De cultuuroorlog van Georges-Louis Bouchez: ‘Hij had graag het mes in de sector gezet’
In de ideale wereld van Georges-Louis Bouchez (MR) is een minister van Cultuur niet nodig. ‘De Verenigde Staten hebben er toch ook geen?’
‘Zal ik een knuppel in het hoenderhoek gooien?’ vroeg MR-voorzitter Bouchez vorig weekend in een interview in Le Soir. Een overbodige vraag, aangezien knuppels in hoenderhokken gooien Bouchezs favoriete hobby is. Ditmaal betrof de knuppel het cultuurbeleid. ‘Ik zie niet in waarom we een minister van Cultuur nodig hebben’, verklaarde Bouchez. ‘In de Verenigde Staten is er ook geen, en toch domineert de Amerikaanse cultuur de hele wereld.’
Het idee om het ministerie van Cultuur te dumpen, kwam naar voren in een antwoord op een vraag over de N-VA. Die streeft in haar statuten naar een onafhankelijk Vlaanderen, het horrorscenario van de Franstaligen. Maar het staat elke politicus vrij te dromen van een ideaal politiek model, reageerde Bouchez. Zijn institutioneel walhalla, legde hij uit, is een België met maar één enkele regering van 15 ministers en een rechtstreeks verkozen premier. Gewesten, gemeenschappen, provincies, het gaat allemaal op de schop. Net zoals het ministerie van Cultuur. Verontwaardigde professionals uit de Franstalige culturele sector wijzen erop dat de VS wel degelijk een federaal cultuuragentschap hebben dat culturele instellingen royaal ondersteunt.
‘Een rechts cultuurbeleid werkt liever met mecenaat dan met belastinggeld.’
Maar om een echte vergelijking was het Bouchez allicht ook niet te doen. ‘Waar het om gaat,’ zegt Jean Faniel, directeur van het onderzoekscentrum CRISP, ‘is disruptieve, erg rechtse ideeën injecteren in het debat. Met uitspraken die op het eerste gezicht vergezocht of extreem lijken, maar die door de heisa die ze veroorzaken de grenzen van wat als mainstream geldt weer wat doen opschuiven.’ Het past allemaal in een bredere cultuuroorlog. ‘Zoals toen Bouchez het publiekelijk opnam voor de klassieke pasta carbonara met spek, na een campagne met meer inclusieve pasta carbonara-recepten voor vegans en moslims.’
Een rechts cultuurbeleid werkt liever met mecenaat dan met belastinggeld, vervolgt Faniel, ook een reden waarom Bouchez geen cultuurminister wil. Verder vertrekt vanuit het departement Cultuur van de Franse Gemeenschap een grote subsidiestroom richting Franstalige verenigingen voor initiatieven om actief burgerschap te bevorderen. ‘Dat is Bouchez al langer een doorn in het oog,’ besluit Faniel, ‘omdat die verenigingen volgens hem allemaal aanleunen bij de PS – wat overigens niet klopt. Maar Bouchez had graag het mes in de sector gezet. Bij de vorming van de Franse Gemeenschapsregering hebben Les Engagés daar een stokje voor gestoken.’