Vrije Tribune
‘Dat het vernieuwd leerplan aandacht besteedt aan kennis van Bijbelse tradities, verdient alle lof’
‘Jongeren kennis laten maken met de teksten uit de Bijbel is maar één kant van de medaille’, schrijven Bijbelwetenschappers Hans Ausloos en Benedicte Lemmelijn. ‘We moeten hen ook leren om de teksten kritisch te duiden.’
Dankzij het vernieuwde leerplan rooms-katholieke godsdienst, dat op maandag 14 januari werd voorgesteld, is de Bijbel erin geslaagd voorpaginanieuws te worden. Als Bijbelwetenschappers kunnen we dit alleen maar toejuichen. Ook het feit dat het vernieuwde leerplan (opnieuw?) aandacht besteedt aan de kennis van de Bijbelse tradities en verhalen verdient alle lof.
Immers, samen met de verhalen uit de Grieks-Romeinse oudheid is de Bijbel één van de fundamenten van de westerse beschaving, of men dit graag heeft of niet. Onze cultuur is nu eenmaal schatplichtig aan de Bijbel. Waar men gaat langs Vlaamse wegen (en ver daarbuiten), confronteren de binnen- en buitenkant van kerken, stadhuizen en musea, oude en moderne muziek, literatuur, tot zelfs de reclame toe ons te pas en te onpas met verwijzingen naar Bijbelse tradities. Kennis van deze Bijbelse teksten mag dan ook geen privilege zijn van leerlingen die het vak rooms-katholieke godsdienst volgen. Alle leerlingen hebben er recht op kennis te maken met de Bijbelse verhalen en hun doorwerking. Hen dit onthouden ontneemt hen de kennis van een belangrijk deel van de wortels van onze cultuur.
Dat het vernieuwd leerplan aandacht besteedt aan kennis van Bijbelse tradities, verdient alle lof.
Deze kennis mag evenwel niet beperkt zijn tot enkele mooie en ‘stichtende’ verhalen uit de Bijbel. De Bijbel bevat ook vreemde en zelfs wrede en gewelddadige teksten, waarin mensen in naam van God of door God zelf op de meest onmenselijke wijze ‘de duivel’ wordt aangedaan. Ook deze teksten zijn onderdeel van de Bijbel. Ook deze teksten hebben hun sporen nagelaten in de geschiedenis. Ook deze teksten worden door Bijbelse fundamentalisten te pas en te onpas geciteerd en misbruikt om het grote gelijk te halen. Apartheid, slavernij en homohaat: overal ter wereld werden en worden ze met enkele welgekozen Bijbelverzen in de hand door religieuze leiders en politici gelegitimeerd.
Een kennismaking met de inhoud van de Bijbelse tradities is dan ook slechts één kant van de medaille. Minstens even belangrijk is het dat jongeren van jongs af aan, en op een kritische wijze, de aard, de achtergrond, het ontstaan en de ontwikkeling van die teksten leren kennen om deze soms vreemde teksten kritisch te leren duiden. Immers, de Bijbel is gegroeide existentiële literatuur, geschreven vanuit een theologisch perspectief. Deze kwam bovendien lang geleden en over een uitgestrekte tijdsperiode tot stand.
Geen enkele Bijbeltekst is rechtstreeks voor de mens van de 21ste eeuw geschreven. Steeds moet men voor ogen houden dat elke Bijbeltekst zijn betekenis ontleent aan zijn literaire en cultuur-historische context. Op hun manier – en vanuit een specifiek gelovig perspectief – hielden de auteurs van de Bijbel zich bezig met grote levensvragen van hun tijd, waarvan vele nog steeds onze levensvragen zijn. In verhalen, poëzie en wetteksten reflecteerden ze op existentiële vragen waarmee ieder mens vroeg of laat geconfronteerd wordt. De vele tegenstrijdigheden en van elkaar afwijkende visies binnen de Bijbel maken duidelijk dat ze daarbij nooit tot een eenduidig antwoord kwamen en dat ook niet beoogden.
Als dusdanig is nagenoeg geen enkele Bijbeltekst zonder meer een objectief verslag van historische gebeurtenissen. Veel meer zeggen de teksten iets over hun auteurs en over hun theologische kijk op de wereld waarin ze leefden, dan over de personages en gebeurtenissen waarover ze verhalen. Met andere woorden, de geschiedenis ‘achter’ en ‘van’ de tekst is vaak belangrijker voor een kritisch adequate interpretatie dan de al dan niet aanwezige geschiedenis ‘in’ de tekst.
De kennis van de Bijbelse tradities waarvoor het vernieuwde leerplan rooms-katholieke godsdienst aandacht vraagt – en die ons inziens tot de eindtermen van het onderwijs als dusdanig zou moeten behoren – is dan ook toe te juichen. Echter, men mag zich niet tot deze ‘feitenkennis’ beperken. Als dit het geval zou zijn, dan riskeren we binnen enkele jaren weer de rekening gepresenteerd te krijgen. Dan kunnen we binnenkort te lande weer alleen maar zuchten om het terechte verwijt: ‘wat hebben ze ons allemaal wijsgemaakt!’.
Of, om het enigszins kras, maar analoog te stellen: het volstaat niet dat onze kinderen de inhoud van sprookjes als Hans en Grietje, Sneeuwwitje of Roodkapje kennen. Ze moeten ook leren dat het sprookjes zijn.
Hans Ausloos is professor Bijbelwetenschap aan de UCLouvain – Bénédicte Lemmelijn is professor Bijbelwetenschap aan de KU Leuven.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier