De grote pensioenstaking, of het begin van een lange oorlog
De regering-De Wever is nog niet gevormd of de eerste algemene staking is een feit. De drie grote vakbonden – christelijk, socialistisch en liberaal – staan regelrecht tegenover een regering met christelijke, socialistische en liberale partijen. De oude allianties hebben plaatsgemaakt voor nieuwe frontlijnen.
Het zal geen klein groepje schreeuwers zijn dat zich vandaag verzamelt voor het Centraal Station in Brussel. De drie grote vakbonden ACV, ABVV en ACLVB hebben in gemeenschappelijk vakbondsfront opgeroepen om zich tegen de pensioenplannen van de komende regering te verzetten.
Aan de formatietafel riposteert men dat er nog niets beslist is, en dat elk protest dus voorbarig is en op niets gestoeld. Helaas klopt dat niet echt. Er zijn al sinds de zomer nota’s uitgelekt waarin, op een aantal (soms belangrijke) nuances en modaliteiten na, dezelfde krachtlijnen telkens weer terugkomen. En dat er ‘nog altijd niets’ beslist is, werkt natuurlijk averechts.
Dat de regering-De Wever nog altijd op zich laat wachten, maakt niet alleen de werkgevers kregelig en de politieke waarnemers met de dag wantrouwiger. De nota’s, rebootnota’s en amendementen hebben elke belangrijke sociaal-economische organisatie in dit land in staat van alarm gebracht. Concrete maatregelen en duidelijke akkoorden zijn er nog steeds niet, en daardoor wordt de mist almaar dikker. En dus groeit de kans op een fikse aanvaring.
Na de verkiezingen lagen de kaarten nochtans vrij duidelijk. Zowel in Vlaanderen als in Wallonië won (centrum)rechts. Dat uit zich ook in de almaar-in-wording-zijnde regering, waarin vooral Vooruit voor een sociale correctie moet zorgen. Samen met CD&V en Les Engagés zou er een zekere sociale buffer moeten zijn.
De uitgelekte regeringsnota’s laten echter zien dat dit in de schoot van de regering tot een vrij fundamentele verdeeldheid leidt. Bart De Wever (N-VA) en Georges-Louis Bouchez (MR) willen hun electorale overwinning politiek vermunten. Met een zeer rechtse internationale wind in de rug voelen ze dat het moment gekomen is om aan te sturen op een aantal structurele ingrepen, niet het minst in de organisatie van de welvaartsstaat.
De tondeuse van De Wever
Op zich is daar niets mis mee, integendeel, het is nodig. De toestand van de overheidsfinanciën is opnieuw dramatisch en dat zal alleen maar erger geworden, gezien de miljarden die opnieuw gereserveerd worden voor defensie. Dat de sociale voorzieningen aan een stevige update toe zijn, hoort u elke dag in de nieuwsbulletins: wachtrijen hier, te kleine budgetten daar, problemen met de competitiviteit van onze economie en van de industrie alom. Het schreeuwt allemaal om een antwoord.
Een deel van de oplossing zit ongetwijfeld in een betere organisatie van de overheid, waarbij het niet verboden maar zelfs aangewezen is om uit te maken of elke uitgegeven euro ook goed besteed overheidsgeld is. Dat betekent dat er inderdaad bespaard kan en moet worden – de Europese Unie verplicht België trouwens om de rekeningen dringend op orde te krijgen.
Het is niet verboden maar zelfs aangewezen om uit te maken of elke uitgegeven euro van de overheid ook goed besteed is.
Dat in een vergrijzende samenleving de budgetten van pensioenen en gezondheidszorg zouden exploderen, hadden experts van alle mogelijke politieke en maatschappelijke strekkingen al jaren geleden berekend en voorspeld. Het is nu aan het gebeuren, en helaas in de slechtst mogelijk internationale context. Cynici noemen dat a perfect storm: alles zit tegelijk tegen.
Maar het was en is onvermijdelijk en noodzakelijk dat de regering met de kam door grote sociale budgetten zou gaan. Wellicht kan het kammetje fijner zijn dan de tondeuse die De Wever lijkt te willen hanteren inzake overheidspensioenen. Daar draait deze staking rond. Jazeker, overheidspensioenen zijn (vaak een pak) hoger dan die van werknemers en zelfstandigen. Daar begrijpt men vaak niet waarom mensen die vaak minder uren kloppen en in elk geval beter beschermd zijn tegen ontslag, ook nog eens hogere pensioenen krijgen. De kloof is zo groot dat veel werknemers en zelfstandigen hem stilaan als diep onrechtvaardig aanvoelen, zeker als men zelf zijn hele leven flink moet sparen om het eigen, kleinere pensioen aan te vullen.
Voordelige formules
Dat verschil is er natuurlijk niet zomaar gekomen. Er bestaan perfect uit te leggen historische redenen voor. Net zoals er ook zeer pertinente redenen zijn dat grote groepen onderwijzers of verzorgend personeel zich afvragen waarom uitgerekend zij de grote pineut moeten zijn van de inleveringen die Europa aan België oplegt. Wat met ‘de sterkste schouders’ – u weet wel?
Andere ambtenaren scharen ze graag achter dat schild. Zij weten dat hun pensioen zo veel beter is door een aantal bijzonder gunstige berekeningsmethoden: de zogenaamde preferentiële tantièmes (een voordelige breuk die het pensioen doet stijgen), het feit dat het pensioen niet over de hele loopbaan berekend wordt, maar alleen over de laatste jaren, en natuurlijk de perequatie: boven op de index stijgen de ambtenarenpensioenen in hetzelfde tempo als de wedde van de actieve ambtenaren. Dat zorgt voor een niet te versmaden hoger pensioen. Dat heeft dus niet te maken met de inhoud van de job, maar met wiskundige formules waaraan blijkbaar niet te tornen valt.
Wie de bezorgdheden over de oude dag niet begrijpt, hoort niet thuis in de regering maar in de psychiatrie.
De regering-in-wording kan op die drie punten ingrijpen, en is dat ook van plan. Ze kan dat gradueel en voorzichtig doen, maar ook radicaal en snel. De nota’s van De Wever lijken te kiezen voor een zo groot en zo snel mogelijke (daarom nog geen volledige en directe) gelijkschakeling van de pensioenen van ambtenaren, werknemers en zelfstandigen.
Natuurlijk ligt dat moeilijk bij de ambtenaren. Niemand levert graag honderden euro’s pensioen per maand in, ook niet ‘omwille van het algemeen belang’. Wat met de eigen oude dag, zijn specifieke kosten en aanslepende en meestal steeds grotere problemen? Wie dat niet begrijpt, hoort niet thuis in de regering maar in de psychiatrie. Maar wie aan de pensioenproblematiek niets wil of durft doen, is evenmin een stoel waard aan een onderhandelings- of regeringstafel. Voor hen zijn er nog altijd voldoende darts- of kaartersclubs in dit land.
Professor vs. vuilnisman
De veelgeprezen Jean-Luc Dehaene (CVP/CD&V) heeft in de jaren 1990 zijn Globaal Plan – ook een reusachtige besparingsoperatie – doorgezet tégen een algemene staking van de vakbonden in, en ook hij had socialisten in zijn regering. Dat een regering doet wat gedaan moet worden, ook al is dat een pijnlijk en in sommige aspecten misschien vuil karwei, kan haar niet zomaar ten kwade worden geduid.
De operatie die nu voorligt, is geen zwart-witverhaal. Veel maatregelen hebben tegelijk een goede en een pijnlijke kant. Het globale resultaat primeert, maar in een groot en noodzakelijk pakket aan maatregelen kunnen ook specifieke beslissingen schuilen die sommige groepen keihard kunnen treffen. De noodzaak om de zaken aan te pakken sluit niet uit dat het soms erg pijn doet. Beide mogen – moeten – gezegd worden.
Een verkozen parlement en een democratische regering zijn wat ze zijn: instellingen die het land naar eigen inzicht besturen en daartoe ook het recht en de plicht hebben.
De spanningsboog waarbinnen het debat gevoerd wordt, werd onlangs uitstekend verwoord in een opiniebijdrage van Jef Maes, ex-nationaal secretaris en voormalig directeur van de sociale studiedienst van het ABVV en algemeen erkend als een van de pensioenspecialisten van het land. ‘Er kán bespaard worden bij de pensioenen’, zo steekt Maes van wal. ‘Het is niet normaal dat professoren en magistraten rapper een volledig pensioen opbouwen dan een vuilnisophaler. Het is niet verdedigbaar dat een beroepsmilitair op zijn 56e met pensioen kan, terwijl een werknemer die in ploegen werkt in een staalbedrijf of een bandwerker in een autofabriek straks minstens moet werken tot 62 jaar.’
Maar dat is nog iets anders dan blind of hard hakken – en dergelijke voorstellen staan óók in de uitgelekte formatienota’s: ‘Bart De Wever schaft in één ruk élk pensioensysteem af dat tegemoetkomt aan zware beroepen. Ook voor cipiers die dag en nacht in ploegen moeten werken. Ook voor machinisten die zeer onregelmatige uren hebben.’
Vrouwen extra getroffen
Toch kun je met de ogen dicht voorspellen dat er op de betoging in Brussel vele honderden keren meer onderwijzers zullen zijn dan vuilnisophalers. Ook dat heeft goede redenen, zeker in een erg vrouwelijke sector als het onderwijs. Maes legt tot in detail uit dat vooral vrouwen, beduidend meer dan mannen, het slachtoffer zullen worden van een aantal strengere regels om een minimumpensioen te krijgen, of van de afschaffing van het overlevings- en het echtscheidingspensioen.
Vooral vrouwen zullen het slachtoffer worden van strengere regels om een minimumpensioen te krijgen.
Natuurlijk zorgt dat alles hierboven voor gierende paniek voor de 1,6 miljoen Belgen die voor de overheid werken. Over het algemeen zijn dat niet de grootverdieners van het land. Veel overheidspersoneel vindt geld verdienen minder belangrijk dan andere elementen van hun job. Dat kan gaan van het gevoel te hebben een maatschappelijk taak te vervullen tot de keuze voor een vrij geregeld leven. Daarnaast heb je natuurlijk de spreekwoordelijke plan- en lijntrekkers – helaas bepaalt het cliché van die onvermijdelijke restgroep nog te vaak het algemene beeld van ‘de ambtenaar’.
Bestaande modellen kraken
De vraag is: in hoeverre zijn de hardste paragrafen van de formatienota’s nog onderhandelbaar? Dat hangt ten gronde minder af van de politieke machtsverhoudingen aan de regeringstafel dan van het mens- en wereldbeeld van de onderhandelaars. Als er geen greintje empathie voor (bepaalde categorieën) van overheidspersoneel bestaat, als de waarde van hun werk niet of nauwelijks ingeschat wordt, als de werknemers van ‘de staat’ zelfs enig misprijzen ruiken vanuit de groep regeringsonderhandelaars, dan blijft er inderdaad weinig ruimte over voor overleg, dialoog, geleidelijkheid en bijsturing. Dan rest alleen het conflict.
Omgekeerd geldt dat ook. Als de vakbonden elke verandering – en dat is nu in de praktijk altijd een verlaging – van de overheidspensioenen per definitie onaanvaardbaar vinden, en ‘het overheidspensioen’ beschouwen als een principiële pijler van de democratie, op dezelfde hoogte als de scheiding der machten, de vrije meningsuiting of de gelijkheid van alle Belgen voor de wet, dan is er een even groot probleem. Dan kan het pleidooi voor ‘onderhandelen’ en ‘sociaal overleg’ uiteindelijk overgaan in een miskenning van het primaat van de politiek. Nochtans zijn een verkozen parlement en een democratische regering wat ze zijn: instellingen die het land naar eigen inzicht besturen en daartoe ook het recht en de plicht hebben.
Ideologie verdwijnt waar gevochten wordt om naakte, legitieme belangen.
Buitenlandse voorbeelden, helaas ook uit de machtigste en ooit belangrijkste westerse democratieën, leren dat allerlei overlegmodellen feitelijk achtergelaten worden. Dat solidariteit afgedaan wordt als ouderwets, net als (internationale) verdragen of afspraken. Men claimt weer zonder schaamte terrein waarvan men goed weet dat het een ander toebehoort, letterlijk en figuurlijk. Je ziet het overal gebeuren.
Daardoor kraken alle bestaande modellen. Oude overlegvormen verliezen in hoog tempo aan gezag en relevantie. Aan de regeringstafel zitten, naast de N-VA, Franstalige liberalen, Vlaamse socialisten en (ex-)christendemocraten uit noord en zuid. Aan het Brusselse Centraal Station waaien de vlaggen van de christendemocratische, socialistische en liberale vakbonden. Ideologie verdwijnt waar gevochten wordt om naakte, legitieme belangen.
Het is een variant op die harde twintigste-eeuwse wijsheid, die zo kras werd verwoord door de Duitse auteur Bertolt Brecht (1898-1956): ‘Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral.’ Anders gezegd: eerst knokken, dan praten. In zijn leven maakte Brecht twee wereldoorlogen mee, en het ziet ernaar uit dat ‘oorlog’ weerom het nieuwe normaal wordt. Ook in de Europese Unie, zelfs in de West-Europese omgeving, uiteindelijk in het eigen land.
Als de trend zich verderzet – en ziet iemand andere voortekens? – is deze pensioenstaking de voorbode van een lange oorlog. Een oorlog waarin gevochten zal worden om van alles en nog wat: om de welvaartsstaat, maar ook om het klimaat, om waarden en normen en hoe die op te leggen, te respecteren of juist niet. Om samen te leven in één land, of zich terug te trekken in meer gesloten gemeenschappen. Ieder met zijn eigen gelijk, elk met het gevoel tekort te zijn gedaan. Een samenleving vol achterdocht en jaloezie, zonder veel gedeelde toekomstplannen. Is dat de wereld die ons wacht?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier