De laatste Boerenkrijg: de slag om het Vlaamse platteland
Minister Zuhal Demir maakt mee wat veel van haar voorgangers al hebben ervaren: dat een ernstig conflict met de landbouworganisaties vaak uitdraait op een grimmige confrontatie met de boeren zelf. Met mogelijk verstrekkende politieke gevolgen.
Sinds vorige week staat Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA) onder permanente politiebewaking. Dat is het gevolg van een fout gelopen ontmoeting met plaatselijke landbouwers in Merksplas, in de Antwerpse Noorderkempen. Demir maakt zich sterk dat het Vlaamse stikstofakkoord zal worden uitgevoerd, ook al moeten daardoor tientallen ‘rode boerderijen’ sluiten. Ze probeert bezorgdheden en misverstanden weg te nemen door de dialoog aan te gaan met de landbouwers zelf. In Merksplas liep het fout. Er doken een aantal tractoren op met boze opschriften. Daarbij ook ‘Demir aan de strop’, met een stropop aan een touw. De minister vond de ‘doodsbedreiging’ er ver over en verliet de bijeenkomst onder politiebewaking: ‘Mijn dochter wacht op mij.’ Zo kreeg ze de publieke opinie mee. In een beschaafd land wordt geen agressie gepleegd tegen hardwerkende moeders die ’s avonds uitkijken naar hun kleine meid − leer Demir niet hoe het politieke spel gespeeld wordt. Ook de boeren hoopten met hun ‘ludieke’ actie de gunst van het grote publiek te winnen. Daarom hadden ook zij hun kinderen mee om een kleine getuigenis voor te lezen. Demir draaide de rollen ter plaatse om.
De tijd is voorbij dat de Boerenbond tot in de verste uithoek van Vlaanderen een zich belaagd voelende boer kon blijven beschermen.
Tegelijk is het natuurlijk al langer zo dat boeren zeer potig durven te betogen. Ze staan daarin niet alleen. Ook metaalarbeiders, mijnwerkers en brandweermannen hebben een traditie van gespierd protest. Wie met zijn handen werkt, is niet geneigd om zijn ongenoegen schriftelijk te uiten. De Europese boerenbetoging van 1971 in Brussel is nog altijd legendarisch, juist omdat ze zo gewelddadig en vernielzuchtig was. Dat is geen toeval: hard protest legt vaak een diepere malaise bloot. En hoe baldadiger het protest, hoe wanhopiger zo’n signaal vaak is. In 1971 wisten de boeren dat ze protesteerden tegen nieuwe Europese regels die achter de schermen mee waren onderhandeld en aanvaard door hun eigen belangenorganisaties. Vandaag beseffen een aantal boeren goed dat de toekomst van hun landbouwbedrijf op het spel staat, vooral omdat de grotere krachtsverhoudingen fundamenteel zijn gewijzigd. Als ook de Europese Unie bepaalt dat er strikte limieten zijn aan de bodemverontreiniging en dat kwetsbare natuur onvoorwaardelijke bescherming geniet, is de tijd definitief voorbij dat belangenorganisaties als de Boerenbond hun rol kunnen spelen, en tot in de verste uithoek van Vlaanderen een individuele, zich belaagd voelende boer kunnen blijven beschermen. Voor de Vlaamse natuur is dat een bijzonder goede zaak. Maar de boeren beseffen dat er meer op het spel staat dan de sluiting van een paar veebedrijven.
‘Op z’n Vlaams’
Het nitraatconflict zou dus wel eens een teken des tijds kunnen zijn. Alles begon in 1991, met het eerste mestdecreet van Vlaams milieuminister Theo Kelchtermans (CVP, nu CD&V). Vlaanderen werd daartoe trouwens gedwongen door de afkondiging van de eerste Europese nitraatrichtlijn. Kelchtermans’ decreet was echt ‘op z’n Vlaams’ in elkaar geknutseld, vol compromissen die voor velerlei interpretaties vatbaar waren. Mestoverschotten werden bijvoorbeeld verplaatst naar gebieden waar er nog geen overschotten waren − dat verergerde alleen maar het probleem. Het moest dus anders vond Europa, en dringend. Daarop trok de socialistische milieuminister Norbert De Batselier tussen 1992 en 1995 een project op gang dat tot vandaag de boeren beroert, ook wel bedreigt en dus verontrust: het Mest Actie Plan (MAP). Er kwam een gebiedsgerichte aanpak, die nu nog altijd bestaat. Ook toen was de nitraatvervuiling niet overal even urgent. Tegelijk werd de Vlaamse mestproductie bevroren op het niveau van 1992. Ten slotte kwam er een positieve discriminatie voor het ‘gezinsveeteeltbedrijf’. De ontwerpversies van dat MAP stuitten meteen op woest verzet van de Boerenbond en het Algemeen Boeren Syndicaat (ABS). Boeren trokken naar De Batseliers woning in Dendermonde en kieperden er drek uit op de oprit en over zijn auto. Later werden de boeren terughoudender met fysieke intimidatie en het spuiten van gier. Niet dat ze hoffelijker werden. In 2003 werd de groene landbouwminister Vera Dua tijdens een betoging weggezet als ‘groene hoer’.
De boeren en hun organisaties weigerden te aanvaarden dat Vlaanderen zijn beleid moest afstemmen op de strengere Europese regels. In het begin boekten ze met die obstructiepolitiek schijnbaar grote successen. De oppositie tegen De Batselier werd pas echt ruw gespeeld op de politieke banken. De Boerenbond slaagde erin om een interne dissidentie te organiseren van bevriende CVP-parlementsleden, tégen de Vlaamse regering in. De Batselier zag zich verplicht ontslag te nemen als minister, later viel ook de hele Vlaamse regering over dat MAP. De Boerenbond triomfeerde. Onder meer omdat kort daarna de ‘Boerenbondkandidaten’ opvallend mooie plaatsen kregen op de CVP-verkiezingslijsten. Het deed de triomferende rechterzijde van de CVP een hoge borst opzetten. De milieubeweging en bij uitbreiding iedereen die een groener beleid wilde voeren, werden getreiterd en gesard. ‘Zolang ik minister van Landbouw ben, zullen er in Vlaanderen meer varkens zijn dan mensen’: de quote is vintage Eric Van Rompuy (CVP). Hij zei dat in de late jaren 1990, toen de Vlaamse administratie zwoegde om de normen van het net goedgekeurde MAP een béétje te halen.
Pionnen
Kort na de verkiezingen, in 1996, had de volgende Vlaamse regering een akkoord bereikt over een licht aangepast MAP – de Europese richtlijn was er nu eenmaal nog altijd. Niet dat er op het terrein meteen grote zaken veranderden. Belangenorganisaties zoals de Boerenbond hadden hun pionnen op de juiste kabinetten en administraties. Zo bleven ze op de hoogte van alle beleidsvoorbereidend werk en onderhandelingen op regeringsniveau. De Boerenbond slaagde er wonderwel in om uitgevaardigde richtlijnen toch te omzeilen. Grote bedrijven werden plots opgedeeld in kleine ‘onafhankelijke’ entiteiten die ineens ‘familiebedrijven’ werden.
De boeren werden goed verzorgd door de politiek, want ze waren een begeerde stand. De christendemocraten hadden als het ware een monopolie op het brave, noeste en dus ‘christelijke’ platteland. Maar er waren kapers op de kust. Een van de deelnemers aan de bovenvermelde betoging waarop Vera Dua zo schofterig was aangepakt, was een andere Vlaamse minister: Jaak Gabriels (VLD) – een collega van Dua, dus. Alweer niet toevallig: destijds was Gabriels als burgemeester van Bree politiek actief in dezelfde landelijke Noord-Oost-Limburgse hoek waarin ook Boerenbondvoorzitter Lode Ceyssens (Oudsbergen) en Vlaams landbouwminister Jo Brouns (Kinrooi) nu actief zijn voor de CD&V. Het zijn dus taaie politieke gevechten die worden geleverd om de sympathie te winnen van landelijk Vlaanderen. Gabriels zei destijds dat hij op die betoging aanwezig was op uitdrukkelijk bevel van de ‘VLD-top’. Dus ook van de toen erg bemoeizuchtige premier Guy Verhofstadt, toch hét gezicht van Paars-Groen. Zelfs hij organiseerde de interne oppositie tegen een andere paars-groene minister. Eerder die regeerperiode had de Vlaamse minister-president Patrick Dewael (VLD) Dua al gedwongen tot zware toegevingen. Ook de liberalen waren niet vies van de stemmen van de boeren. Als inwoner van het landelijke Michelbeke wist Herman De Croo dat trouwens al lang.
Boerenopstanden
Tot voor kort beschikte de Vlaamse landbouwsector dus over voldoende kanalen – bevriende partijen, landbouworganisaties en lobby’s van de agro-industrie – om zijn eisen en bekommernissen aan te kaarten bij regeringen en de ambtenarij. Die cynische collusie van macht en invloed had één voordeel: onvrede binnen de agrarische sector werd opgevangen binnen het politieke en maatschappelijke systeem. Tegen een hoge kostprijs, vooral voor het leefmilieu en de natuur, werd ‘ de boel bijeengehouden’. En dat ook nog eens in een tijd dat overal in stedelijke gebieden de boel uiteen aan het vallen was. De behoefte aan ‘samenlevingsopbouw’ was het verhullende jargon waarmee op het ontstaan van scheuren in het maatschappelijke weefsel werd gewezen. Zeker in een stedelijke context wist men zich jarenlang geen raad met de nieuwe multiculturele realiteit. Het platteland leek daarvan gespaard.
Dat is voorbij. De samenleving is in sneltempo veranderd, en wie dat op de meest pijnlijke manier aanvoelt, zijn die bevolkingsgroepen en die regio’s waar de veranderingen zich nog het minst hadden gemanifesteerd. Maar zodra het gebeurt, gaat het snel. Een tijdspanne van acht jaar lijkt dan een eeuwigheid geleden. Er is geen vergelijking meer mogelijk tussen de klemtonen die de Vlaamse regering van Jan Jambon vandaag legt en de wetmatigheden die nog golden bij de laatste Vlaamse regering van Kris Peeters (2009-2014). De klassieke verdedigers van de Vlaamse landbouwers hebben die kering voelen aankomen. In 2021 zei Kris Peeters in De Standaard: ‘We moeten boerenopstanden vermijden. Als we het niet goed aanpakken, zitten we met boerenprotest zoals in Nederland.’ Voor één keer sprak hij profetische woorden.
Om een onverdachte bron te citeren: het boek Vergeten land van Jeremie Vaneeckhout, de nieuwe covoorzitter van Groen, wordt op bol.com als volgt aangeprezen: ‘Waarom de politiek het platteland rechts laat liggen.’ Vaneeckhout betoogt dat er de voorbije jaren te veel aandacht naar de steden ging en te weinig naar het platteland. In Antwerpen, Gent en de elf andere centrumsteden blijkt niet meer dan een kwart van alle Vlaamse burgers te wonen. Dat betekent dus dat driekwart in niet-stedelijk gebied woont. ‘Het platteland’, maakt hij ervan. Dat is een overdrijving van Vaneeckhout, want die ruimte omvat niet alleen echt rurale regio’s maar ook kleinere steden, provinciestadjes en het immer uitdijende suburbanië. ‘Verkavelingsvlaanderen’ lijkt een betere verzamelnaam. Hoe dan ook woont daar dus 75 procent van de Vlamingen. En waar veel mensen wonen, zijn er veel kiezers. Onderschat de partijpolitieke impact van het gevecht om het stikstofakkoord niet.
Vooral omdat de politieke krachtsverhoudingen in een razendsnel tempo fundamenteel aan het veranderen zijn. In 2007 klokte CD&V-kopman Yves Leterme nog af op 29,6 procent (weliswaar als leider van een CD&V-N-VA-kartel). In 2019 werd CD&V-voorzitter Wouter Beke net niet weggehoond met zijn schamele 14,2 procent, minder dan de helft van de score van Leterme. Een gekrompen CD&V is vandaag niet meer in staat om een efficiënte blokkeringsminderheid te organiseren, zelfs niet binnen de Vlaamse regering. Die andere goede vriend van de agro-industrie, de Open VLD, kan of wil dat evenmin. De linkse partijen trekken al sinds het MAP samen de kaart van het milieu, en Demir houdt de ‘conservatieve’ N-VA op de koers van de veel groenere VU van vroeger. Wie zijn vandaag nog de vrienden van het platteland? Het resultaat is dat ‘de boel’ daar steeds minder bijeengehouden wordt. De boerenstand is verweesd. Eindelijk, jubelen de natuurbeweging en de verzamelde linkervleugel, waar ze niet vergeten zijn hoe ze tientallen jaren knarsetandend moesten ondergaan hoe die ene Boerenbond de agenda kon bepalen en blokkeren.
Pig Business
Maar hoe zullen de boeren zelf reageren, en bij uitbreiding dat electoraal niet onbelangrijke platteland? Ook daarover brengt Vaneeckhout confronterende cijfers: ‘In de stedelijke kantons in de Vlaamse ruit raakte het Vlaams Belang (bij de parlementsverkiezingen van 2019, nvdr) niet aan 15 procent, soms zelfs niet aan 10 procent. Daarbuiten gaat het ruim boven de 20 tot zelfs 25 procent. Deze vaststelling is te onderbelicht gebleven in de analyse van de verkiezingen. Laat staan dat er een politiek en beleidsmatig antwoord op is gekomen.’
Het was dus niet onverstandig van Kris Peeters om vorig jaar te verwijzen naar Nederland. Ook wat balorige boeren betreft zijn onze noorderburen een gidsland. In 1963 was daar onder leiding van Hendrik Koekoek een heuse ‘Opstand der Braven’ toen een aantal landbouwers uit Drenthe uit hun hoeve werden gezet. Die ‘Boer Koekoek’ richtte zijn eigen Boerenpartij op en had van 1963 tot 1981 zitting in de Tweede Kamer. In een tijd dat het begrip ‘antipolitiek’ nog niet bestond, was zijn lijfspreuk: ‘Ik weet niet waarover het gaat, maar ik ben tegen.’
Vandaag woedt in Nederland opnieuw boerenprotest, nog harder dan in Vlaanderen. Ook daar gaat het om stikstofnormen, bemesting, kwetsbare gebieden en boerderijen die verplicht moeten sluiten. Ook daar is de electorale impact van die mestoorlog zeer zichtbaar. In de recentste peiling (12 juni) van Maurice de Hond is de BoerBurgerBeweging (BBB) de dérde partij van het land. De partij bestaat pas sinds 2019. Politiek leider is Caroline van der Plas, een voormalige journaliste die haar strepen verdiende bij een blad van de vleesindustrie en gespecialiseerde media als Pig Business en Pluimveeweb. Ze werkte ook voor de Nederlandse Bond van Varkenshouders. Met dat curriculum kun je je afvragen of de BBB-topvrouw de belangen verdedigt van de boeren of van de big business achter het agrogebeuren. Bij de verkiezingen in 2021 kwam de BBB met één zetel in de Tweede Kamer. Een jaar later staat de partij op 13 zetels. Dat is minder dan de rechts-liberale VVD van premier Mark Rutte en de extreemrechtse PVV van Geert Wilders, maar verder laat de BBB het bonte Haagse peloton van politieke partijen en partijtjes achter zich: D66, GroenLinks, PvdA, SP, CDA, plus nog negen andere. De groei van de BBB lijkt ten koste te gaan van het CDA – net als in België waren ook in Nederland de christendemocraten de beproefde verdedigers van de boerenstand. Vanaf het ogenblik dat het CDA voorrang gaf aan het algemeen belang ten koste van de specifieke boerenbelangen draaide de boer de partij de rug toe. Ook in Nederland zijn op het platteland, nu ja, ‘karrenvrachten stemmen’ te winnen.
Het verschijnsel BBB is het zoveelste bewijs dat politiek Nederland er helemáál niet meer in slaagt om de boel samen te houden. Boze, miskende boeren kiezen liever voor een nieuw soort boerensyndicaat ter verdediging van het eigenbelang. ‘Ons soort mensen’, luidt het vaak, wordt niet meer verdedigd door ‘hen’: de politici, en bij uitbreiding de politiek, zelfs de bestaande Nederlandse samenlevingsorde. Zelfs die wordt gezien als vervreemdend en bedreigend, terwijl ze zo lang zo goed functioneerde. Ook al is het landelijke Nederland van Dik Trom verdwenen, toch zijn veel boeren nog altijd bereid om ervoor te vechten.
Braaf en gezagsgetrouw volk
Is het anders in Vlaanderen? Vorige woensdag debatteerde de Commissie Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid van het Vlaams Parlement over het boerenprotest en het stikstofakkoord. Kris Steenwegen (Groen) had een concrete vraag ‘over de begeleiding van landbouwers binnen het akkoord rond de Programmatische Aanpak Stikstof’. Het was een goed gestoffeerde tussenkomst, maar gebracht in beangstigend droog jargon: ‘Hoe zal de transitiemanager te werk gaan? Worden er bepaalde criteria gehanteerd in de adviezen en de begeleiding die wordt gegeven? Hoe worden de middelen besteed? Worden die ter beschikking gesteld van externe partners? Wordt de begeleiding opgezet binnen de Vlaamse overheid?’ Het antwoord van landbouwminister Jo Brouns (CD&V) putte uit hetzelfde begrippenarsenaal.
Ook uit de interventie van Arnout Coel (N-VA) bleek dat het Vlaams Parlement in maatschappelijk belangrijke debatten maar één soort taal kan voeren: een technocratische. Dat is tragisch, want Coel probeerde net enige empathie te tonen. Uiteindelijk klonk hij zo – kromtaal inbegrepen: ‘Het staat buiten kijf dat de landbouwers en de sector inspanningen zullen moeten doen. Hoe zullen die eruitzien en wat zijn de details daarvan? Dat zal inderdaad blijken na het openbaar onderzoek en alle opmerkingen die daarin toekomen en hoe die vervolgens verwerkt zullen worden in het politiek akkoord en het decretaal kader. We moeten ook oog hebben voor de begeleiding van landbouwers die misschien niet rood of oranje zijn en rechtstreeks getroffen zijn, maar die ook moeten voldoen aan de generieke maatregelen en reductiedoelstellingen moeten realiseren.’
Hoe anders klonk de laatste vraag – naar de ‘georganiseerde heksenjacht op Vlaamse landbouwers’. Alleen al door de titel kon elke Vlaamse boer begrijpen waarom het vraagsteller Stefaan Sintobin (Vlaams Belang) te doen is. Sintobin schold niet op socialisten, groenen of nieuwe Belgen, zoals hij op sociale media doet. Hij vertolkte de angst van de boeren voor een toekomst vol financiële onzekerheid, tegenslag die ook de kinderen van de landbouwers van vandaag zou kunnen treffen. Het Vlaams Belang was die ochtend de enige partij die in begrijpelijke zinnen de bezorgdheid van het platteland verwoordde. In hun replieken deden CD&V’ers Tinne Rombouts en Jo Brouns dat ook wel, maar dat waren ‘slechts’ reacties op Sintobin.
Goed, het was ‘maar’ een commissievergadering, geen tien boeren zullen vernomen hebben wat daar is gezegd. Toch leert het dat het stikstofdossier voor veel partijen nog altijd deel uitmaakt van het voorspelbare politieke debat, met zijn ingebakken tegenstellingen tussen leefmilieu en economie. Terwijl in het nieuwe Vlaanderen andere en misschien meer fundamentele zaken op het spel staan, die bij dit stikstofdossier ineens naar boven komen. Bijvoorbeeld: hoe behoudt ‘de politiek’ en bij uitbreiding ‘het systeem’ het nodige gezag en invloed om belangrijke transitieprocessen maatschappelijk te doen aanvaarden, ook in de landelijke uithoeken van Vlaanderen?
Er is al jarenlang veel aandacht en debat besteed aan het maatschappelijk inpassen en emanciperen van nieuwe Belgen, en terecht. Die aandacht is veel minder aanwezig als het gaat over het bijhouden van de aloude boerenstand, zo voelen ze aan in Bachten de Kupe, de Noorderkempen en landelijk Limburg. Vervolgens beginnen ze daar hun rekening te maken. Misschien was de hatelijke slogan aan het adres van Zuhal Demir niet eens de meest zorgelijke slagzin, vanuit democratisch oogpunt bekeken. Wellicht had meer aandacht mogen uitgaan naar dat andere spandoek, een paar tractoren verderop: ‘Toekomst = weg. Bedankt Janbon (sic), Crevits, Demir. Boerenmoordenaars.’ Als het platteland zich afkeert van de aloude vrienden van de CD&V en zich ook niet welkom voelt bij de Vlaams-conservatieven van de N-VA, voor wie gaat (of blijft) het dan stemmen? Vlaams Belangers als Stefaan Sintobin hopen dat antwoord nu al te kennen.