Vrije Tribune
‘De gele hesjes tonen dat de klimaatproblematiek een verdelingsvraagstuk is’
Volgens filosoof Louis Mosar, lid van denktank Minerva, moeten we opletten met het ‘depolitiseren’ van het klimaatprobleem: ‘Iedereen verliest, maar niet iedereen verliest in gelijke mate. Maatregelen zoals stijgende brandstoftaksen zijn volledig blind voor deze dimensie.’
Vorige week was Vlaams minister van Energie Bart Tommelein samen met klimaatwetenschapster Valerie Trouet te gast in het VRT-programma De Afspraak. Trouet kwam haar beklag doen over het gebrek aan politieke actie om de klimaatverandering binnen de perken te houden. Tommelein stemde in en uitte zijn morele verontwaardiging. ‘Het is een schande tegenover de toekomstige generaties’, stelde hij. Volgens de minister is de hoofdreden voor het gebrek aan een doortastend klimaatbeleid dat we gewend zijn geraakt aan een te hoge levenstandaard en levenscomfort waarvan we geen afstand willen nemen. Nog volgens Tommelein is de kilmaatproblematiek geen kwestie van links of rechts. Hoe kan je er immers tegen zijn dat we ons klimaat leefbaar proberen te houden? Dat is toch in ieders belang!
De gele hesjes tonen dat de klimaatproblematiek een verdelingsvraagstuk is.
De Vlaamse onderzoekers Anneleen Kenis en Matthias Lievens wezen reeds in 2012 in hun boek De mythe van de groene economie op dit fenomeen van ‘depolitisering’. Het beeld dat ons voorgeschoteld wordt, is dat we allemaal in het zelfde schuitje zitten. Ofwel gaan we allemaal samen ten onder, ofwel overleven we allemaal samen. Allen zullen we offers moeten brengen om deze wereld voor onszelf en de toekomstige generaties leefbaar te houden. Daartegenover argumenteren Kenis en Lievens in hun boek echter dat het klimaatvraagstuk een verdelingsvraagstuk is. De beweging van de gele hesjes maakt meer dan ooit duidelijk dat dit inderdaad het geval is.
Wie draait op voor klimaatverandering?
In eerste instantie lijkt het dat de beweging van de gele hesjes de analyse van Bart Tommelein gelijk geeft. Mensen zijn gewend geraakt aan een te hoge levenstandaard waarop ze niet willen inleveren; mensen willen massaal goedkoop met hun auto blijven rijden terwijl dit onhoudbaar is voor een leefbare planeet. Zo’n analyse is echter blind voor de machtsverhoudingen in de samenleving. Velen zijn het erover eens dat er offers moeten worden gebracht. De vraag is echter wie die offers zal moeten brengen en wie het meest zal moeten inbinden op zijn of haar huidige levensstandaard. Dat is wat de politieke inzet van het klimaatvraagstuk zou moeten zijn.
Het is niet moeilijk om je in te beelden dat de levensstandaard van iemand met een loon van pakweg 1200 euro per maand meer zal achteruitgaan bij stijgende brandstofprijzen dan de levensstandaard van iemand die 5000 euro per maand verdient. Iedereen verliest, maar niet iedereen verliest in gelijke mate. Maatregelen zoals stijgende brandstoftaksen zijn volledig blind voor deze dimensie. De meest gegoeden onder ons zullen nog steeds zonder enig probleem evenveel kunnen blijven rijden, terwijl de minst gegoeden een grotere hap uit hun budget zien verdwijnen. Dergelijke klimaatpolitiek is in het voordeel van de rijksten onder ons, maar ze is in het nadeel van de rest die het met heel wat minder zal moeten doen.
Er valt een opvallende parallel te trekken met hoe we als samenleving zijn omgegaan met bankencrisis van 2008. De banken werden gered door de overheid, waardoor de staatschuld toenam. Vervolgens was de politieke consensus dat de toegenomen staatsschuld moest afgebouwd worden door de overheidsuitgaven terug te schroeven. Hier hoorden we dezelfde retoriek weerklinken als in het klimaatvraagstuk: we moeten allemaal de broeksriem harder aanspannen, we moeten allemaal inleveren, we zitten samen in het zelfde schuitje. Maar net zoals in het klimaatvraagstuk zullen mensen met een lager inkomen, omdat ze meer afhankelijk zijn van voorzieningen die gefinancierd worden door overheidsuitgaven, hier zwaarder onder leiden dan degenen met een hoger inkomen. Politiek econoom Mark Blyth heeft hier herhaaldelijk op gewezen en stelt een soberheidsbeleid geen neutrale maatregel is waarbij we collectief een gelijke inspanning moeten doen.
Rechtvaardigheid als sociaal bindmiddel
Welke alternatieven zijn er dan? Een alternatief zou bijvoorbeeld zijn om mobiliteit fundamenteel anders te organiseren. In plaats van ieder zijn eigen wagen, investeren we massaal in zeer degelijk en betaalbaar openbaar vervoer. Macron gaat daarentegen voor een liberalisering van de spoorwegen en het schrappen van lokale lijnen. Ook de Vlaamse regering bespaart jammer genoeg op openbaar vervoer, met de besparingen bij De Lijn. Wie dat openbaar vervoer gaat betalen, is de volgende vraag.
Het is duidelijk dat om het klimaat leefbaar te houden hoe dan ook iemand zal moeten betalen. Ofwel betalen de minst gegoeden het met een sterk dalende levenstandaard, ofwel vragen we aan zij die meer kunnen missen een grotere bijdrage. Dan kan door de inkomsten van een brandstoftaks te herinvesteren in openbaar vervoer of via bijvoorbeeld een vermogens- of vermogenswinstbelasting extra staatsinkomsten te verwerven. Ook hier gaat de realiteit echter in de tegengestelde richting. Macron schrapte recent de belasting op hoge vermogens en ook in België komt ‘rechtvaardige fiscaliteit’ maar moeilijk van de grond, zoals de discussie over de uiteindelijk louter symbolische ‘effectentaks’ vorige jaar illustreerde. Een goed principe voor een rechtvaardige klimaatpolitiek lijkt te zijn dat we binnen de grenzen om klimaatverandering onder de 2 °C, liefst 1,5 °C, te houden een zo hoog mogelijke levensstandaard voor zoveel mogelijk mensen nastreven.
Als we naar de actievoerders van de gele hesjes luisteren lijkt dat hun grootste aanklacht te zijn dat ze steeds moeilijker rondkomen en hun levensstandaard achteruitgaat. Ongetwijfeld hebben ook zij niets tegen het leefbaar houden van het klimaat. Als we echt allemaal in hetzelfde schuitje zitten, dan is het echter tijd om er een meer solidaire moraal op na te houden waarbij we het beste nastreven voor zoveel mogelijk mensen. Dit zal een herverdeling van de bestaande rijkdom vragen.
Het is duidelijk dat om het klimaat leefbaar te houden hoe dan ook iemand zal moeten betalen. Ofwel betalen de minst gegoeden het met een sterk dalende levenstandaard, ofwel vragen we aan zij die meer kunnen missen een grotere bijdrage.
We moeten dat niet alleen doen omdat dit intrinsiek het meest rechtvaardige is, maar ook omdat een fair en rechtvaardig beleid nodig is om zoveel mogelijk mensen achter een duurzaam, daadkrachtig en breed gedragen klimaatpolitiek te scharen. Het bindmiddel van een duurzame samenleving is immers (een gevoel van) rechtvaardigheid. Wanneer dat ontbreekt zullen mensen zich terugtrekken uit het sociaal contract en kunnen we meer sociale desintegratie en disruptieve acties verwachten.
Een onsolidair klimaatbeleid speelt ook in de kaarten van klimaatsceptici. Denk bijvoorbeeld aan Trump die uit het klimaatakkoord stapte en de steenkoolindustrie steunt, omdat dit de Amerikaanse arbeidersklasse ten goede zou komen. Trump wist in de verkiezingen van 2016 een sterke aanhang onder mijnwerkers te verwerven. Het is aannemelijk dat de sirenezang van demagogen des te verleidelijker zal klinken wanneer steeds meer mensen het gevoel hebben dat enkel zij moeten opdraaien voor het klimaatbeleid.
Louis Mosar is filosoof en schreef dit stuk voor denktank Minerva.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier