De tand van Lumumba: een relikwie keert terug naar Congo
Maandag overhandigt België de ‘tand van Lumumba’ aan de familie van de voormalige eerste minister van Congo. Maar is het relikwie echt? Niet iedereen is daarvan overtuigd. Voormalig VRT-journalist en Congo-kenner Peter Verlinden maakt een reconstructie.
Het moet een bijzonder ritueel worden, komende maandag in het Egmontpaleis in Brussel. Dan zal de Belgische justitie de zogenaamde ‘tand van Lumumba’ overdragen aan de familie van de in 1961 vermoorde Congolese eerste minister. Aansluitend volgt een plechtigheid geleid door eerste minister Alexander De Croo (Open VLD) in aanwezigheid van de hoogste Congolese autoriteiten. Ongetwijfeld wordt het een groots moment. Na het recente bezoek van koning Filip en koningin Mathilde aan Congo wordt het een volgende stap in de hernieuwde relatie tussen de voormalige kolonie en het moederland van weleer.
Met de ceremoniële overdracht van ‘de tand van Lumumba’ hoopt de Belgische politiek een streep te trekken onder een pijnlijk verleden: de betrokkenheid bij de moord op de eerste premier van het onafhankelijke Congo op 17 januari 1961. In Congo zelf krijgt de ceremonie een vervolg met een tournee van ‘het stoffelijk overschot van Patrice Lumumba’ door het land en ten slotte de bijzetting in het hernieuwde ‘Memoriaal Patrice Lumumba’ in Limete, Kinshasa, op 30 juni, de onafhankelijkheidsdag.
Soetes dochters durfden zijn huis niet in. Voor hen was het een behekste woning met al die Afrikaanse maskers en herinneringen uit tragische tijden.
Toch hangt er een zware schaduw over het hele gebeuren. Want op basis van een reconstructie van de feiten weten we dat het helemaal niet vast staat dat dit ‘relikwie’ wel een echte tand van Patrice Lumumba is.
Opgelost in zwavelzuur
In 1970, bijna tien jaar na de feiten, beschreef wijlen Walter Geerts, toen journalist bij de openbare omroep, in zijn boek Binza 10 voor het eerst zeer accuraat het einde van Patrice Lumumba (1925-1961). Hij werd in de afgescheiden provincie Katanga geëxecuteerd samen met zijn medestanders senaatsvoorzitter Joseph Okito en voormalig minister Maurice Mpolo. ‘De lijken werden (…) opgelost in bakken met zwavelzuur. De resten werden dan nog eens verkoold en tot as herleid en die as werd (…) verspreid.’ Van enig overblijfsel van het lijk van Lumumba was toen geen sprake.
Volgens een soortgelijk relaas dertien jaar later, in het tijdschrift Pourquoi Pas? (10 augustus 1983), werden de tanden van Lumumba waarop het zuur en het vuur geen vat hadden gehad in de rivier de Lufira gegooid. Er mocht geen spoor overblijven van de vermoorde eerste minister en zijn medestanders. Nog eens bijna tien jaar later nam Jacques Brassinne in zijn doctoraat Enquête sur la mort de Patrice Lumumba (1991) deze versie over: van het lijk van de vermoorde afgezette eerste minister is niets meer overgebleven.
Toch had de voormalige politieofficier Gerard Soete toen al zijn geheim prijsgegeven en wel in de roman De Arena – Het verhaal van de moord op Lumumba (1978). Soete (1920-2000) had samen met zijn broer van hun Katangese oversten de opdracht gekregen om de lijken te doen verdwijnen. Dat deden ze plichtsgetrouw. Maar niet helemaal. ‘Hij neemt een tang uit de zak met gereedschap en wringt twee tanden los uit de bovenkaak van de Profeet. Ze zijn met goud overtrokken.’ In zijn veel minder fantasierijke boek Het einde van de Grijshemden – Onze koloniale politie (1993) beschrijft Soete nogmaals en zelfs met meer details welke bewijsstukken hij meegenomen had van hun lugubere opdracht in die helse Congolese nachten. ‘Hij nam de kop op zijn knie en wrikte uit de bovenkaak twee tanden los die aan de achterkant met goud waren overtrokken.’ Zo staat het in de gedrukte versie. Maar, opmerkelijk, in het originele manuscript staat het even anders: ‘twee tanden (…) die aan de achterkant met goud waren bezet’. Niet ‘overtrokken’ maar ‘bezet’, aan de achterkant. Een belangrijk detail, weten we nu, bijna dertig jaar later.
In die jaren waren geschiedschrijvers, journalisten en andere auteurs amper geïnteresseerd in het lot van de vermoorde Congolese eerste minister. In de vroege jaren zestig was Patrice Lumumba even een held van de dekolonisatie geweest. Sindsdien werd zijn herinnering weggeveegd door het regime-Mobutu en de nieuwe tragedies in het Gebied van de Grote Meren. Pas in 1999 kwam er reactie op de misdadige gebeurtenissen vanuit de Belgische politieke wereld. Onderzoeker-schrijver Ludo De Witte bracht het tragische lot van Lumumba weer onder de aandacht met zijn boek De moord op Lumumba en dan vooral de Belgische betrokkenheid daarbij.
Gerard Soete was intussen na een carrière van een kwarteeuw in Congo in 1972 naar België teruggekeerd en leraar talen geworden in Brugge, naar verluidt zeer tegen zijn zin. Hij kon zijn Congoverleden niet van zich afschudden en probeerde het van zich af te schrijven in amper opgemerkte boeken. In die jaren zeventig en tachtig bleef hij zijn vriendschap onderhouden met VRT-journalist Walter Zinzen. De twee hadden elkaar in 1963 in Elisabethstad (het huidige Lubumbashi, Katanga) leren kennen toen de latere televisiejournalist er drie jaar lang les kwam geven.
In een recente getuigenis in MO*- Magazine (2020) schrijft Zinzen daarover: ‘Ik leerde Soete kennen als een minzaam man. Ik had er totaal geen vermoeden van dat hij de man was die de lijken van Patrice Lumumba en zijn twee metgezellen Mpolo en Okito had doen verdwijnen.’ Later, terug in België, blijven de twee elkaar geregeld zien. ‘Telkens wanneer ik hem bezocht, begon hij over Lumumba. Alleen hij wist wat er met Lumumba gebeurd was, zei Soete. Maar als ik hem vroeg het me te vertellen, antwoordde hij kortaf: lees mijn boeken. (…) Hij liet me toen een doosje zien, met twee tanden en een kogel. Dat waren tanden van Lumumba en een van de kogels die hem gedood hadden. Dat zei hij toch. Maar zijn relaas publiceren mocht ik niet. Het contact tussen ons werd verbroken.’
In het geheugen van Walter Zinzen staat het beeld van die twee tanden gebeiteld, ook decennia later als ik hem ernaar vraag. ‘Het waren twee lange spitse tanden, witte snijtanden, overduidelijk. Ik heb er nergens goud aan gezien maar ik heb ze ook nooit zelf mogen vastnemen. Soete toonde ze me in een opengeklapt soort pennendoosje met rood fluweel bekleed en voldoende plaats voor de twee tanden én een kogel.’
Aan Jacques Brassinne, de man van het doctoraat over de moord op Lumumba, toonde Soete in oktober 1990 ook een tand ‘afkomstig van Lumumba’. ‘Het ging om een kies die níét bekleed was met goud’, getuigt Brassinne nu. De vorm van de tand is hem niet zo bijgebleven maar dat er geen goud te zien was, daarover is hij formeel.
Commissie-Lumumba
Het boek van Ludo Dewitte joeg een schok door de Belgische regering, die precies rond de eeuwwisseling probeerde een hernieuwde relatie op te bouwen met het nieuwe Congo. Mobutu Sese Seko was verjaagd en in september 1997 gestorven in zijn ballingsoord Rabat, Marokko. De nieuwe zelfbenoemde president Laurent- Désiré Kabila probeerde goede betrekkingen aan te knopen met westerse landen, het vroegere moederland België voorop. Daar koos de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, Louis Michel (MR), voor een actieve Congo- politiek. Hij steunde volop het parlementaire initiatief om een onderzoekscommissie op te richten die het heikele dossier van de (mogelijke) Belgische betrokkenheid bij de moord op Lumumba zou uitvlooien. De zogenaamde Commissie-Lumumba werd geïnstalleerd op 2 mei 2000. Minder dan een maand later werden haar vier deskundigen aangesteld. Zij legden de eed af op 19 juni 2000 en konden dan pas aan het werk.
Tien dagen daarvoor was Gerard Soete plots gestorven in zijn huis in Sint-Kruis-Brugge, een hartstilstand. Hij was pas tachtig geworden. Soete kon dus onmogelijk door de parlementaire onderzoekscommissie ondervraagd worden over zijn rol bij het einde van Lumumba. Maar in de maanden voor zijn dood had hij nog wel van zich laten spreken, ook over de kwestie van ‘de tanden van Lumumba’.
Meteen na het verschijnen van het boek van De Witte, in september 1999, gaf Soete enkele interviews. Voor de eerste keer sprak hij min of meer openlijk over zijn eigen rol bij het verdwijnen van de lijken van Lumumba, Mpolo en Okito. Aan de ploeg van Histories (Canvas) toonde hij een kogel die naar zijn zeggen ‘door het lichaam van Lumumba is gegaan’ en bij het transporteren van de lijken ‘eruit gedokkerd’ is. Over de tanden had hij het niet.
Die toonde hij wel aan Humo-journalist Jan Antonissen. ‘Hij staat op, verdwijnt in zijn huis, komt met twee tanden terug, twee hoektanden, aan de achterkant met goud bewerkt. Eén tand heeft een ijzeren haak. “Daarmee zat hij in zijn kaak”, aldus Soete.’ ( Humo, 5 oktober 1999). De Humo-fotograaf was dan al vertrokken. Daarom bestaat er geen foto van die verrassende scène.
Toen werd het Soete allemaal te veel, de druk van de media en de beschuldigingen alsof hij en hij alleen verantwoordelijk was voor de dood van Lumumba. Naar eigen zeggen gooide hij eind oktober de tanden in de Noordzee. ‘Ik zou het liefst alles vergeten en er voor altijd over zwijgen’, citeert De Morgen hem.
Huiszoeking
Wanneer precies de Duitse documentairemaker Thomas Giefer bij Soete kwam aankloppen, valt niet meer te achterhalen, maar het gebeurde zeker na de heisa in de Belgische media. Zijn televisiedocumentaire Mord im Kolonialstill werd op 1 november 2000 uitgezonden op de Duitse televisie (WDR), bijna een half jaar na de dood van Soete. In de documentaire wrikt Gerard Soete met veel moeite een klein zwart dicht gekleefd pakje open, met de hulp van het zakmes van de filmmaker. Dan komen twee tanden te voorschijn. Hij toont ze trots aan de camera: twee lange tanden, achteraan met goud bekleed, precies zoals het in zijn romans staat en zoals Walter Zinzen ze zich herinnert. Na enig aandringen wil de Duitse collega ruim twintig jaar later diep in zijn geheugen graven. ‘Naar mijn herinnering waren het twee voortanden met een gouden inleg achteraan. Helaas heb ik toen geen foto gemaakt. Het beeld van de tanden dat in de film zit, is níét het originele beeld. We hadden een technisch probleem met die opname. Daarom hebben we bij de montage de originele opname vervangen door een zeer gelijkend maar dus nagespeeld filmbeeld.’
Een half jaar later, in april 2001, liet de Commissie-Lumumba een huiszoeking uitvoeren ten huize Soete. Dat lag er volledig onaangeroerd bij, tien maanden na Soetes dood. De expert die erbij was herinnert het zich nog alsof het gisteren was. ‘Twee van zijn dochters waren aanwezig maar durfden het huis niet in. Zij bleven buiten staan. Voor hen was het een behekste woning met al die Afrikaanse maskers en herinneringen uit tragische tijden. Bovendien was het de plaats waar hun vader onverwachts gestorven was. Alles lag erbij alsof niemand er sinds zijn dood gekomen was. Ik heb persoonlijk zijn bureau en vooral de zolder doorzocht. Tussen de dakspanten van die lage zolder staken enorm veel documenten, ook de originele manuscripten van zijn boeken. Erg interessant materiaal vanwege de doorhalingen, originele namen die gewijzigd waren in fictieve en de vele notities. Daardoor weten we dat in bepaalde boeken zo goed als zeker het juiste verhaal staat van de moord op Lumumba en de verdwijning van het lijk. Maar geen doosje met tanden, kogels of wat ook.’
De laatste resten van Patrice Lumumba leken wel voor altijd verdwenen. Had Gerard Soete de tanden dan toch in zee geworpen?
De tand
Naar aanleiding van de 55e verjaardag van de moord op Lumumba, in januari 2016, slaagde Humo erin dochter Godelieve Soete te interviewen. Aan het einde van het gesprek grijpt ze naar een ‘Afrikaans ogend kistje (…) een klein blauw doosje (…) met daarin de vergulde kies van Patrice Lumumba’. Dat zegt Godelieve Soete niet zelf maar het staat zo in het artikel en het lijkt vanzelfsprekend.
De primeur, foto inclusief, ging snel de wereld rond.
De familie Lumumba trok bij de Belgische justitie aan de alarmbel en vroeg om de tand in beslag te nemen. Dat is dan ook gebeurd. Justitie was in december 2012 op verzoek van de familie gestart met een onderzoek naar de moord op Lumumba als een ‘oorlogsmisdaad’. Bijna tien jaar later zal deze ene tand nu plechtig overgedragen worden aan de familie. Justitie zegt dat zij de tand niet meer nodig heeft voor het moordonderzoek.
Desgevraagd geeft justitie wel toe dat zij niet kan bewijzen dat het wel degelijk om een tand gaat van de vermoorde voormalige eerste minister. Want een DNA-onderzoek is er niet gebeurd en zal niet gebeuren. ‘Want dan zouden we de tand moeten vernietigen en dat kan niet in dit geval’, laat de bevoegde perswoordvoerder weten.
Dat klopt maar voor een deel.
Professor Patrick Thevissen, hoofd van de afdeling forensische odontologie aan KU Leuven, bevestigt dat een DNA-onderzoek inderdaad de grootste kans van slagen heeft als de volledige tand verpulverd wordt, in dit geval met uitzondering van de gouden kroon. Maar een volledige vernietiging is niet de enig mogelijke aanpak. Er zijn technieken die de tand in eerste instantie gedeeltelijk bewaren, door bijvoorbeeld een opening te boren door de kroon, door kroon of wortel te verwijderen of door te beginnen met het afschrapen van worteldelen. Pas als die minder invasieve technieken geen resultaat opleveren, kan beslist worden om de volledige tand te vermalen. Professor Ronny Decorte, hoofd van het laboratorium forensische genetica van de KU Leuven, voegt eraan toe dat zijn lab in een aantal delicate gevallen eerder al een CT-scan maakte van een tand die volledig verpulverd moest worden voor een DNA-onderzoek, om daarna de bewuste tand te reconstrueren en terug te plaatsen in een skelet. Zeker bij historisch belangrijke figuren kan dat de aangewezen aanpak zijn.
Kortom, er waren en zijn mogelijkheden om vast te stellen of ‘de tand’ wel degelijk ‘een tand van Lumumba’ is. De Belgische justitie heeft er blijkbaar voor gekozen om die mogelijkheden niet te gebruiken. Daar kunnen trouwens goede redenen voor zijn: het dossier- Lumumba ligt bijzonder gevoelig, zeker als het gaat over het vermeende laatste spoor van zijn stoffelijke resten. Maar het gevolg van die voorzichtigheid is dat er tot vandaag nog geen DNA-onderzoek is gebeurd. De Congolese autoriteiten zouden dat ook zelf kunnen laten doen maar niets wijst erop dat ze dat van plan zijn.
Dan nog deze verduidelijking.
Een ‘gouden inleg’ – ‘inlay’ in tandartsenjargon – was een veelgebruikte techniek uit een tijd toen er nog geen vullingen in kunststof bestonden. Het ging ook niet om zuiver goud, dat zou veel te zacht zijn, maar om een legering in goudkleur. Die werd aangebracht waar een gaatje gevuld moest worden. Daarnaast bestaat al eeuwenlang de traditie om een tand volledig met ‘goud’ te omhullen, dikwijls niet uit medische noodzaak maar uit prestige. Een ‘gouden tand’ straalt rijkdom uit. Die technieken waren ook beschikbaar in Belgisch-Congo. De gezondheidszorg stond er in de koloniale tijd op zeer hoog niveau en was in de steden voor iedereen beschikbaar. Een ‘évolué’ zoals Patrice Lumumba, die bij de nieuwe Congolese elite hoorde, kon zeker rekenen op de nodige medische zorg. Maar op geen enkele foto is de toppoliticus te zien met een opvallende ‘gouden tand’.
Het huis van Soete
En dus weten we 61 jaar na de gewelddadige dood van Patrice Lumumba nog altijd niet of er werkelijk iets overgebleven is van zijn stoffelijk overschot. De getuigenissen over de afgelopen drie decennia gewagen van twee snijtanden, of van een kies, dan wel van twee hoektanden, al dan niet achteraan met goud ingelegd. De tand of tanden werden de ene keer getoond in een rood bekleed doosje, kwamen dan weer uit een zwarte verpakking of lagen in een blauw doosje. Waren er misschien méér tanden in het spel dan de twee snijtanden waarover Soete zelf schreef?
Justitie geeft toe dat ze niet kan bewijzen dat het wel degelijk om een tand van Lumumba gaat. DNA-onderzoek is niet gebeurd en zal niet gebeuren.
Van een ‘vergulde kies’ heeft in ieder geval nooit eerder iemand gewag gemaakt, geen enkele getuige die een of meerdere tanden van de vermoorde premier te zien had gekregen bij Gerard Soete. Nog sterker. Zowat alle getuigen bevestigen dat Soete telkens twee ‘lange tanden’ liet zien, snijtanden volgens de ene, hoektanden volgens de andere, maar hoe dan ook lang en scherp. Geen korte kiezen en zeker niet volledig met goud omhuld, hoogstens wat goudbeleg aan de achterkant.
De zoektocht naar ‘het lijk van Lumumba’ is dus nog lang niet afgelopen. Mogelijk hebben de drie dochters van Gerard Soete her en der wat achtergehouden van de erfenis van hun vader. Maar zij mijden sinds de inbeslagname van ‘de tand’ bij Godelieve alle contact met journalisten, bevreesd als ze zijn om alweer meegesleept te worden in een verhaal dat het hunne niet is. De Belgische speurders gaan blijkbaar ook niet bij hen aankloppen.
En werd het huis van vader Soete in Brugge bij de huiszoeking in 2001 wel grondig genoeg doorzocht, tot achter het laatste dakspant? De aanwezige expert van de Commissie-Lumumba, die liever niet meer bij naam genoemd wordt, liet zich ontvallen dat hij er destijds helemaal alleen voor stond. De politiemensen vertoonden geen enkele interesse om mee op zoek te gaan naar interessante voorwerpen in het verlaten huis, en de twee aanwezige dochters Soete al evenmin. Een tweede kans is er niet. Het huis werd in 2011 volledig met de grond gelijk gemaakt.
Op de fundamenten is een nieuwe woning gebouwd door de eigenaars die eerst tien jaar lang in het originele huis gewoond hadden. ‘Het huis was vochtig en oud, er stond zelfs schimmel op de muren. Zodra we de middelen hadden, hebben we het helemaal afgebroken. We weten heel goed dat we in het huis van Gerard Soete gewoond hebben, de man die Lumumba liet verdwijnen. Spannend, ja. Maar we zijn nooit zelf op zoek gegaan naar wat er nog op die lage zolder te vinden kon zijn, laat staan naar een pakje amper een duim groot met mogelijk een of meer tanden. Zoiets kon overal verstopt zitten’, vertelt de mede-eigenares, overigens zelf een tandarts.
Afscheid van Lumumba?
De moord op Patrice Lumumba is een van de meest onderzochte politieke moorden van de vorige eeuw. Sinds het werk van de parlementaire onderzoekscommissie (2000-2002) zijn zowat alle details bekend. De discussie over de manier waarop de Belgische staat betrokken is bij deze ‘oorlogsmisdaad’, volgens de kwalificatie door de Belgische justitie, zal wellicht nooit helemaal stilvallen. Dan gaat het al lang niet meer om de feiten maar om de interpretatie van wie welke reële macht had in dat oproerige jaar na de Congolese onafhankelijkheid.
Ook over de manier waarop de lijken van Lumumba en zijn twee medestanders opgelost werden in zuur en daarna verbrand zijn, is intussen zowat alles bekend. Eén vraag blijft on- beantwoord, voorlopig toch: bestaat er nog enig overblijfsel van het lijk van Lumumba? De tand die nu overgedragen wordt aan de familie en zo aan het Congolese volk is dat wellicht niet. Om honderd procent zeker te zijn, is nog veel meer speurwerk nodig – én de politieke wil om daaraan te beginnen. In België, maar ook in Congo.