De kiosk is met uitsterven bedreigd: ‘Bart De Wever, eer uw verleden toch eens’

Feeërieën in het Warandepark in Brussel. ‘U hebt te veel geluisterd naar lui die beweren dat kiosken er alleen zijn voor nostalgische lorejassen.’ © Saskia Vanderstichele
Stijn Tormans

Op de Groenplaats in Antwerpen werd onlangs begonnen met de sloop van de kiosk. Het stadsbestuur vond het welletjes. Er zaten vooral daklozen op, die er hun gevoeg deden. Dat hoorde niet op het beroemdste plein van de stad. Trouwens, die kiosk zou toch gesloopt worden bij de heraanleg van de Groenplaats. De kiosk is nu weg, de daklozen ook en niemand doet nog zijn gevoeg: alle problemen zijn opgelost.

Ik stuurde deze brief naar de burgemeester (cc alle schepenen), maar had hem naar alle besturen in het land met een kiosk willen sturen. Het zijn helaas besparingen.

Beste stadsbestuur,

Misschien zag u ooit de wonderlijke film Atonement van Joe Wright. Er zit een bijna Bijbelse scène in die prent – ze slingert ergens rond op het net, tik Elegy for Dunkirk in. Een soldaat met liefdesverdriet wandelt in 1940 de oorlog binnen, maar op het strand van Duinkerke gloort weinig hoop. Overal liggen soldaten met een dood hart en worden paarden afgeslacht. Zelfs de zon heeft er niet zo veel zin in. Alleen de kiosk houdt stand. Negentien soldaten zingen er, schouder aan schouder en met luide stem: ‘Dear Lord and Father of mankind, forgive our foolish ways.’

Misschien is de kiosk wel de laatste plek waar we allemaal naartoe trekken, van Pieter De Crem tot de hippe vogels.

Aan die laatste zin moest ik denken toen u vorige week de kiosk op de Groenplaats liet slopen. Als The Lord later de afrekening maakt, staat de afbraak van de kiosk gegarandeerd op de reeks dwaasheden die u in het ondermaanse begaan hebt. De kiosk hoort bij de Groenplaats zoals de Eiffeltoren bij Parijs. Of Devos bij Lemmens op een pot mayonaise. Toegegeven: het exemplaar dat u liet slopen (bouwjaar 1970) was verre van de mooiste van de klas, om niet te zeggen dat het een mottig scharminkel was. Maar zijn voorgangers waren dat vaak wel. Meer dan honderdzeventig jaar heeft er een op de Groenplaats gestaan. Elke generatie liet er een bouwen en soms waren die bedwelmend mooi, zoals die van Emile Thielens of die van Pieter Dens.

U behoort tot de enige generatie die geen kiosk laat bouwen: te veel naar de trendy lui geluisterd die beweren dat kiosken alleen maar overlast veroorzaken. Of dat het iets is voor nostalgische lorejassen.

Verschoning, u bent niet de enige die in hun praatjes bent getrapt. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er véél kiosken gesloopt in dit land. Zelfs op het Kioskplein in Hoboken staat er geen meer. ‘Video killed the radio star’ zongen de Buggles in 1979. Dat was ook het lot van de kiosk. Velen verdwenen in naam van de vooruitgang: de tijd dat mensen op zondag in vol ornaat naar de fanfare gingen luisteren in de kiosk was voorbij.

Soms leek hun sloop op een politieke daad. Zoals in Dessel: daar werd in 1930 een kiosk gebouwd om het honderdjarige bestaan van België te vieren ‘als schone en nuttige herinnering’. Andere bleven bestaan in Ons Groot Vlaams Liedboek, zoals de adembenemende kiosk die ooit de Grote Markt van Vilvoorde sierde. Mijn Algemeen Beschaafd Vilvoords is niet tiptop, maar op een druilerige dag hef ik weleens vol weemoed een klassieker van Louis Versees aan: ‘In Vilvoure es een ploisj. D’r stond vroeger een kiosj…. ’ Maar vandaag niet meer dus. Ze hadden ‘m laten verroesten: in erfgoedonderhoud zijn we nooit helden geweest.

Ik hoop dat ik u niet kwets, maar de mooiste kiosk die ons nog rest, staat in het Citadelpark in Gent. Al voert het stadsbestuur daar ook geen kioskvriendelijk beleid. Tijdens corona haalde de schalkse nachtburgemeester Edmond Cocquyt een heerlijke grap uit. Bij Sint-Jacobs zette hij opnieuw de kleine houten kiosk neer die daar ooit stond. De groene schepen Filip Watteeuw liet ze weghalen, waarna Cocquyt ze doodleuk terugplaatste. Het spel herhaalde zich een paar keer, tot Watteeuw er horendol van werd. ‘Het lijkt wel alsof de stad kiosken haat en ze allemaal met een voorhamer kapot wil slaan’, zei Cocquyt toen tegen de pers. Hij heeft wellicht niet helemaal ongelijk. Ook elders in het land zijn er onlangs weer een paar gesneuveld, zoals die van Zonhoven. En die van Lendelede werd definitief naar de schroothandelaar gestuurd.

Kaart uit 1948. De kiosk hoort bij de Groenplaats in Antwerpen zoals de Eiffeltoren bij Parijs. Of Devos bij Lemmens op een pot mayonaise.
Kaart uit 1948. De kiosk hoort bij de Groenplaats in Antwerpen zoals de Eiffeltoren bij Parijs. Of Devos bij Lemmens op een pot mayonaise. © Saskia Vanderstichele

De kiosk heeft al glorieuzere tijden beleefd. En toch. Wellicht kent u Freddy Appermans niet, beste stadsbestuur. Een schrijnwerker die op de parking woont in Gellik, ver weg in het diepe Limburg. Een tijd geleden vond hij restanten van een oude kiosk die ooit naast de kerk van Gellik stond. Het zette zijn verbeelding in brand. Met wat hulp maakte hij een exacte replica van die van 1934. Een paar maanden geleden, op pinkstermaandag, werd die ingehuldigd. Er was veel volk en de zon was in vorm. De kiosk zorgde daar in Gellik voor een klein samenlevingswonder. Ook elders beginnen ze eindelijk te snappen wat een gerestaureerde kiosk met mensen kan doen, van de mijncité in Beringen tot in Sint-Lievens-Esse. Daar richtten ze een dorpsraad op om die van hen te bewaren. Zelfs in Sint-Niklaas zijn er plannen om de gietijzeren kiosk van het park te verhuizen naar de Grote Markt.

Ze zullen het zich niet beklagen. Een kiosk brengt menselijkheid in de stad. Alles verandert in de wereld, maar de kiosk blijft. Af en toe komt er ook nog muziek uit, zoals in Oostende. Einde negentiende eeuw werd er daar een op het Wapenplein gebouwd na een petitie van bewoners. Na de oorlog lag Oostende plat, maar de kiosk bleef overeind. Ze staat er nog steeds. Het Wapenplein is intussen zo lelijk als de nacht, maar die kiosk dekt alles toe. Ook deze zomer vierden fanfares er de zomer. Op die van het Warandepark in Brussel was Zuid-Afrikaanse amapiano te horen en op die van Aalter de Vlaamse Leeuw.

Misschien is de kiosk wel de laatste plek waar we allemaal naartoe trekken: mensen die links dragen, rechtse Vlaams-nationalisten en af en toe ook domweg een koppel verliefden. Schrijfster Lara Taveirne vertelde me dat ze voor de eerste keer met een jongen afsprak aan de kiosk in het Astridpark in Brugge. Een vreemde rendez-vousplek, vond hij. Andere meisjes stelden een café vol coke voor, of de laatste rij in de bioscoop. Lara dacht dat het zo hoorde: geliefden zien elkaar voor het eerst bij de kiosk. Dat had ze geleerd uit The Sound of Music.

Er beginnen levens en liefdes aan de kiosk. Soms einddigen ze daar ook: een van de flamboyantste personages uit ons geschiedenisboek, Joris Van Severen, werd doodgeschoten bij de kiosk van Abbeville.

Beste stadsbestuur, de kiosk zit veel dieper in onze cultuur dan u denkt. Nochtans komt ze uit het Oosten, legde de Nederlandse architect Jacques Beljaars me uit. Samen met Thomas Rouw schreef hij een paar jaar geleden het prachtige boek Kiosk in de stad. ‘Kiosk is een Perzisch woord’, vertelt hij. ‘Daar doken ze al op in de dertiende eeuw, met name in het Ottomaanse Rijk waren ze populair.Het waren toen nog kleine tuingebouwen, maar later lieten sultans weelderige paviljoenen optrekken.’

De kiosk maakte naam tot in Engeland. De notabelen daar wilden in de achttiende eeuw ook zo’n oosters ding in hun tuin. Ze waren zot van de wilde natuur. Weg met die Franse geometrische tuinen. Leve het gevoel, de kronkelende wegen en de rotspartijen. Daartussen stonden Griekse tempeltjes, Chinese pagodes en Turkse kiosken. ‘Ze dienden als rustpunt om over het landschap te turen,’ zegt Beljaars, ‘maar ook om te tonen hoe ontwikkeld ze waren.’

Een eeuw later verschenen ze ook in onze parken en op onze pleinen. Met dank aan de blaaskapellen en fanfares, die een plek wilden om te spelen. De negentiende eeuw waren hun jaren, maar ook die van de kolonisten. ‘De aandacht voor Afrika en het Oosten groeide’, vertelt Beljaars. ‘De hogere burgerij dronk thee en koffie om goede sier te maken.’ Het was geen toeval dat die kiosken er oosters uitzagen. Of beter, zoals wij de Oriënt fabuleerden: als een plek vol luxe en erotiek. We hadden wat te veel Vertellingen van duizend-en-één-nacht gelezen, want natuurlijk zag het Oosten er niet zo uit.

In die vaak vermaledijde negentiende eeuw verschenen trouwens niet alleen muziekkiosken, maar ook verkoopkiosken. ‘Arbeiders dronken toen veel alcohol’, vertelde Jacques Beljaars me. ‘Daarom kwamen er kiosken naast de fabriek, waar water verkocht werd.’ Maar ook om bloemen en andere waren te verkopen verzonnen ze een kiosk, al noemden ze dat toen niet zo.

‘Het woord kiosk is in Europa pas in zwang geraakt door de krantenkiosken in Parijs’, zei Beljaars me. ‘Ze ontstonden midden negentiende eeuw, toen de lichtstad op de schop ging.’ Het was daar een chaos. Baron Haussmann liet grote boulevards aanleggen en krantenventers werden vervangen door kiosken. De straat kreeg stijl en de kiosk opende de wereld, want bijna gelijktijdig werd ook de krant een stuk democratischer. ‘Er verschenen advertenties’, vertelde Beljaars. ‘De belasting op kranten werd afgeschaft, net als de censuur. Een krant lezen was niet langer iets voor rijke mensen.’.

Niet veel later verschenen overal in Europa krantenkiosken, ook in België waren er na de oorlog honderden. Ze zijn vandaag allemaal verdwenen. Behalve één – als ik goed gezocht heb: op de Linkeroever van uw stad. Ze staat op een bijzondere plek, in de Beatrijslaan aan de Voetgangerstunnel, waar zich ooit een scène afspeelde van de Elvisfilm Double Trouble. The King is nooit in België geweest – hij werd hier vervangen door zijn dubbelganger op aarde, Jos Clauwers uit Schelle, maar het lijkt alsof hij door de Beatrijslaan rijdt. En dus ook langs die kiosk. Elvis has left the building, maar de kiosk staat er nog.

Eer uw verleden toch eens, en zet daar opnieuw een kiosk. Een die iedereen doet dromen.

Al veertig jaar staan Chris en Ann Houvenaghel er achter de toonbank. Ze noemen zichzelf weleens de C&A van Linkeroever. Jeugdliefdes die elkaar bij de botsauto’s op Linkeroever hebben leren kennen. Ze zijn trots op hun kiosk, het woord staat zelfs op de gevel. Als iemand ‘amai, het is warm in jullie kot’ zegt, komen hun haren overeind. ‘Het is kiosk’ repliceren ze dan.

Honderd jaar geleden kochten mensen in hun kiosk nog tickets voor de tram naar de Plage op Sint-Anneke. Toen de tram ermee ophield, kwamen de kranten. Tot de vorige eigenares begon te foefelen met de Lotto: ze vertelde winnaars niet dat ze gewonnen hadden. Ze verloor haar Lotto en even later ook de kiosk. Na een paar jaar leegstand trok Ann er in 1983 in. Zestien was ze en net gezakt voor haar herexamen wiskunde. Haar moeder ging protesteren, maar Ann wilde niet meer naar school. Zij en haar zus hadden hun oog laten vallen op die krantenkiosk tegenover het café van haar ouders. Na wat zeuren kocht hun vader de kiosk voor hen, maar de eerste maanden verdienden ze amper wat. Gelukkig kende hun vader iemand bij de Lotto en begonnen de mensen van Linkeroever met een petitie. De Lotto keerde terug naar de Beatrijslaan, en de kiosk was gered.

De krantenkiosk van Ann en Chris op Linkeroever. Niet alleen The King kent hem, een paar jaar geleden kwam ook Sam Worthington langs.
De krantenkiosk van Ann en Chris op Linkeroever. Niet alleen The King kent hem, een paar jaar geleden kwam ook Sam Worthington langs. © Saskia Vanderstichele

In 1983 waren er acht krantenwinkels op Linkeroever, vandaag nog twee. De wereld is danig veranderd in die veertig jaar, maar de kiosk van Chris en Ann ook: er is een glazen kubus rond gebouwd. Sommigen vinden hem mooi, anderen niet. Maar ze hadden geen keuze, een krantenwinkel kan niet meer overleven op kranten en sigaretten alleen. Ze kregen al hun producten niet meer uitgestald op hun kleine toonbank en moesten dus wel uitbreiden. Vijf keer is Chris met een plan naar de stad gestapt, vijf keer werd het geweigerd. ‘Maar wat willen jullie dan wel?’ vroeg hij hen. Een ambtenaar tekende een glazen kubus op papier. Het moest opvallen, vond hij, en het viel ook op: The King is niet meer langsgekomen, maar wel Sam Worthington uit Hollywood. Een paar jaar geleden speelde die mee in Kidnapping Mr. Heineken met Anthony Hopkins. Freddy Heineken was een Hollander, maar in de film spreekt hij Engels. De filmmakers vonden ook dat de Beatrijslaan beter op de buitenwijken van Amsterdam leek dan die van Amsterdam zelf. De glazen kubus was hen niet ontgaan. Alleen dat er lichtreclame opstond van Gazet van Antwerpen was nogal funest voor de geloofwaardigheid van de film, dus vervingen ze dat door De Telegraaf. ‘I’m gonna buy The Telegraph’, zei Worthington in de film en hij stapte de kiosk van C&A binnen. Maar die keken amper op.

Ze vinden hem een stáár, een acteur ‘die het hoog in zijn bol heeft’. Aan de Beatrijslaan zijn ze niet vlug onder de indruk. Ze maken hier hun eigen films mee. Zoals die donderdagmorgen, een tijd geleden, toen er een man in een motorrijderpak de kiosk binnenkwam. ‘Geef al uw geld’, zei hij tegen Ann.

Die had hem eerst niet goed verstaan. ‘Wat zegt u?’

‘Al uw geld’, herhaalde de man en hij haalde een pistool boven. Maar er zat geen geld in de lade van Ann. Haar shift was net begonnen, ze had nog geen krant verkocht.

‘Maak verdomme dat je wegkomt’, riep ze.

De overvaller schrok zo erg dat hij afdroop. Maar een paar tellen later stond hij er terug. ‘Jamaar,’ zei hij, ‘ik heb wel een pistool, hè. ’

Toen gooide Ann een paar tijdschriften naar zijn hoofd: toevallig de misdaadspecial van Gazet van Antwerpen. De man is nooit meer teruggekomen.

Behalve die dag hebben Chris en Ann ook oneindig veel prettige dagen meegemaakt in hun kiosk. Zoals die keer dat de Tour de France eindigde aan de Beatrijslaan en de mensen tot op het dak zaten. Of toen Rode Duivels nog veel scoorden en hun kiosk ingepakt was in tricolore vlaggen.

Beste stadsbestuur, u vraagt zich misschien af waarom ik dit vertel. Omdat dit stuk poëzie van C&A vandaag nog op straat ligt. Straks zal er een straat over de poëzie liggen. De Beatrijslaan is nog maar net heraangelegd, maar ze maken alweer plannen. De kiosk van Ann en Chris staat daar niet op. Ze hebben wel horen waaien dat ze een andere plaats krijgen in een winkeltje tussen de bussen. Maar ze weten niet of ze zo’n nieuw avontuur nog willen aangaan.

Dat zou het einde betekenen van de laatste krantenkiosk van het land. Ik vind dat jammer. Niet uit valse nostalgie, maar omdat zo’n kiosk ook in 2023 nog een betekenis heeft. Jacques Beljaars vertelde me over de kiosk op het Binnenhof in Den Haag. Vroeger een bloemenkiosk en een krantenkiosk, nu de buitenbar van de populaire eettent Havana: iedereen wil rond de kiosk zitten, nergens in Den Haag schijnt de zon feller. De kiosk dirigeert de pret op het plein. Die van het Binnenhof is trouwens ontworpen door Hendrik Petrus Berlage. Een reus, een van de allergrootste architecten van zijn generatie. Maar ook die van ons zijn niet door de minsten ontworpen: die van het Warandepark door Jean-Pierre Cluysenaar, die van het Gentse Citadelpark door Charles van Rysselberghe, en die mooie van uw Groenplaats door Emile Thielens. Een kiosk ontwerpen was toen een staatszaak. En terecht.

Ik heb de plannen gezien van de nieuwe Groenplaats: heel politiek correct, maar ook verschrikkelijk saai. Er ontbreekt grandeur. Trots. Eer uw verleden toch eens, en zet daar opnieuw een kiosk. Een wonderschone van onze tijd, waar niemand nog zijn gevoeg op wil doen. Een kiosk die iedereen doet dromen, van de extreemste Vlaams Belanger tot de fanatiekste deugmens. En daklozen, zij ook. Alleen dan hebt u het recht om die ene zin uit Antwârpe van De Strangers weer te zingen: ‘Gij zè ga veur mij, toch de stad waar azzek zèn gebore, de Groenpleuts… daar hemme kik m’n hart verlore.’

Met beleefde, maar strijdvolle groet, Stijn Tormans

Stadsgids Carolien Krijnen start een petitie om een nieuwe kiosk op de Groenplaats te bouwen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content