De Bizon die zijn blauwe café zwart schilderde: ‘Ik werd buitengesloten, en voelde me zoals Gwendolyn Rutten’
In een hoek van zijn café hangt een foto van een verkiezingsavond. Maggie De Block staat erop, haar broer Eddie en hij. Ze drinken alle drie champagne en gloeien een beetje. ‘Dat was een fantastische avond’, zegt hij. ‘We waren zo blij.’
Het beeld is intussen wat vergeeld. ‘Ik ben dit jaar enorm kwaad geweest op de liberalen’, bromt hij. Niet op ex-minister Maggie en ex-burgemeester Eddie De Block, maar wel op alle andere Open VLD’ers: op die van het gemeentehuis in Merchtem, maar ook op die van de Melsensstraat in Brussel. Hij was zo ontevreden dat hij deze zomer uit colère zijn blauwe café zwart schilderde.
Willy Wynants is een sympathieke volksfiguur uit Merchtem. Een eeuwige single, die getrouwd is met zijn café. Een pintje kost maar 1,60 euro in zijn feestkroeg ‘t Pandoerken, ‘omdat ik geen onkosten heb’. Geen mens in Merchtem die de cafébaas niet kent – je kunt ook moeilijk naast hem kijken. En anders hoor je hem wel: hij is gul met decibels en verhalen.
Ze noemen hem hier ‘den Bizon’. Die bijnaam heeft hij toevallig opgescharreld. Een vriend van hem is vetmester en had ooit vangrails gekocht om rond zijn weiden te zetten. Willy hielp hem daarbij, maar toevallig kwam er een journalist van een plaatselijk blad langs. ‘Wat zijn jullie hier van plan?’ vroeg die. ‘Bizons kweken’, grapte Willy. Nooit heeft er een bizon rondgelopen in Merchtem. Maar hij werd er één.
Niet dat dieren hem helemaal vreemd zijn. Willy komt zelf uit een boerengeslacht en tot zijn vijfendertigste werkte hij in de melkerij. Fijn werk, daar niet van. Maar hij had grootse plannen: hij kocht café ‘t Pandoerken in de Stationsstraat, waar hij al sinds zijn jonge jaren een stamgast was. ‘Het stond al even leeg en dat deed mij pijn.’
Dankzij Willy begon ‘t Pandoerken weer te leven. Nochtans zijn er de laatste decennia veel cafés verdwenen. Vroeger waren er twaalf in de buurt van het station, vandaag staat alleen den Bizon nog overeind, niet kapot te krijgen. ‘Ik ben blij dat ik dit café pas overgenomen heb op mijn vijfendertigste’, zegt Willy. ‘Je moet toch wat levenswijsheid hebben om een café te runnen.’ Zeker in Merchtem, een gemeente die erg veranderd is: er zijn veel appartementen bijgekomen, en ook veel migranten ‘omdat we hier zo’n goed openbaar vervoer hebben’.
‘Gisteren passeerde iemand met een hoofddoek. “Dag zuster”, zei ik. “Kent u mij?” vroeg ze. “Nee”, antwoordde ik. Maar, dacht ik erbij, geef me vijf minuten en ik weet alles over jou. Dat moet je als cafébaas kunnen: mensen aanspreken en met elkaar verbinden. Iedereen komt hier binnen: mensen van negentien tot negenennegentig.’
In ’t Pandoerken vieren ze allemaal het leven. Met dank aan Willy. ‘Ik ben geen cafébaas die achter zijn computerscherm zit, zoals sommige van mijn jongere collega’s’, zegt hij. Hij zwanst graag. ‘Geen wonder dat er zo veel cafés failliet gaan. Sommige bazen kijken niet meer naar de mensen.’
Hij doet dat wel. Hij luistert veel naar zijn klanten en organiseert van alles voor hen. Zoals wedstrijden eiergooien. ‘Mijn klanten vormden een heel goed team. We wonnen alles tegen concurrerende ploegen. Die wilden zelfs niet meer spelen tegen de Bizons. Dat is zoals bij Eddy Merckx: die won ook alles, het was op den duur niet meer leuk voor de rest.’ Dus organiseerde hij maar wedstrijden sacochegooien. Of een wedstrijd om het langst boeren.
Het is alle dagen feest in ’t Pandoerken. Bijna alle dagen, toch. Ooit heeft Willy zelfs iemand van de dood gered. ‘“Ik ben mijn leven beu”, zei hij ’s morgens aan de toog. ’s Avonds zag ik hem richting station wandelen. Ik ben hem gevolgd. Toen ik hem op het spoor zag staan, ben ik op hem gesprongen.’ Zoals Superman. ‘Twee seconden later en hij had niet meer geleefd. “Je hebt een leven gered”, zei de machinist, “maar doe dat nooit meer.”’
En toch, zegt Willy. ‘Ik vind het belangrijk om mensen te helpen. “Ik zal eens met Eddie gaan klappen”, zei ik vroeger vaak tegen mijn klanten, als ze een of ander probleem hadden. Altijd had Eddie wel een oplossing. Zo werkt dorpspolitiek, hè. Hij was de beste burgemeester die we ooit gehad hebben. Een echte volksmens.’
En voor wat hoort wat. ‘De dag voor de verkiezingen zei ik tegen al mijn klanten: “Mannen, morgen stemmen we voor de goede partij.”’ Het was voor iedereen duidelijk welke kleur die had. ‘Mijn ouders waren al liberaal’, zegt Willy. ‘En zelf ben ik altijd zo blauw als een schalie geweest.’
Voor de vrijheid: bleu, je veux. ‘In een café win je de verkiezingen. Zeker in ’t Pandoerken, waar veel volk over de vloer komt: dit is het stamcafé van veel voetbal- en wielerploegen. En van de lustige wandelaars. Zo hebben we heel wat liberale politici grootgemaakt. Vroeger was Merchtem een katholiek bastion. De katten noemden we ze. Als wij, liberalen, een probleem hadden, kwamen de katten zelfs niet kijken.’
Maar sinds den Bizon ’t Pandoerken overnam, is Merchtem een blauw fort geworden. ‘Ze hebben hier zelfs lang de absolute meerderheid gehad. Mede dankzij ons. Toen Maggie De Block verkozen werd en een zetel in het parlement behaalde, hebben wij een zetel buitengezet.’
Zijn gevel schilderde hij blauw. Overal zette hij haar naam en die van haar broer erop. En ooit heeft hij zelf voorgesteld om haar privéchauffeur te worden. ‘Ik links, zij rechts: we hadden elkaar in evenwicht kunnen houden’, lacht hij.
‘Maggie is onze steun nooit vergeten’, zegt Willy. ‘Ze komt hier af en toe iets drinken en dan is ze gewoon Maggie. Net als Eddie.’ Al zijn ook de mensen van de andere partijen welkom. Vroeger konden ze zelfs een steen kopen op zijn blauwe gevel, om te adverteren. ‘Met de opbrengsten kocht ik dan oliebollen voor zieken en rusthuisbewoners.’
Zo werd Merchtem een blauw paradijs, zegt Willy. Maar in 2018 veranderde dat. ‘Het was het jaar waarin Eddie De Block stopte als burgemeester omdat hij voor Delhaize ging werken.’ Er zitten nu andere mensen in het gemeentehuis, maar die draagt hij niet in zijn hart. ‘Je ziet hen alleen op jubilees, voor de rest komen ze amper buiten.’
Deze zomer liep het grondig mis. ‘Ik zag hier op straat allemaal werkmannen opmetingen maken. “Wat zijn jullie aan het doen?” vroeg ik. “Hier komt een verhoogd fietspad, Bizon”, antwoordden ze. “Hebben ze dat niet gezegd?” Ik wist daar niets van. Vroeger zou Eddie langsgekomen zijn: “We gaan hier wat veranderen. Ik wil dat je dat weet.” Maar nu word ik buitengesloten. Ik voelde mij een beetje Gwendolyn Rutten.(lacht groen) Dat heeft mij enorm geraakt. Die mannen en vrouwen van het gemeentehuis zijn vergeten waar ze vandaan komen en wie hen groot gemaakt heeft.’
Ik werd buitengesloten: ik voelde mij een beetje zoals Gwendolyn Rutten.
Hun voornemens passen allemaal in een mobiliteitsplan, legt Willy uit. ‘Het centrum zelf zou autoluw worden en er zouden veel parkeerplaatsen verdwijnen. Maar ze vergeten hoe belangrijk die zijn voor de middenstand. In Asse hebben ze dat ook gedaan: je moet eens zien hoeveel zaken daar nu te koop staan. Zelf hebben ze dat probleem natuurlijk niet: ze rijden gewoon onder het gemeentehuis en parkeren daar. Als ze af en toe eens in een café zouden komen, dan hadden ze dat geweten.’
Maar in ’t Pandoerken zijn ze niet meer welkom. Een bizon is een goedaardig dier met gevoel voor humor, maar maak hem niet kwaad. Willy kocht zwarte verf en schilderde zijn gevel als statement. Hij hoopt dat de huidige coalitie straks een serieuze pandoering zal krijgen. Misschien zal hij daar zelf voor zorgen. Uit colère gaat hij volgend jaar deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen. Samen met zijn klanten van het café: genoeg kandidaten voor zijn lijst. En voor zijn part mag er ook ‘een vreemdeling opstaan’. Hij weet nog niet of hij zijn partij de Bizons zal noemen. En of hij de lijst zal duwen of trekken – ‘dan zal er wel weinig plaats zijn achter mij’, lacht hij. ‘Maar ik wil duidelijk protesteren. Ze moeten niet denken dat ze zich alles kunnen permitteren.’
Ook de liberalen in Brussel krijgen zijn stem niet meer. ‘Wat steken die allemaal uit! Neem nu Vincent Van Quickenborne. Ooit hebben twee van mijn klanten tegen een auto geplast. Ze vlogen meteen in de bak en hij komt daar gewoon mee weg.’
Ze zouden, zegt hij, beter een voorbeeld nemen aan zijn café. Daar is het altijd feest. ‘Daarom komen de mensen graag naar hier.’ Veel van die klanten zeggen nu: ‘Het wordt tijd dat het Vlaams Belang de kans krijgt om mee te besturen.’ Maar zelf weet hij het nog niet goed.
We kijken naar de zwarte gevel van het café. ‘Waarom heb je bovenaan een strook blauw gelaten?’ vraag ik hem.
‘Het plan was om ook dat zwart te schilderen’, zegt Willy. ‘Maar toevallig kwam Vincent Mannaert langs, de manager van Club Brugge. Die woont vlakbij. Af en toe drinkt hij hier een pintje – allee, nu een koffie (lacht). “Je moet het zo laten”, zei hij. “Blauw-zwart, prachtig!” Alleen de supporters van Anderlecht zijn niet blij. “Bizon,” zeiden ze, “de kleuren van Club Brugge: wat heb je nu in godsnaam toch gedaan?” (lacht)’