De Lijn gaat ‘nieuw tijdperk’ in met nieuw openbaredienstencontract
De Lijn mag voor het eerst zelf haar ticketprijzen bepalen. Tegelijk krijgen privépartners een grotere rol, blijkt uit de nieuwe beheersovereenkomst die de Vlaamse regering vrijdag goedkeurde en waarover de kranten van Mediahuis zaterdag schrijven. ‘Met dit openbaredienstencontract gaat De Lijn een nieuw tijdperk in’, zegt minister van Mobiliteit Lydia Peeters (Open VLD) in een persbericht.
De Lijn had dringend nood aan een nieuwe beheersovereenkomst, die geldt voor de periode 2023-2027. De oude was al sinds eind 2020 verlopen en werd de afgelopen jaren stilzwijgend verlengd.
Het gaat om een kleine revolutie: vanaf 2023 krijgt De Lijn veel meer autonomie. Zo mag de vervoersmaatschappij niet alleen haar aanbod flexibeler invullen, maar ook zelf de ticketprijzen voor trams en bussen bepalen, met uitzondering van de sociale tarieven. Tot nu toe moest elke tariefwijziging worden voorgelegd aan de Vlaamse regering. Het kader voor die nieuwe tariefautonomie wordt binnen de zes maanden uitgewerkt.
Wat de precieze impact zal zijn op de ticketprijzen, is nog niet duidelijk. De vervoersmaatschappij zei eerder al dat ze er bijvoorbeeld aan denkt om de tickets in de spits duurder te maken en in de daluren goedkoper. ‘Dat is een van de pistes waarmee we hopen de drukte op piekmomenten te verminderen’, zegt woordvoerster Anneliese Meynaerts. ‘Dat zou ook onze kostendekkingsgraad ten goede komen.’
Die grotere vrijheid voor De Lijn komt wel met een prijs. Op de achtergrond zet de Vlaamse regering door met de privatisering van het openbaar vervoer. De Lijn zal de komende jaren zelf minder ritten mogen rijden, terwijl het omzetvolume van de privébedrijven of pachters toeneemt, van 29,3 procent van de totale contractwaarde tot 33 procent. Het aantal kilometers dat die exploitanten rijden, zal zo stijgen van 48 tot 53 procent.
“Door een nauwere samenwerking met de exploitanten zal De Lijn sneller en flexibeler kunnen schakelen in een veranderende context”, zegt directeur-generaal Ann Schoubs. “Het verschuiven van meer buskilometers naar de exploitanten verspreid over Vlaanderen biedt in die context meer mogelijkheden dan de aanbesteding van een volledige vervoerregio en geeft meer stabiliteit binnen de organisatie.”
In het kader van het openbaredienstencontract stijgt het investeringsbudget van De Lijn structureel met jaarlijks 120 miljoen euro, tot gemiddeld meer dan 260 miljoen euro per jaar. Die middelen gaan naar strategische investeringen, investeringen in stationsprojecten en vergroeningsinvesteringen. Maar ‘hiermee kan De Lijn (ook) de noodzakelijke investeringen doen in de onderhoudsachterstand van haar sporen en tractienet’, zegt minister Peeters. Wat de vergroening betreft, wordt verder gewerkt aan de elektrificatie van de vloot, zowel van De Lijn zelf als van haar exploitanten. Concreet moeten tegen 2025 alle Euro 3- en Euro 4-bussen volledig uitgefaseerd zijn. Eind 2025 moet de uitstoot van fijn stof door de vloot met 71 procent gedaald zijn, die van CO2 met 29 procent. Tegen eind 2027 zal ook 80 procent van de Euro 5-bussen uitgefaseerd zijn. De Lijn wil in de toekomst haar e-stelplaatsen openstellen voor derden (exploitanten, steden en gemeenten…), zodat ook zij daar hun voertuigen kunnen laden.
Tot slot wil De Lijn verder inzetten op ‘kwaliteitsvol en aantrekkelijk openbaar vervoer’, luidt het. Ze wel dynamisch en snel kunnen reageren op een veranderende mobiliteitsvraag en zal in nauw overleg met de vervoerregio’s autonoom kunnen overgaan tot bepaalde tussentijdse aanpassingen in het aanbod, bijvoorbeeld naar aanleiding van de opening van een groot ziekenhuis of een langdurige omleiding met grote impact. ‘Dit openbaredienstencontract biedt toekomstperspectief voor De Lijn’, besluit Johan Sauwens, voorzitter van de raad van bestuur. ‘De toename van de structurele investeringsmiddelen en de stabiele werkingsmiddelen zullen De Lijn toelaten om een kwaliteitssprong te maken op vlak van dienstverlening, duurzaamheid en efficiëntie.’