. Feiten moeten correct zijn: wie ze vervalst of manipuleert, wordt niet beschermd en mag vervolgd worden. Waardeoordelen zijn vrij en worden beschermd. Natuurlijk is er een grijze zone. Wie een opinie bouwt op compleet verzonnen feiten of bewust vervalste informatie, kan problemen krijgen. Maar verder geldt voor het uiten van opinies de hoogst mogelijke mate van vrijheid: ook stellingen die ons tegen de borst stuiten, moeten we tolereren.
Dat kan dus meespelen in de discussies over de zogenaamde cancelcultuur. Zeker in debatten over het (neokolonialisme en onze Europese waarden worden heen en weer banvloeken uitgesproken.
Voorhoof: Vooral het inperken van de politieke expressievrijheid is problematisch.Vanuit Franstalige hoek zijn er recent twee wetsvoorstellen ingediend om alle nazisymbolen en verwijzingen naar de nazi-ideologie en verwante politieke strekkingen strafbaar te stellen. Een verbod op de Hitlergroet is wellicht goedbedoeld maar leidt natuurlijk tot onhoudbare situaties. Men zou in onze schoolboeken niet meer mogen verwijzen naar personen en symbolen uit de nazitijd. Blijkbaar hoort een nieuwe drang tot verbieden weer bij de tijdgeest. Zo dreigt men soms in te hakken op de vrijheid van meningsuiting, toch een van de belangrijke verworvenheden van de verlichting.
Ik worstel al mijn hele carrière met die vraag: wat moet je verbieden, wat moet je hoe dan ook toestaan? Ik ben tot de conclusie gekomen dat de grootst mogelijke expressievrijheid nodig is om de democratie van de nodige zuurstof te voorzien. Vandaar dat we ook kwalijke uitingen van de meningsvrijheid, zoals racistische of seksistische stereotyperingen, moeten dulden. De grens van wat niet kan, vind ik, ligt bij het bewust aanzetten tot haat, geweld of discriminatie. Dat mogen we nooit aanvaarden. Net zoals we in een democratie niet mogen aanvaarden dat een president de aanzet geeft om het parlement te bestormen.
Veel van de recente conflicten draaien rond de publicatie van vertrouwelijke documenten. Toen journalist Dirk Selis aan het licht bracht dat de burgemeester van Sint-Truiden, Veerle Heeren (CD&V), zichzelf en haar entourage bevoordeeld had bij de vaccinatie, beriep Heeren zich op het ‘medisch geheim’ dat zou zijn geschonden. Vervolgens liet het Limburgse parket een huiszoeking uitvoeren bij Celis.
Voorhoof: Behalve een onderzoeksrechter of een rechtscollege mág niemand aan de politie of het parket het bevel geven om een computer of een smartphone van een journalist in beslag te nemen. En zelfs een onderzoeksrechter mag daar enkel toe overgaan om cruciale informatie te verkrijgen die kan helpen voorkomen dat personen bedreigd worden in hun fysieke integriteit. Bijvoorbeeld als Knack zou schrijven dat een bepaalde terroristische groepering van plan is om binnenkort het Atomium op te blazen en het gerecht wil weten wie jullie die informatie heeft verstrekt, zodat men mensenlevens wil redden. In Sint-Truiden lijkt het parket de wet even te zijn vergeten.
Ook in andere zaken, zoals het onderzoek naar de dood van Sanda Dia bij een doop van studentenclub Reuzegom, werd en wordt betoogd dat journalisten niet mogen citeren uit het onderzoeksdossier.
Voorhoof:(lachje) Dat is niet zo. Zowel het parket als de advocaten mogen informatie verstrekken aan de media. Het onderzoeksgeheim is dus niet absoluut. Men mag alleen geen informatie lekken om iemands reputatie te schaden of om een stok in het wiel te steken van het gerechtelijk onderzoek. Dat heet ‘misbruik van inzagerecht’, maar dat is een strikt gedefinieerd en eng te interpreteren misdrijf. Tegelijk is er wel een beroepsgeheim voor medewerkers van politie en justitie, die kennis hebben van de inhoud van het gerechtelijk dossier. Wie zich daaraan bezondigt, kan vervolgd worden, strafrechtelijk of via een tuchtprocedure.
Advocaten klagen steen en been over perslekken uit gerechtelijke dossiers. Maar wie is de bron van zulke lekken? Dat is vaak een van de advocaten zelf.
Behalve als ze klokkenluiders zijn: mensen die omwille van het maatschappelijk belang onregelmatigheden aan het licht brengen die zonder die onthulling geheim gebleven zouden zijn.
Voorhoof: Inderdaad. Het Europees Hof heeft bijvoorbeeld een aantal criteria ontwikkeld die ambtenaren en werknemers toelaten om vertrouwelijke informatie openbaar te maken. Het Europees Hof heeft zelfs bepaald dat dit recht in uitzonderlijke gevallen ook geldt voor medewerkers van inlichtingendiensten, zoals de Staatsveiligheid.
VRT-journalist Bart Aerts is veroordeeld voor zijn berichtgeving in de zaak van ‘de kasteelmoord’ omdat hij op basis van lekken uit het gerechtelijk dossier een ‘karaktermoord’ zou hebben willen plegen op de familie Saelens.
Voorhoof: Volgens de correctionele rechtbank van Brugge was het de bedoeling van de journalist en de VRT-nieuwsredactie om de morele integriteit te besmeuren van de familie van de vermoorde Stijn Saelens. Ik heb de bewuste uitzending van Terzake herbekeken en zie dat niet zo. Volgens mij wilde de VRT laten weten dat ze kennis had van bandopnames uit dat gerechtelijk dossier die erop wezen dat er pogingen zijn geweest om in de zaak van de kasteelmoord de rechtsgang te beïnvloeden. Men heeft dus in Terzake fragmenten laten horen van die opnames, met weglating van namen en een beetje stemvervorming om de privacy van de betrokken personen te beschermen. Mij leek het niet de bedoeling van de VRT om de familie Saelens te schaden, maar om het publiek te informeren over een zaak van maatschappelijk belang. In mijn ogen was het een journalistiek verdedigbare reportage.
Dus een journalist mag citeren uit een gerechtelijk onderzoek, op voorwaarde dat de informatie correct is?
Voorhoof: Nogmaals: de mensen van politie en justitie zijn dragers van het beroepsgeheim. De journalist is dat niet.
Mag een advocaat lekken uit een dossier?
Voorhoof: Een advocaat mag in het belang van zijn cliënt informatie aan de pers verstrekken, ook over een strafonderzoek. De wet-Franchimont staat dat toe vanuit het ‘gelijke wapens’-principe. Het parket, de vervolgende instantie mag de pers informeren over een lopende zaak, dus moest men dat ook toestaan aan de advocaat die de beklaagde vertegenwoordigt. Het beroepsgeheim van een advocaat heeft betrekking op de vertrouwelijkheid tussen hem en zijn cliënt. Een advocaat mag dus inderdaad ‘lekken’, toch als zijn cliënt ermee akkoord gaat omdat dit zijn zaak zou vooruithelpen. De advocaat moet er zich wel voor hoeden het gerechtelijk onderzoek te hinderen of de belangen van andere personen te schaden.
Veel lekken dienen natuurlijk niet alleen om de eigen zaak vooruit te helpen, maar ook om de tegenpartij in een ongunstig daglicht te stellen.
Voorhoof: Advocaten klagen steen en been over perslekken uit gerechtelijke dossiers. Maar wie is de bron van dergelijke lekken? Dat is vaak een van de advocaten zelf. De advocatuur zou daarover beter wat minder kabaal maken. Ik vind dat voortdurend lekken ook niet goed en het gerecht mag van mij zelfs meer onderzoeken voeren naar kwalijke lekken. Maar dat is niet de zaak van de journalist: een journalist mag de informatie die hij verkrijgt publiek maken als daaraan een maatschappelijk belang verbonden is. De wet op het bronnengeheim dateert van 2005. De eerste jaren na de afkondiging van die wet wist justitie waaraan zich te houden: de contouren waren voor iedereen duidelijk. Vandaag merk ik dat niet iedereen in het gerechtelijk apparaat de bepalingen van die wet nog correct toepast. Misschien vanuit een gebrek aan kennis, maar mogelijk ook omdat men niet in alle omstandigheden de wettelijke waarborgen voor journalisten wil respecteren.
Problemen met het bronnengeheim zijn natuurlijk van alle tijden. Ik herinner mij nog dat Humo-journalist Martin Coenen in februari 1985 zelfs drie dagen in voorarrest zat na een artikel over giftige afvallozingen.
Drie dagen voorarrest: ook dat plaatst de huidige spanningen tussen media en gerecht in een ander perspectief.
Voorhoof: Het conflict tussen journalistiek en justitie is in zekere zin natuurlijk inherent aan de democratie. Media en justitie hebben verschillende methodes, andere snelheden en doelstellingen. Journalisten willen snel publiceren, soms te snel. Justitie wil liever lang reflecteren en werkt (te) formalistisch. Dat leidt tot spanningen die wellicht onvermijdelijk zijn. Alleen mag de toestand niet veretteren. Dan kan een van beide partijen zijn werk niet meer goed doen.
Als er te veel gelekt wordt uit dossiers, en journalisten ook nog eens onprofessioneel omgaan met de gegevens en de rechten van de verdediging in gevaar brengen, dan wordt justitie geschaad. Als omgekeerd justitie het bronnengeheim niet respecteert of misbruik maakt van bepaalde strafbepalingen en gerechtelijke procedures tegen journalisten, dan kunnen de media niet meer onafhankelijk werken.
Dat laatste is bijvoorbeeld gebeurd in een zaak tussen de Antwerpse ex-procureur Yves Liégeois tegen journalist Yves Desmet, die in 2012 vragen had gesteld bij de goede verstandhouding tussen Liégeois en de diamantsector. Uiteindelijk veroordeelde het Antwerpse hof van beroep Desmet in 2015 met een vreemde argumentatie: wat hij geschreven had over Liégeois, was intussen tegengesproken in een rapport van de Hoge Raad voor de Justitie. Maar hoe kan een journalist anticiperen op een rapport dat pas later geschreven zal worden?
Een recenter voorbeeld was de poging van justitieminister Koen Geens (CD&V) en het Antwerpse parket om de uitzending te verbieden van de VTM-reportage Case Closed over de moord op de 20-jarige Sally Van Hecke uit 1996. Daarin werd het gerecht ervan beschuldigd destijds in de fout te zijn gegaan. Dat zijn voorbeelden van misbruik van procedures tegen journalisten en media die op een verantwoorde manier bepaalde zaken onder de aandacht willen brengen. Ook de recente veroordeling van Bart Aerts past in dat rijtje. Je krijgt dan de indruk dat journalistiek een misdrijf wordt.
In de laatste wereldranglijst qua persvrijheid van Reporters Sans Frontières/ Reporters Without Frontiers (RSF) staat België elfde. Samen met de Scandinavische landen, Zwitserland, Nederland en Nieuw-Zeeland doen we het dus uitstekend. Maar we moeten ons ervoor hoeden dat we plots geen twintig of dertig plaatsen naar beneden donderen. En er zijn helaas signalen dat ook bij ons de relatie tussen gerecht en pers opnieuw problematisch aan het worden is.
Dirk Voorhoof over de recente spanningen tussen het gerecht en de media
– Geboren op 1 januari 1956
– 1979: licentiaat in de rechten en de communicatiewetenschappen (UGent)
– 1990: doctor in de rechten (UGent)
– 1992-2016: docent en gewoon hoogleraar (UGent), gespecialiseerd in de relatie tussen media en gerecht
– 2002-2007: doceert in Oxford
– 2004-2017: doceert aan de Universiteit van Kopenhagen
– 2017-2021: doceert aan de Universiteit van Luxemburg
– Auteur van talloze academische en populariserende boeken en artikels, adviseur van meerdere internationale organisaties en overheden en medeoprichter van het European Centre for Press and Media Freedom
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier