De echte oorzaak van de waterschaarste: ‘De boeren én de overheid gaan in de fout’
Als er straks geen water meer uit de kraan komt, is dat de schuld van de boeren én van de overheid, beweren milieuactivisten en -specialisten. Hoezo? En wat zijn dan de oplossingen?
Het gedoe begon in 2013, toen het waterpeil van de zes visvijvers van fervent visser Francis Van den Abbeele in het Oost-Vlaamse Berlare ineens bedroevend laag stond. De man informeerde zich bij de gemeente in de hoop op een oplossing. Zijn eenvoudige vraag ontaardde in een lijdensweg die jarenlang zou aanslepen, waarbij hij niet altijd even hoffelijk van de ene administratie naar de andere werd doorverwezen, van de gemeente naar de provincie en de bevoegde minister en weer terug. Telkens gingen er maanden verloren.
Van den Abbeele werd het zo beu dat hij zich persoonlijk in de problematiek van het Vlaamse waterbeheer begon te verdiepen. Hij doorploegde studies, decreten, wetgevingen en wetboeken, richtlijnen en parlementaire verslagen. Vandaag is hij mogelijk meer beslagen in de Vlaamse waterproblematiek dan de meeste betrokken ambtenaren. Hij groeide uit tot een van die mondige burgers aan wie veel overheden een bloedhekel hebben – dat lees je tussen de regels in hun antwoorden op zijn herhaalde concrete vragen.
De huidige droogteproblemen hebben we te danken aan een overheid die systematisch haar eigen natuur-en-milieuwetgeving overtreedt.
Francis Van den Abbeele
De conclusie die hij zelf uit zijn queeste trok, is duidelijk: de landbouw is voor een groot deel verantwoordelijk voor de droogte waar we nu mee worstelen. Het beleid heeft dat mee in de hand gewerkt, onder meer door systematisch géén milieueffectrapport (MER) te vragen bij dossiers over droogleggingsprojecten – kleine en soms ook grote.
Van den Abbeeles vijvers liggen in de buurt van de Scheldebroeken in Berlare, een gebied met een hoge natuurwaarde. Daar staat het Konkelpompgemaal, een grote pomp die ongeveer 1000 hectare natte gronden droog moet houden. De berekeningen van Van den Abbeele wijzen uit dat de constructie meer dan acht keer de hoeveelheid neerslag die er valt, kan wegpompen. Dat water gaat dus niet in de grond, maar rechtstreeks in de Schelde. En dat in de buurt van natte natuurgebieden die Europese bescherming genieten. ‘De spotnaam voor de inwoners van Berlare is “puitenkloppers”, waarbij puiten kikkers zijn’, schampert Van den Abbeele. ‘Alleen liggen grote delen van Berlare er nu zo droog bij dat de puiten er verdwenen zijn.’
33 keer ‘drooglegging’
Permanente drainage is een probleem in heel Vlaanderen. Overal liggen draineerbuizen, grachten, sloten en andere kanalen om water zo snel mogelijk van het land af te voeren. Overal staan pompen, sluizen en stuwen om dat te vergemakkelijken. Het waterbeheer is al decennialang tégen het water gericht. ‘Ik kan aantonen’, stelt Van den Abbeele, ‘dat wij de huidige droogteproblemen te danken hebben aan een overheid die systematisch haar eigen natuur- en milieuwetgeving overtreedt. Als men die consequent zou naleven, zouden wij geen droogtecommissie nodig hebben en geen droogteactieplannen moeten opstellen. Dan hadden we in Vlaanderen water genoeg.’
Het Konkelpompgemaal in Berlare wordt beheerd door het polderbestuur ‘Polder tussen Schelde en Durme’. Polderbesturen (of elders wateringen) zijn belangengroepen die het waterbeheer zo moeten stroomlijnen dat alle functies in een landschap aan hun trekken komen. Ze schermen er graag mee dat het bestrijden van wateroverlast een voornaam doel is, maar in feite zijn het in de meeste gevallen ‘baronieën’ die voluit de kaart van de landbouw trekken en amper oog hebben voor natuur- en andere functies. In een studie uit 2005 over de pompplannen van het polderbestuur in Berlare turfde Van den Abbeele 33 keer het woord ‘drooglegging’. Het grondwaterpeil van de Scheldebroeken ligt als gevolg van het pompen gemiddeld minstens één meter lager dan wat het zou moeten zijn.
‘Daarenboven’, legt Van den Abbeele uit, ‘bestaat er voor dit soort ingrepen een MER-plicht: er moet een milieueffectrapport opgemaakt en aangeleverd worden. Waterbeheersingsprojecten voor landbouwdoeleinden werden al in 1985, sinds de eerste Europese MER-richtlijn, opgenomen in de lijst van MER-plichtige projecten. Ik druk mij voorzichtig uit, maar de MER-wetgeving wordt inzake waterbeheer niet correct toegepast, wat strafbaar is. Waarom eist de droogtecommissie niet de toepassing van de MER-wetgeving in plaats van de Vlaamse burgers op te zadelen met waterbesparende maatregelen? Dan lost zij de problemen van verdroging en waterschaarste op door de oorzaak aan te pakken. Dat landbouwers dan nog het lef hebben om via het rampenfonds belastinggeld te vragen voor schade door verdroging die initieel voor hun eigen doeleinden gecreëerd wordt, is het toppunt. De veroorzaker van de problemen wordt zo vergoed!’
Het inkomen van landbouwers die inzetten op waterminnende gewassen is tot drie keer hoger dan dat van iemand die op dezelfde grond melkkoeien houdt.
Jan De Schutter
Vlaams Parlementslid Wilfried Vandaele (N-VA) stelde op 8 juni 2016 hierover een vraag aan toenmalig bevoegd minister Joke Schauvliege (CD&V). Haar antwoord blonk uit in nietszeggendheid. Het bevestigde wel dat er in de context van de Berlaarse Scheldebroeken nooit een MER werd uitgevoerd, maar ‘indien zou blijken dat het juridisch nodig was’ zou ‘de afdeling Milieu-inspectie op gepaste wijze optreden en handhaven’.
Er gebeurde niks.
Naar de rechtbank
Helemaal absurd werd het toen het polderbestuur op 5 mei jongstleden een boze brief stuurde naar de vzw Durme, een plaatselijke milieuvereniging die haar best doet om de broze natte natuur van de Scheldebroeken zo goed mogelijk te beheren. De vzw had een door zonnecellen aangedreven hooilandpompje met een piepklein debiet van negen kubieke meter per uur op een weiland geplaatst om zeldzame weidevogels voedsel te garanderen door permanente plassen in hun steeds droger wordende leefgebied te creëren – plasdras heet dat in het beheerjargon. Dat wekte de toorn van het polderbestuur. Het eiste dat de pomp meteen verwijderd werd en maakte zich druk omdat ‘er geen grondige controle ge- beurde op de gevolgen van de ingreep voor andere percelen in de omgeving’. Dus zelf laat het nooit MER-plannen maken voor de eigen grootschalige ingrepen, maar als een natuurvereniging een zeer bescheiden initiatiefje neemt rond water, stuift het er. Het schetst de verhouding tussen landbouw en natuur in de polderlandschappen.
‘De werkelijke oorzaak van de waterschaarste’, besluit Van den Abbeele, ‘ligt niet bij de modale burger die zijn wagen wast en zijn gazon en bloemen sproeit, maar bij de massa water die wordt afgevoerd met door de overheid geïnstalleerde pompgemalen, sluizen en stuwen. De wetgeving beschermt de natuur en de burgers tegen waterschaarste en verdroging. De administraties en overheden daarentegen werken alsof die problemen én de wetgeving niet bestaan.’
Van den Abbeele trok finaal naar de rechtbank met zijn grieven, omdat hij overal op een muur van onwil botste. In eerste aanleg kreeg hij ongelijk, om puur procedurele redenen, maar hij ging in beroep. De zaak zou in de herfst voorkomen. Hij nam de bekende, in milieurecht gespecialiseerde advocate Griet Cnudde in de arm. Die klinkt al even gedreven als haar cliënt: ‘Iedereen heeft het nu over het zo veel mogelijk vasthouden van water, maar de sluizen blijven als vanouds openstaan en het water wordt massaal weggepompt. Dat is in de context van klimaatopwarming vragen om ellende.’
Meester Cnudde stelt haar hoop in deze zaak op de ‘natuurtoets’: ‘Bij een drooglegging wordt bijna nooit rekening gehouden met de wettelijke bepalingen inzake natuur. De landbouwbelangen hebben altijd geprimeerd, de natuurbelangen werden en worden stiefmoederlijk behandeld. Maar het feit dat men het belang van de natuur altijd genegeerd heeft, begint nu door te wegen op het algemeen belang, want natuur is de best mogelijke manier om water vast te houden en droogte te bestrijden. Onze overheid geeft veel geld uit aan natuurplannen, beleidslijnen en documenten over een goede omgang met de natuur, maar in de praktijk blijven die grotendeels dode letter.’
Waterziek wordt waterrijk
Dat de situatie schrijnend is, blijkt uit de cijfers. Nooit eerder sinds de metingen in 1833 begonnen, was de lente zo droog. Nooit eerder stonden zo veel waterpeilen in mei zo laag. De vierde uitzonderlijk droge zomer op een rij zit eraan te komen. De laatste halve eeuw werden in een Grote Drooglegging driekwart van onze moerassen gedraineerd voor landbouwdoeleinden. Het zijn die gronden, die een groot deel van de Vlaamse riviervalleien vullen en dikwijls beschermde natuurwaarden dragen, die een efficiënte buffer kunnen vormen tegen uitdroging. Maar men blijft die zogenaamde ‘waterzieke gronden’ droogpompen alsof er geen klimaatopwarming bezig is. In landbouwkringen lijkt niet door te dringen dat de tijden veranderen. Tegen 2100 zou er in de zomer nog eens 70 procent minder regen vallen dan nu. Er moet een drastische ommekeer in het denken komen. Waterzieke gronden moeten als ‘waterrijke gronden’ worden beschouwd, want ze hebben een grote maatschappelijke meerwaarde door hun capaciteit om water op te slaan.
Milieujurist Hendrik Schoukens (Universiteit Gent) wijst op nog een prangend probleem, dat ook in de zaak- Van den Abbeele aan de orde is: polderbesturen voeren hun landschappelijke drainage dikwijls in fases uit, waardoor ze de kans vergroten dat ze aan de MER-plicht ontsnappen. ‘Het is een concept dat stilletjes ingang vindt in de milieuproblematiek’, legt hij uit. ‘We noemen het de dood door duizend sneden, een term die afkomstig is van een historische Chinese marteltechniek. Door veel kleine ingrepen met een bescheiden effect kun je toch een enorm totaaleffect op natuurwaarden en andere leefomstandigheden creëren. Het is een sterk onderschat probleem in de milieucontext.’
‘De dood door duizend sneden’ speelt mee bij de duizenden kleine grondwaterwinningen in Vlaanderen – daar is enkel een meldingsplicht voor nodig, geen vergunning. Het speelt ook mee in kleinschalige droogleggingsprojecten van minder dan 50 hectare (of minder dan 15 als ze dicht bij beschermde natuur liggen) of in de drainage van landbouwgronden, waar evenmin een vergunning voor nodig is. ‘De Vlaamse overheid is erg weigerachtig om kleine ingrepen aan ernstige regels te onderwerpen, zelfs inzake grondwater’, stelt Schoukens. ‘Ze is er in 2011 voor veroordeeld door het Europees Hof van Justitie. In 2013 heeft ze dat rechtgezet, maar met héél veel tegenzin, en blijkbaar wordt het concept nog altijd niet consequent doorgevoerd. Waardoor we nu in Vlaanderen met een grotere verdroging zitten dan in landen als Spanje en Italië.’
Het milieurecht focust vooral op grote zaken als de Oosterweelverbinding in het Antwerpse en het (voorlopig?) afgevoerde Saeftinghedok in de Antwerpse haven. ‘Rechters oordelen graag over grote en manifeste schendingen van het milieurecht’, stelt Schoukens. ‘Begin als natuurvereniging maar eens een symbolische rechtszaak rond een concrete case om een heel systeem in vraag te stellen – je moet er veel moed voor hebben, zeker als het gaat om een zaak met een op zich beperkte impact. Daarenboven zijn moerassen en andere waterrijke gronden nog altijd niet populair. Mensen hebben liever bossen – iets wat onze huidige bevoegde minister Zuhal Demir (N-VA) begrepen heeft. Ze gaat bossen aanplanten, maar een prachtig waterrijk gebied met een groot waterophoudend vermogen als de Groene Delle in Lummen moet deels verhard worden voor industriële ontwikkelingen. Terwijl het beschermen van waterrijke gronden ook grote winsten inzake biodiversiteit kan opleveren. Het is een win-winsituatie.’
Vrije teeltkeuze
Hoogleraar ecologie en waterbeheer Patrick Meire (Universiteit Antwerpen) ergert zich eveneens aan de laksheid van sommige waterbeheerders en -gebruikers: ‘Vorige week fietste ik langs het Schipdonkkanaal in de buurt van Maldegem en ondanks de aanhoudende droogte liep er nog altijd water van de Ede, een kleine rivier, in het kanaal. Verderop was men volop akkers aan het beregenen. Men zou toch stilaan mogen beseffen dat de noodzaak tot het snel afvoeren van water in het voorjaar om te natte gronden in de zomer te vermijden niet meer aan de orde is, wel integendeel. Hoe minder snel het water wordt afgevoerd, hoe minder groot de droogteproblematiek. We hebben er alle belang bij dat het grondwater zo snel mogelijk weer wordt aangevuld. Maar dat vergt tijd. Daarenboven zijn de akkers nu zo kurkdroog en keihard dat water van een onweer er meteen vanaf rolt. Het ene probleem brengt het andere mee.’
Polderbesturen zijn er sinds mensenheugenis op gericht alles droog te trekken. ‘Vernatting blijft een moeilijke kwestie in de landbouw,’ stelt Meire, ‘ondanks het feit dat er op steeds meer plaatsen waterpeilproblemen komen voor de boeren. De polderbesturen blijven draineren, maar dan moeten veel boeren, zoals dit jaar, vanaf april hun gewassen beregenen. Dan stuiten ze op captatieverboden, zoals er nu over zo goed als heel Vlaanderen van kracht zijn, waarbij ze geen water uit bepaalde waterlopen meer mogen oppompen, omdat er problemen met de watervoorziening dreigen. We moeten dus absoluut naar een verstandig waterpeilbeheer én naar een mentaliteitswijziging om de rol van water in onze maatschappij en onze natuurlijke systemen te herwaarderen. Anders gaan we zomer na zomer in de problemen komen. Het is ook in het voordeel van de landbouwers zelf dat ze zich aanpassen. Er zijn voorbeelden van goede initiatieven om lokaal water op te houden en nieuwe teelten uit te proberen. Die moeten zo snel mogelijk worden opgeschaald.’
De meest effectieve maatregel in het tegengaan van verdroging is het terugdraaien van drainage.
Op dezelfde golflengte zit gepensioneerd ingenieur Jan De Schutter, een boerenzoon die zijn hele loopbaan waterexpert in Vlaamse overheidsdienst was. Vandaag is hij actief in de Kempense milieuactiegroep VALK. Ook hij is een bewuste burger die zich actief bezighoudt met het broodnodige bijsturen van onze milieuregelgeving om, in dit geval, de waterproblematiek op te vangen. Ook hij focust op de rol van de landbouw: ‘Vroeger hield een boer rekening met de aard van een perceel om te beslissen welk gewas hij er plantte. Als de grond te nat was, zou hij er nooit akkerbouwgewassen op zetten. Later bood de overheid via ruilverkavelingen de mogelijkheid om het waterpeil naar wens aan te passen – polderbesturen of andere waterpeilbeheerders vulden die wens in. Vandaag beschouwt een boer de vrije teeltkeuze als een verworven recht. Maar daar moeten we vanaf, want anders zal de situatie met ons water onhoudbaar worden. De boeren moeten hun gewaskeuze gaan afstemmen op het waterpeil, en niet omgekeerd. Boeren mét water is de nieuwe uitdaging. In plaats van te mikken op droogteresistente gewassen zouden ze beter denken aan waterresistente gewassen.’
Dat klinkt nu contradictorisch, maar er zijn ontwikkelingen in die richting. Er is de zogenaamde paludicultuur waarmee in veenweidegebieden in Nederland geëxperimenteerd wordt. Het betreft planten als veenmossen en lisdodden, die water verdragen en die gebruikt kunnen worden als respectievelijk eiwitbron of veevoeder en isolatiemateriaal in de bouw. ‘De boeren die ermee bezig zijn hebben een inkomen dat tot drie keer hoger ligt dan dat van iemand die op dezelfde gronden melkkoeien houdt’, zegt De Schutter. ‘Daarenboven is het een win-winsituatie, want je creëert er natuurwaarden mee die een groeiende maatschappelijke waarde hebben.’
Wortels en regenwormen
De bodem speelt een sleutelrol in het ophouden van water. ‘Men spreekt veel over de rol van verharding door cement en asfalt bij het weglopen van ons regenwater, en terecht, maar ook de bodems zijn te hard geworden’, legt De Schutter uit. ‘Dat heeft tegenwoordig minder te maken met de zware machines die op landbouwgronden rijden dan met een verschraling van de bodem zelf, want door de jaarlijkse grondbewerkingen worden gangen van plantenwortels en regenwormen vernietigd, waardoor water niet gemakkelijk meer in de bodem kan sijpelen. Je ziet dan dat op een geploegde akker na een bui plassen blijven staan, terwijl dat in het weiland ernaast niet het geval is, want daar dringt het water in de bodem. Nederlands onderzoek heeft ook mooi aangetoond dat drainage de belangrijkste reden is van verdroging van het land. De meest effectieve maatregel tegen verdroging is dan ook het terugdraaien van de klok wat betreft de drainage van landbouwgronden.’
Hoe de verhouding landbouw/gezinnen in onze waterhuishouding eruitziet, blijkt mooi uit een analogie die De Schutter puurde uit zijn onderzoek van vergunningsaanvragen van landbouwers: ‘Een stal voor 85.000 vleeskippen heeft per jaar zo’n 6700 kubieke meter water nodig, een stal voor 3500 vleesvarkens zo’n 9500 kubieke meter. Daar kun je respectievelijk 40.000 en 60.000 kinderzwembadjes mee vullen. Er worden in Vlaanderen aan de lopende band vergunningen voor zulke stallen afgeleverd, maar de aparte hoeveelheden water worden zelden of nooit samengeteld om de totale impact op het watersysteem in een gebied te evalueren. Mijn berekeningen op basis van vergunde winningen wijzen uit dat in de rivieren Aa en Kleine Nete in de Kempen tot 55 procent van het jaarlijkse neerslagoverschot mag opgepompt worden, vooral en in stijgende mate voor land- en tuinbouw. Dan moet je niet schrikken dat het water in die rivieren zo laag staat. Ik kan trouwens aantonen dat de Aa in de zomer zou droogvallen als er geen effluenten van een waterzuiveringsstation in geloosd zouden worden. Dat is dus verbruikt kraantjeswater dat in de riool terechtkomt en na zuivering in onze beken. Als dat gezuiverd afvalwater gerecycleerd zal worden, zoals de bedoeling is in de toekomstige circulaire economie, vallen waterlopen als de Aa droog.’
De overheid kijkt voor haar berekening van de maximaal toelaatbare winningen naar het verloop van het ‘langjarig gemiddelde grondwaterpeil over een hydrologisch jaar’, dus niet naar de effecten op de afvoer van waterlopen. ‘Als er gemiddeld een goed grondwaterpeil is, is er voor de overheid geen overexploitatie’, stelt De Schutter. ‘Maar dat klopt op veel plaatsen niet, want er dreigen grote problemen in de zomer, wanneer het meeste water gebruikt wordt. Daarenboven worden systematische metingen van het waterpeil en de waterafvoer in beken en sloten op veel plekken afgebouwd. We weten dus niet meer hoeveel water er nog is. Dat is absurd. Hoe kunnen we dan nog plannen? Er wordt in modellen constant over waterbalansen gesproken, maar dikwijls zonder dat er concrete cijfers zijn. Dat is alsof onze Nationale Bank modellen zou maken over de toekomst van onze economie zonder cijfers over de export te verzamelen.’
De Schutter wijst op nog andere inconsistenties in het beleid: ‘Het is potsierlijk dat er, zoals nu weer, captatieverboden worden uitgevaardigd op kwetsbare waterlopen. Boeren mogen er dan geen water meer uit oppompen. Maar een grondwaterwinning naast of in een kwetsbaar gebied kan gewoon doorgaan. Wij voeren met VALK al jaren een juridische strijd tegen de drinkwaterwinning van PIDPA Balen-Nete in het natuurgebied Scheps. We wonnen die al meermaals bij de Raad van State, maar dan worden er telkens wat punten en komma’s in de aanvraag vervangen en begint de uitputtingsslag opnieuw. Je moet al echt een olifantenvel, een sterk hart en veel geduld hebben om zulke procedureslagen met een grote milieusymboliek te blijven voeren. Maar we geven niet op. De droogte en andere groeiende milieuproblemen moeten ooit alle ogen wel openen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier