‘Dekoloniseren is meer dan alleen omgaan met je donkere verleden. Er moeten ook stappen vooruit worden gezet’, schrijft Bruno De Lille.
In 2020 is Congo 60 jaar onafhankelijk. De onafhankelijkheid maakte een einde aan 75 jaar Belgische inmenging en overheersing in Congo. Eerst 23 jaar als persoonlijke eigendom van koning Leopold II, en dan 52 jaar als Belgische kolonie.
Ondanks de lange periode sinds de onafhankelijkheid is België niet in het reine met het koloniaal verleden. Officiële vertegenwoordigers en gezagsdragers worstelen nog altijd om de juiste toon te vinden als het over Congo gaat. Hier en daar is er erkenning voor de wandaden die gebeurd zijn onder de kolonisatie. Vaak is er stilte, soms zelfs een zekere nostalgie.
In tegenstelling tot andere historische periodes, zoals de Tweede Wereldoorlog, is het koloniaal verleden niet sterk aanwezig in ons collectief bewustzijn. Langzamerhand begint daar verandering in te komen onder andere door een nieuwe generatie van opiniemakers en artiesten vaak met migratieachtergrond. Boeken, acties, de petitie van de Brusselse Congolese jongeren die al meer dan 40.000 handtekeningen haalde maar ook de televisiereeks ‘Kinderen van de Kolonie’ of de heropening van het AfricaMuseum in Tervuren dragen daar op hun manier toe bij.
Het wordt daarbij hoog tijd dat de witte Belgen ook in beweging komen. Te dikwijls zien we deze strijd als iets dat alleen belangrijk zou zijn voor onze medeburgers met Afrikaanse wortels. We wachten tot zij een petitie lanceren, tot zij gaan betogen, tot zij acties opzetten. Ja, we tekenen die petities en we liken de Facebook-berichten maar echt in actie komen doen we te weinig. Het lijkt ons niet te raken.
En het klopt dat de meeste mensen persoonlijk geen schuld treft aan wat er tijdens de koloniale periode in Congo, Rwanda en Burundi is gebeurd. Het is dan ook al 60 jaar geleden. Maar als land hebben we er wel de voordelen van geplukt, en dat maakt dat elke Belg op een of andere manier betrokken en ook verantwoordelijk is. Na een misdaad komt de verwerking er niet omdat het slachtoffer luid het onrecht heeft mogen aanklagen. Het is maar als de misdadiger spijt betuigt en het onrecht probeert goed te maken, dat je vooruit kan. Als afzonderlijke burgers zijn de meesten van ons niet betrokken geweest, als land en als maatschappij wel.
En het zijn vooral de witte Belgen die de macht in handen hebben om daar iets aan te doen.
In Brussel, de stad waar ik woon, zien we de sporen van dat koloniaal verleden overal. Schrijver Lucas Catherine beschrijft in zijn boek ‘Wandelen naar Kongo – Langs koloniaal erfgoed in Brussel en België’ hoe het gezicht van de hoofdstad veranderde door het uitvoeren van het ‘Algemeen plan voor de uitbreiding en verfraaiing van de Brusselse agglomeratie‘ van architect Victor Besme, betaald met inkomsten uit Congo. Denk aan het Jubelpark of aan de vele boulevards die toen zijn aangelegd, zoals de Lambermontlaan en de Louis Bertrandlaan.
Het duidelijkst zien we de sporen in monumenten en straatnamen gewijd aan kolonialen of (taferelen uit) de koloniale periode. Met als bekendste Brusselse voorbeeld het ruiterstandbeeld van Leopold II vlakbij het Koninklijk paleis. In het Jubelpark vinden we de triomfboog, het monument voor de Belgische pioniers in Congo en ook het monument voor generaal Thys.
Deze beelden en monumenten zijn een eerbetoon aan een uiterst donkere periode uit onze geschiedenis zonder dat de slachtoffers en/of hun nakomelingen ook maar op enige manier een plaats krijgen. Vele getuigenissen in de media en wetenschappelijk onderzoek tonen aan dat de beelden gezien worden als kwetsend en ongevoelig voor de pijn en trauma’s die veel families meedragen. Ze zijn een verderzetting van de koloniale propaganda die racistische stereotypes en vooroordelen uitdraagt.
De betekenis van monumenten in de openbare ruimte kan in die zin niet onderschat worden. De Frans-Kameroense filosoof en professor Achille Membe noemt koloniale monumenten ‘l’extension sculpturale d’une forme de terreur raciale’ in zijn boek Critique de la raison nègre. Met andere woorden, het is een verderzetting van de onderdrukking van de ex-gekoloniseerden door de vereeuwiging van een fysieke en symbolische machtsstrijd en dominantie in de publieke leefruimte en dus de collectieve verbeelding.
De Belgische antropoloog Karel Arnaut bestempelt in zijn werk Art and Activism in the Age of Globalization de beelden als een manier om de revisionistische en vervormde historiografie in het cultureel geheugen te griffen.
Wil je de Belgen met Afrikaanse wortels duidelijk maken dat België echt hun land is en wil zijn, dan kan je er niet om heen: we moeten de openbare ruimte dekoloniseren.
De monumenten liggen dan ook al langere tijd onder vuur bij activisten en opiniemakers. Al meerdere keren werd het ruiterstandbeeld in Brussel overgoten met rode verf. Andere keren werd de sokkel volgezet met afdrukken van bloedige handen. De buste van Leopold II in het Dudenpark in Vorst werd al eens door een borstbeeld van Nelson Mandela vervangen. Enkele jaren geleden werd een hand afgehakt van het Leopold-monument in Oostende. En ook in Ekeren, Gent en Hasselt werden de standbeelden van Leopold onder handen genomen door actievoerders.
Sommige stemmen binnen wetenschappelijke en activistische kringen roepen op om de beelden weg te halen en te verzamelen in een museum of park waarbij duiding en uitleg wordt gegeven. Ze zijn van mening dat dergelijk eerbetoon aan kolonialen niet meer thuishoort in de openbare ruimte.
Anderen vinden dat het beter is de beelden te laten staan omdat je anders het verleden dreigt uit te wissen. Want waar trekken we de grens tussen wat je wel en niet kan laten staan? Bovendien zien ze ook praktische bezwaren: meerdere beelden zijn beschermd of maken deel uit van een gebouw.
Een oplossing die nu vaak gekozen wordt is het plaatsen van een bord met informatie. Zo kadert men het beeld en haalt men het figuurlijk van zijn sokkel. Op die manier krijgen voorbijgangers die vaak niet stilstaan bij de geschiedenis achter de beelden, de kans om zich te informeren. Het is een stap in de richting van herstel: het is een signaal naar de slachtoffers van de kolonisatie dat we het verleden niet willen wegmoffelen en dat we beseffen welke rol de Belgen hebben gespeeld.
De meeste Leopoldbeelden in Vlaanderen werden al uitgerust met een bordje. Alleen proberen die teksten, op een uitzondering na, vaak de geit en de kool te sparen. Zo heeft de tekst bij het ruiterstandbeeld van Leopold II in Oostende nog altijd veel oog voor de urbanistische realisaties van de koning en komt er geen duidelijke veroordeling van de koloniale politiek maar vermeldt men alleen dat die ‘controverse’ oproept. Het bordje eindigt zelfs met ‘De Vorst heeft in elk geval een duidelijke en blijvende stempel gedrukt op zijn Oostende.’ Wat voor signaal geeft men dan eigenlijk?
Als we een herstel in gang willen zetten, is het belangrijk dat de tekst zichtbaar, krachtig en accuraat genoeg is. Het is niet voldoende van het beeld te kaderen in zijn tijdsgeest, het is noodzakelijk dat de tekst ook verontschuldigingen bevat voor de misdaden die er tijdens het Belgische bewind in Congo zijn gepleegd. Daarvoor is het aangewezen te overleggen met erfgoedexperts, schrijvers, activisten, kenners van het koloniaal verleden en zeker met mensen die slachtoffer zijn van het datzelfde verleden of de verenigingen die hen een stem geven.
En maak van die monumenten, die nu nog altijd de kolonisering verheerlijken, symbolen van de dekolonisering. Geef ze aan kunstenaars die ze kunnen herwerken of aanvullen zodat de standbeelden onze afschuw van die periode gaan verbeelden. Een standbeeld van Leopold II waar je permanent rode handafdrukken op verft, geeft meteen een sterke anti-koloniale boodschap. Laat zoiets over aan kunstenaars.
In het Brussels Gewest vind je niet alleen standbeelden die de koloniale periode verheerlijken maar er zijn ook heel wat straten naar genoemd. Zo zijn er de Koloniënstraat, de Taborastraat, de Sergeant de Bruynestraat, enzovoort. Je kan sommige straatnamen schrappen maar men kan daar ook de kans grijpen om de Congolezen de erkenning te geven die ze verdienen. In de Taborastraat (genoemd naar de Slag bij Tabora in 1916) zou men bijvoorbeeld de rol van de Congolese soldaten in het Belgische leger kunnen eren.
Want dekoloniseren is meer dan alleen omgaan met je donkere verleden. Het is niet genoeg om na te denken over hoe je met monumenten en straatnamen omgaat. Dekoloniseren is meer dan Leopold II (symbolisch) van zijn sokkel halen. Er moeten ook stappen vooruit worden gezet.
Zo zou men straten moeten noemen naar belangrijke figuren uit de strijd tegen de kolonisering. Brussel heeft met het Lumumbaplein een eerste stap in deze richting gezet, maar het mag daar niet bij blijven. In de toekomst moeten nog veel meer pleinen, straten en zelfs nieuwe monumenten gewijd worden aan personen die een rol van betekenis hebben gespeeld in de dekolonisering of de geschiedenis van Congo, Burundi of Rwanda. En laten we daarbij zeker ook de vrouwen de zichtbaarheid te geven die ze verdienen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier