‘Met enkel nieuwe academische inzichten zullen we de wonden van het verleden niet kunnen helen’, schrijft CD&V-Kamerlid Els Van Hoof over de parlementaire Congo-commissie. Er is ook een duidelijke maatschappelijke opdracht. ‘En die heeft niets te maken met blinde zelfkastijding of zelfhaat.’
Gisteren schoot de Bijzondere Commissie over het koloniaal verleden van België uit de startblokken. De internationale belangstelling bleef niet uit. Dit parlementair initiatief is immers uniek op vele vlakken: niet alleen in onderwerp en samenstelling, maar ook in ambitie en de omvattendheid van haar doelstellingen. De totstandkoming had nochtans veel voeten in de aarde. Het debat woedde vooral rond één cruciale vraag: dient deze commissie vooral om onze historische kennis bij te schaven of heeft zij ook een maatschappelijke taak?
De Congo-commissie moet onderzoeken én verzoenen.
Mijn antwoord is duidelijk. Met enkel nieuwe academische inzichten zullen we de wonden van het verleden niet kunnen helen. De inbreng van zij die vandaag nog de gevolgen dragen van ons koloniaal verleden geeft de commissie haar maatschappelijke relevantie. Racisme, discriminatie, xenofobie en onverdraagzaamheid blijven tot op vandaag immers hardnekkige problemen in onze samenleving. Voor velen is het koloniaal verleden een ver-van-mij-bed-show uit de tijd van hun betovergrootouders. Voor anderen is dat verleden nog tastbaar in hun dagelijks leven.
Vandaar heb ik als voorzitster van de commissie Buitenlandse Zaken geijverd om de Congolese, Rwandese en Burundese diaspora van meet af aan te betrekken in de discussies. Ook voor de opmaak van het eerste historische en verzoeningsrapport in oktober zullen zij hun bijdrage en inzichten leveren tot het proces dat daarna minstens een jaar zal duren. Dit rapport dient niet om al conclusies te trekken, maar biedt een aanzet voor verdere discussie. De vraagstelling is breed. Ook de invloed van niet-statelijke spelers wordt doorgelicht.
Zonder de Congolese, Rwandese en Burundese gemeenschap van meet af aan te betrekken in dit multidisciplinair debat, zou de bijzondere commissie een steriele academische oefening blijven. De geschiedenis van Congo-vrijstaat en Belgische Congo en mandaatgebieden Rwanda en Burundi staan immers niet los van zij die na 1960 leefden maar de trauma’s raken ook de huidige generaties.
‘Wij waren toen nog niet geboren’ is geen afdoend argument.
Van de twee opdrachten van deze commissie, het historische en het maatschappelijke, stelt deze laatste zonder twijfel de grootste uitdaging. Het vraagt een proces dat zowel met de diaspora, universiteiten, de betrokken landen als experten zal gelopen worden. Hierbij mag de commissie moeilijke kwesties zoals excuses en restitutie niet uit de weg gaan. Ook de zichtbaarheid van ons verleden, niet alleen in het onderwijs maar ook in onze straten, zal aan bod komen. Enkel zo kunnen we in het reine komen met ons verleden.
Dat heeft niets te maken met blinde zelfkastijding of zelfhaat. Integendeel, het getuigt van een ambitie en een zelfbewuste, volwassen beleving van identiteit om niet alleen de fraaie aspecten van ons verleden te belichten, maar ook de duistere kanten onder ogen durven te zien. ‘Wij waren toen nog niet geboren’ is geen afdoend argument. Wie als Belg of Vlaming fier is op Jan Van Eyck, Jeanne Devos, Eddy Merckx of Damiaan de Veuster, moet ook met open blik kijken naar de minder fraaie bladzijde uit de geschiedenis die ons koloniaal verleden inneemt.
Ook die aspecten van het verleden hebben ons land gevormd. Enkel door deze te erkennen en te bestuderen, samen met hen die hier de gevolgen van dragen, kunnen we stappen vooruit zetten in de strijd tegen structurele samenlevingsproblemen als racisme en discriminatie. Enkel zo kunnen we in internationale verhoudingen partners zijn. Zelfreflectie is geen zwakte, maar een teken van constructieve ambitie en toekomstgerichtheid.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier