‘Defensie wíl gewoon niet weten of er burgerslachtoffers vallen’
Met zijn deelname aan de door Amerika geleide coalitie in Irak en Syrië poetste België zijn imago van betrouwbare krijgspartner weer op. Qua transparantie is ons land een minder goede leerling: ‘Hoe kun je beweren dat je geen burgerslachtoffers maakt als je niet eens bereid bent om dat te controleren?’
Er was een tijd, niet eens zo lang geleden, dat het Belgische leger niet veel verder ging dan humanitaire hulp en bewakingsopdrachten. Sinds 2011, toen Belgische F-16’s als deel van een NAVO-coalitie ten strijde trokken tegen het regime van de Libische dictator Moe’ammar al-Khaddafi, is ons leger ook daadwerkelijk weer militair actief. Onder de ronkende naam Desert Falcon is België sinds september 2014 ten oorlog tegen de Islamitische Staat in Irak en Syrië. Het zijn inspanningen die ‘zeer gewaardeerd’ worden door de Verenigde Staten en de andere coalitiepartners, verzekert minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA) bij een tussentijdse evaluatie. Na ongeveer een jaar van bombardementen oogt de balans indrukwekkend: 6 actieve F-16’s, 163 uitgevoerde aanvallen, 796 vluchten. En dat allemaal zonder één officieel burgerslachtoffer. Wie kan daar iets op tegen hebben?
Wie afgaat op de officiële cijfers, kan alleen maar concluderen dat de bombardementen van de internationale coalitie zowat de volmaakte accuratesse bereikt hebben. Van de 13 landen die voor de coalitie bombarderen in Irak en Syrië, geeft alleen Amerika toe dat het bij bombardementen 188 burgerslachtoffers heeft gemaakt. De overige landen – waaronder dus België – verklaren vooralsnog geen weet te hebben van burgerslachtoffers. Dat beperkte aantal is echter hoogst twijfelachtig. Airwars, een vereniging van onderzoeksjournalisten die het aantal Iraakse en Syrische burgerdoden probeert te documenteren, schat dat er sinds het begin van de acties al meer dan 2300 Syrische en Iraakse burgers het leven lieten bij coalitiebombardementen. Voor die schatting maakt de vereniging gebruik van officiële rapporten, maar valt ze ook terug op de sociale media, de lokale pers en onderzoekers ter plaatse. Eline Westra, die voor Airwars de Belgische en Nederlandse deelname aan de coalitie opvolgt, benadrukt dat de schatting ‘zeer voorzichtig’ is. ‘We tellen alleen slachtoffers van incidenten die we als “fair” beoordelen. Het werkelijke aantal ligt waarschijnlijk véél hoger.’
Kritisch rapport
Kloppen de beweringen van het Belgische leger? Dat is helaas onmogelijk na te gaan. Tot september 2014 publiceerde Defensie het bulletin Wekelijks overzicht van de buitenlandse operaties, waarin de lopende acties summier werden vermeld. Kort na het aantreden van Steven Vandeput werden ze geschrapt, officieel wegens een gebrek aan belangstelling. Eind oktober 2016 riep Vredesactie de openbaarheid van bestuur in om de activiteitenverslagen te mogen inkijken, en werden ze alsnog vrijgegeven.
Uit de vrijgegeven weekverslagen komen twee data naar voren waarop Belgische F-16’s raids uitvoerden én die door Airwars aan burgerslachtoffers zijn gelinkt. Op 26 oktober 2014 berichtten lokale media over ’10 à 20 doden’ ten noorden van de Iraakse stad Mosul. Volgens Defensie voerde de Belgische luchtmacht die dag ‘operationele vluchten met het gebruik van wapensystemen’ uit. Ons land was niet het enige dat in die periode bombardeerde: ook de Verenigde Staten, Nederland en Denemarken verklaren toen bombardementen te hebben uitgevoerd.
Op 17 november 2014 sprak Defensie opnieuw van ‘operationele vluchten met inzet van de wapensystemen’, en ook die dag maakten Iraakse media gewag van burgerdoden. Volgens het National Iraqi News Agency stierven 16 burgers en 22 IS-strijders bij bombardementen ten zuiden van Mosul. Omdat Defensie niet communiceert over de locatie van de Belgische aanvallen, is het onmogelijk om na te gaan of ook onze straaljagers betrokken waren bij de incidenten.
Airwars maakt zich ernstige zorgen over de gebrekkige transparantie van Defensie. Volgende week presenteert de ngo een kritisch rapport waarin België onder aan het transparantieklassement bungelt, achter landen als Turkije en Saudi-Arabië. In tegenstelling tot coalitielanden als Canada en het Verenigd Koninkrijk geeft België om veiligheidsredenen geen informatie over waar, wanneer en met welke munitie er gebombardeerd wordt. Dat argument is weinig plausibel, vindt Airwars-onderzoekster Eline Westra. ‘Landen als Canada, de VS en het VK communiceren net heel open over waar ze bombarderen, om te verhinderen dat er valse propaganda over hun acties wordt verspreid. Ik kan me niet voorstellen dat het Canadese en het Britse leger zoveel naïever zijn dan het Belgische. Er is geen enkel bewijs dat er een groter veiligheidsrisico is voor landen die wél transparant zijn.’
‘Intellectueel oneerlijk’
Professor internationaal recht Jan Wouters (KU Leuven) is kritisch voor de houding van het Belgische leger. ‘Het zou niet slecht zijn om uitgebreider verslag te doen over onze militaire acties’, zegt hij. ‘Er is vandaag te weinig democratische verantwoording. Militaire operaties zijn duur, risicovol en kunnen onze internationale reputatie in het gedrang brengen. Natuurlijk kun je niet verwachten dat we details geven over lopende operaties: de vijand leest mee. Maar dat mag geen reden zijn om niet transparant te zijn over missies van twee jaar geleden.’
Ook Belgische parlementsleden dringen aan op meer transparantie. ‘Dan zouden we tegenstanders de mogelijkheid ontnemen om twijfel te zaaien’, zegt Alain Top, die namens SP.A in de commissie Defensie zetelt. ‘Nu kunnen landen als Rusland ons zomaar beschuldigen van oorlogsmisdaden, zelfs al staan we recht in onze schoenen. ‘
Volgens Lene Jacobs, onderzoekster voor Vredesactie, doet het Belgische leger te weinig moeite om na te gaan of de Belgische aanvallen ook burgerslachtoffers maken. Toen Vredesactie via de wet op de openbaarheid van bestuur probeerde om documenten in te kijken over hoe de controle op slachtoffers verloopt, kreeg ze het enigszins bevreemdende antwoord dat er geen documenten beschikbaar zijn ‘gezien het feit dat er nog geen “collateral damage” heeft plaatsgevonden’.
Via woordvoerster Laurence Mortier benadrukt minister Vandeput dat de Belgische luchtmacht uiterst voorzichtig te werk gaat. ‘Voor er gebombardeerd wordt, is er een uitgebreide veiligheidsprocedure. Er is een red card holder die de operatie bij het geringste risico op burgerslachtoffers kan annuleren. Ook de piloten zelf kunnen op elk moment hun missie onderbreken.’ Of er na de aanval zelf gecontroleerd wordt of er burgerslachtoffers zijn gevallen, wil Mortier niet bevestigen. Ook over hoe vaak er de voorbije twee jaar een ‘rode kaart’ is getrokken, wenst Defensie niet te communiceren.
Vredesactie vermoedt dat Defensie gewoon niet wíl weten of er burgerslachtoffers vallen. ‘Het is surreëel om te beweren dat je geen burgerslachtoffers maakt als je niet eens bereid bent om dat te controleren’, zegt Lene Jacobs. Ook Wouter Devriendt, defensiespecialist bij Groen, is kritisch voor de gebrekkige controle: ‘Ik ben ervan overtuigd dat onze Belgische piloten alles doen om burgerslachtoffers te vermijden. Maar als minister Vandeput beweert dat er – 100 procent zeker – geen burgerslachtoffers vallen, dan is dat intellectueel oneerlijk. Dat kan hij onmogelijk garanderen.’
Volgens het kabinet-Vandeput zijn er geen plannen om in de toekomst meer informatie publiek toegankelijk te maken. ‘Waar onze acties juist plaatsvinden,’ besluit Laurence Mortier, ‘daarvan ligt de Belgische bevolking niet wakker. Ik heb daar nog nooit één e-mail over gekregen.’
Door JEROEN ZUALLAERT
‘Het zou niet slecht zijn om uitgebreider verslag te doen over onze militaire acties. Er is te weinig democratische verantwoording.’
Jan Wouters (KU Leuven)