Ewald Pironet
‘De macht van de partijvoorzitters vloekte altijd al met de parlementaire democratie’
Partijvoorzittersverkiezingen kunnen moeilijk worden overschat. Al beloven ze doorgaans niet veel goeds voor de betrokken partijen – en ook niet voor de democratische samenleving.
In de parlementaire democratie die België heet te zijn, worden dezer dagen belangrijke verkiezingen gehouden: die van de partijvoorzitters. Ze zijn crucialer dan de gemeente-, districts- en provincieraadverkiezingen én dan de regionale, federale en Europese stembusgangen. Want in dit land vertrekt en eindigt alles bij de partijvoorzitters, zij zijn de spin in het politieke web.
De analyse is al vaker gemaakt: de Belgische democratie is een particratie. Wilfried Dewachter formuleerde dat het scherpst in zijn boek De trukendoos van de Belgische particratie. Het zijn niet de door de burgers verkozen volksvertegenwoordigers, laat staan de burgers zelf, die politieke besluiten nemen. Nee, dat doen de politieke partijen en met name de voorzitters. ‘Een handvol amper gelegitimeerde partijvoorzitters leiden de dans’, aldus de Leuvense politoloog.
De macht van de partijvoorzitters vloekte altijd al met de parlementaire democratie.
In zijn boek The Power People. Over macht en invloed in Vlaanderen ging Ivan De Vadder een paar jaar geleden op zoek naar de machtigste mensen. ‘De partijvoorzitter is de belangrijkste politieke functie geworden’, zo concludeerde de politiek journalist van de VRT, ‘en laat een partijvoorzitter nu bij uitstek de functie zijn die nergens in de grondwet beschreven staat’. Partijvoorzitters beslissen op de essentiële momenten over de regeringsonderhandelingen, stippelen het regeringsbeleid op lange termijn uit, onderhandelen meestal onder elkaar over de staatshervorming, bepalen wie bovenaan op de kieslijst mag prijken, pikken zelf hun ministers uit, beschikken over het geld dat dankzij de partijfinanciering rijkelijk toestroomt, hebben als enige een helikopteroverzicht over de verschillende beleidsniveaus, delen allerlei postjes uit en ga zo maar door. En dat is een probleem, want ‘partijvoorzitters ontsnappen aan elke controle, behalve die van hun eigen partijgenoten’, zo stelt De Vadder.
Ook met die controle van de partijgenoten valt het overigens heel erg mee. Partijvoorzitters worden vaak met een stalinistische score verkozen. Zoals het voorbije weekend Paul Magnette, die PS-voorzitter werd met 95,4 procent van de stemmen. Wie de komende tijd hoopt op een lucratieve benoeming hier of daar, zal zich er wel voor hoeden kritiek te geven op de voorzitter. Die bij de Franstalige socialisten niet voor niets weleens Dieu wordt genoemd.
Bij Groen was er wel een tweestrijd voor het voorzitterschap: huidig voorzitter Meyrem Almaci won met 53,2 procent nipt van Björn Rzoska. Bij Groen zien we een ander deficit van de voorzittersverkiezingen: Almaci werd voor nog eens vijf jaar voorzitterschap verkozen met 773 stemmen, terwijl Groen naar eigen zeggen meer dan 12.000 leden telt. Voorzittersverkiezingen zijn een heel bijzondere vorm van democratie.
Almaci werd voor nog eens vijf jaar voorzitterschap verkozen met 773 stemmen, terwijl Groen naar eigen zeggen meer dan 12.000 leden telt.
Bij de SP.A en de CD&V heeft geen enkele topper de moed om de partij uit het moeras te trekken. Ze schrijven wel ‘visieteksten’ en orakelen hoe het moet, maar de verantwoordelijkheid van het voorzitterschap gaan ze uit de weg. Uit vrees om samen met de partij ten onder te gaan, kiezen ze voor een minder risicovolle carrière. Bij de socialisten lieten bijvoorbeeld Meryame Kitir, Yasmine Kherbache, Mohammed Ridouani en Hans Bonte verstek gaan, bij de christendemocraten Hilde Crevits, Koen Geens, Pieter De Crem en Hendrik Bogaert. Ze moeten straks niet piepen als hun partij helemaal niets meer voorstelt.
Bij beide partijen is te horen dat de vrij onbekende en onervaren kandidaten illustreren hoe ernstig de roep om vernieuwing wordt genomen. Dat valt nog te bezien. Bij de SP.A strijden momenteel drie kandidaten om John Crombez op te volgen: Conner Rousseau, Hannes De Reu en Christ’l Van der Paal. De gedoodverfde winnaar, Rousseau, lijkt volgens de Gentse politoloog Carl Devos ‘de partij tot een jeugdbeweging om te bouwen’ en is de poulain van Crombez. Bij de CD&V willen er zeven in de voetsporen van Wouter Beke treden: Katrien Partyka, Vincent Van Peteghem, Raf Terwingen, Sammy Mahdi, Walter De Donder, Joachim Coens en Christophe Vermeulen. Ze worden smalend omschreven als ‘de zeven dwergen’ en spreken allemaal dezelfde wollige taal. Hoezo, vernieuwing?
De macht van de partijvoorzitters vloekte altijd al met de parlementaire democratie. Met deze voorzittersverkiezingen wordt dat nog aperter.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier