Dakloosheid, ook buiten de grootsteden: ‘Dit is een noodkreet aan de Vlaamse regering’
Dakloosheid is al lang geen exclusief probleem meer van grootsteden. Van Roeselare tot Sint-Truiden zet het lokale besturen onder zware druk. ‘Elke dag ben ik bang dat we gezinnen met kinderen moeten weigeren.’
Onlangs klopten op één voormiddag vier daklozen aan bij onze sociale dienst. Vier. Ik zit al 19 jaar in de politiek, ik ben vier jaar burgemeester, maar wat we de laatste tijd meemaken, is ongezien. Hier lig ik wakker van.’
CD&V-burgemeester Mien Van Olmen is ongerust. Herentals telt sinds kort meer dan 80 dak- en thuislozen. Een zware last voor een stadje van nog geen 30.000 inwoners. ‘Het woonaanbod zit helemaal vol. Onze laatste strohalm zijn hotels. Maar zelfs dan kunnen we niet iedereen onderdak bieden.’
Ook 20 kilometer verder in de Antwerpse Kempen heerst ongerustheid. Sinds een halfjaar voeren de Turnhoutse stadsdiensten een voortdurende strijd opdat mensen niet op straat hoeven te slapen. ‘Maar onze opvanginfrastructuur zit vol’, zegt schepen van Sociale Zaken Kelly Verheyen (Vooruit). Ook in Turnhout schakelt het bestuur hotels in. ‘En nu ook vakantieparken, zeker voor gezinnen.’
In Sint-Truiden, 41.000 inwoners, slaakt schepen van Sociale Zaken Pascal Monette (Open VLD) een zucht. ‘We zijn geen centrumstad als Genk of Hasselt, maar we krijgen wel te kampen met dezelfde problemen. We halen mensen van de straat, maar dat doen we op eigen kosten.’ Voorlopig lukt dat. Nipt. In de Limburgse stad slapen een vijftiental mensen op straat. ‘Daar kiezen zij zelf voor’, aldus Monette. ‘Sommige mensen willen nu eenmaal niet begeleid worden.’
Zetelslapers
In heel Vlaanderen lijkt het fenomeen van dak- en thuisloosheid zich in stijgende lijn te bewegen. In eerste instantie in Brussel, Antwerpen en Gent. Alleen al de Arteveldestad telt meer dan 2000 dak- en thuisloze mensen, volgens lokale hulpverleners een ongezien aantal. Maar ook buiten de grootsteden verergert de problematiek. Op plekken als Damme, Sint-Niklaas en Rijkevorsel merken inwoners plots daklozen in het straatbeeld op. ‘Mijn kinderen kenden het fenomeen hoogstens van tripjes naar Antwerpen’, zegt een welzijnswerker uit Westerlo. ‘Nu zien we ook in onze eigen gemeente mensen ronddwalen.’
Op het terrein wordt steevast gesproken over dak- én thuisloosheid. Het gaat dan ook over meer dan mensen die de nacht op straat doorbrengen.‘De groep dakloze mensen is het meest zichtbaar. Die noemen we ook acuut daklozen of buitenslapers’, zegt Koen Hermans, professor sociaal recht en sociaal beleid aan de KU Leuven. Daarnaast zijn er enkele categorieën van thuislozen: dat zijn mensen die tijdelijk een dak boven het hoofd hebben, bijvoorbeeld via de noodopvang, maar geen juridische zekerheid hebben over een vaste stek. Denk bijvoorbeeld aan de ‘zetelslapers’, mensen die afwisselend bij vrienden en familie overnachten.
Lokale besturen zeggen wel dat de cijfers stijgen, maar historische vergelijkingen liggen moeilijk in Vlaanderen. Pas in 2020 werd de eerste dak- en thuislozentelling georganiseerd door de Koning Boudewijnstichting en LUCAS, het Centrum voor Zorgonderzoek & Consultancy van de KU Leuven. Aan Franstalige kant werkte de UCLouvain mee. De tellingen gebeurden in Limburg, Gent, Luik en Aarlen. In 2021 kwam er een tweede telling in Zuid-West- Vlaanderen, de regio rond Vilvoorde, Charleroi en Namen. Op dit moment verwerken de onderzoekers de cijfers uit onder meer Brugge, Roeselare, het Waasland en Mechelen. ‘Al snel bleek dat dak- en thuisloosheid geen uitsluitend grootstedelijk probleem is’, zegt professor Hermans, projectleider van het initiatief.
Blijven plakken
Ook andere clichés sneuvelden. Wie bij een dakloze aan een bebaarde man van middelbare leeftijd denkt die op zoek is naar eten in een vuilnisbak, moet zijn beeld dringend bijstellen. Uit de eerste tellingen bleek dat ruim een derde van de dak- en thuislozen vrouw is. ‘Dak- en thuisloosheid uit zich bij vrouwen op een andere manier’, zegt Hermans. ‘Vrouwen stappen minder snel naar de nachtopvang omdat ze zich er onveilig voelen. Zij logeren eerder tijdelijk bij familie en vrienden. Of ze zoeken een man om toch maar een dak boven het hoofd te hebben.’
Er zitten ook veel jongeren bij – ruim een vijfde is tussen de 18 en 25 jaar – en veel kinderen. In de regio rond Kortrijk, waar 1313 dak- en thuislozen werden geteld, is dat zelfs 38 procent van alle gevallen.
Opvallend: net geen kwart van de getelde groep heeft een inkomen uit werk. Dat zijn dus mensen die overdag een job uitoefenen, maar ’s avonds geen vast adres hebben om naartoe te gaan. ‘Die groep mensen kampt met een enorm schaamtegevoel’, zegt een welzijnswerker met ervaring in de regio rond Mechelen. ‘Omdat ze het niet durven te vertellen, weten ook weinig collega’s van hun woonsituatie.’
Volgens de onderzoekers heeft een relatief groot aandeel van de dak- en thuisloze populatie een migratieachtergrond. Soms gaat het over mensen zonder verblijfsrecht, maar evengoed over erkende asielzoekers die hun opvangplek moeten verlaten en niet terechtkunnen op de oververhitte private woonmarkt. Meerdere steden maken melding van dak- of thuisloze Oekraïense oorlogsvluchtelingen.
Ook de aanwezigheid van psychiatrische ziekenhuizen in de buurt speelt vaak een rol. ‘Sint-Truiden is een zorgstad. We behandelen veel patiënten uit de regio’, zegt schepen Pascal Monette. ‘Veel mensen blijven plakken wanneer ze het ziekenhuis mogen verlaten, ook al hebben ze geen adres.’
Veel gesprekspartners zijn gefrustreerd dat ze niet genoeg kunnen doen. Bij 20 tot 30 procent van de dak- en thuislozen zijn er vermoedens van psychische gezondheidsproblemen. Bij een even groot aandeel is er een vermoeden van verslaving. ‘Maar door de afbouw van bedden in gespecialiseerde instellingen’, zegt de Turnhoutse schepen Kelly Verheyen, ‘kunnen wij verslaafden niet meer naar afkickcentra verwijzen.’ Met de wachtlijsten in de zorg, zeker die voor de geestelijke gezondheidszorg, moeten lokale OCMW’s en CAW’s (Centrum Algemeen Welzijnswerk, nvdr) zichzelf zien te beredderen.
Immoweb
Wat verklaart de groeiende druk op steden en gemeenten? Alle gesprekspartners zijn ervan overtuigd dat de energiecrisis een rol speelt. Ook al geldt dat niet per definitie voor de allerzwaksten. ‘Dankzij het sociaal tarief krijgen zij een sterke bescherming’, zegt professor Hermans. ‘Ik maak me meer zorgen om de lagere middenklasse die net uit de boot valt voor het sociaal tarief.’
De lokale besturen worden dus geconfronteerd met de gevolgen van een combinatie van crisissen: de opvangcrisis voor asielzoekers, de Oekraïnecrisis, de zorgcrisis, de energiecrisis en de wooncrisis.
De private huurmarkt is steeds meer verzadigd. Verhuurders hebben almaar meer keuzevrijheid en eisen van geïnteresseerden vaak een motivatiebrief. En dat gaat over mensen die de gevraagde huurprijs kunnen betálen. ‘Zoek op Immoweb naar een woning in Kortrijk met een huurprijs tussen de 400 en 800 euro’, zegt Philippe De Coene (Vooruit), de Kortrijkse schepen voor Sociale Zaken. ‘Je zult het zien: het aanbod is zeer beperkt.’ Voor mensen met een leefloon of andere uitkeringen is het vanzelfsprekend nog moeilijker. Professor Hermans: ‘Een normale huurprijs maakt gemakkelijk 40 tot 50 procent uit van de laagste uitkeringen. Dat is een tikkende tijdbom.’
Wouter Torfs
Wie zijn toevlucht moet zoeken tot een sociale woning heeft engelengeduld nodig: er zijn 180.000 wachtenden voor u. ‘Met zulke wachtlijsten is de concurrentie aan de onderkant van de woonmarkt zeer groot’, zegt Hermans. Dat maakt het nog moeilijker voor dak- en thuislozen om een plekje te vinden.
De oplossing is nochtans eenvoudig: creëer huisvesting. ‘Dat klinkt simplistisch, maar blijkbaar is het politieke draagvlak niet groot’, zegt Hermans. ‘Ondanks de goede beleidsintenties van de Vlaamse regering is er relatief weinig vooruitgang. Het is daarom des te opvallender dat minister van Wonen Matthias Diependaele (N-VA) zegt dat hij het ongebruikte budget voor sociale woningen aan privéontwikkelaars zal geven.’
Meermaals klinkt de klacht dat de Vlaamse regering de wooncrisis niet serieus neemt. Lokale besturen smeken om meer sociale woningen of een groter budget voor hun sociale diensten. ‘Dit is een noodkreet aan de Vlaamse regering’, zegt de Truiense schepen Monette. ‘Er moet iets gebeuren.’ In Turnhout vraagt schepen Verheyen de Vlaamse regering om met spoed een rondetafel met alle betrokken partijen te organiseren. Zo niet vreest ze het ergste. ‘We zitten echt tegen onze limiet aan. Elke dag ben ik bang dat we gezinnen en kinderen moeten weigeren.’
Om de kwestie hoger op de Vlaamse agenda te krijgen, kroop Wouter Torfs onlangs in zijn pen. De bekende ondernemer, ex-ceo van de gelijknamige schoenenketen, is tegenwoordig voorzitter van de CAW Groep. In een opiniestuk voor Knack riep hij samen met Bart Claes, algemeen directeur van de CAW Groep, op om dakloosheid in Vlaanderen tegen 2030 te beëindigen. Het Vlaamse actieplan tegen dak- en thuisloosheid noemt Torfs ‘een eerste, maar soms te voorzichtige stap’. De oplossing ligt niet in meer opvang en extra tijdelijke bedden, klinkt het, maar vraagt om een ‘fundamentele omslag’.
Housing First
Op korte termijn verwachten de lokale besturen en CAW’s weinig beterschap. Wel integendeel. Zij houden hun hart vast voor de nieuwe toewijzingsregels voor sociale woningen, die minister Diependaele vanaf oktober zal doorvoeren. Die zouden het probleem van dak- en thuisloosheid alleen maar vergroten, klinkt het. Door die technische hervorming krijgen mensen op de wachtlijst een groter gewicht in de toewijzing van een woning dan mensen met een acute woningnood, bijvoorbeeld door een brand of uithuiszetting. Diependaele zet bovendien in op ‘lokale binding’: in de laatste tien jaar vóór de toewijzing moet je minstens vijf jaar onafgebroken in de gemeente wonen.
Ondertussen managen lokale besturen zo goed en zo kwaad als het gaat. Crisiswoningen, doorgangswoningen, opvanginitiatieven van het OCMW: er zijn middelen, maar die zijn eindig. Met de hulp van de federale regering wordt ook werk gemaakt van ‘Housing First’-projecten, die een kleine duizend mensen helpen: zij krijgen eerst een huurwoning en daarna begeleiding op maat om hun problemen aan te pakken. ‘Dat is een goede oplossing voor een specifieke doelgroep’, zegt Hermans. ‘Maar de methode is minder geschikt voor bijvoorbeeld een gezin met kinderen. Als je inkomen te laag is om de huur te betalen, dan zijn huursubsidies wellicht zinvoller dan begeleiding.’
Al bij al blijven het dus muizenstapjes. De vraag is hoelang de steden en gemeenten het nog uitzingen. ‘Tegelijk zie ik op de privémarkt veel leegstaande woningen. Dat is toch extra schrijnend’, zegt burgemeester Mien Van Olmen. ‘Al die lege huizen, terwijl gezinnen met kinderen op straat belanden. Dan denk ik dat er iets aan onze maatschappij schort.’
MINISTER VAN WONEN MATTHIAS DIEPENDAELE (N-VA) REAGEERT:
Lokale besturen zijn bezorgd over de nieuwe toewijzingsregels voor sociale woningen. Zullen die niet tot meer dak- en thuisloosheid leiden?
Matthias Diependaele: Besturen moeten bij de toewijzingen een vast en verplicht contingent van 20 procent voorbehouden voor kandidaat-huurders met een bijzondere nood of in precaire omstandigheden, waaronder dus dak- en thuislozen. Ze kunnen dus net wél versneld toegewezen worden.
Volgens de oppositie kwamen er in 2021 slechts zo’n 600 sociale woningen bij.
Diependaele: Dat is de nettotoename van het aantal sociale huurwoningen bij sociale huisvestingmaatschappijen (SHM). Maar we hebben zeker niet stilgezeten. Er kwamen in totaal 2818 nieuwe sociale woningen bij: de SHM’s bouwden 1399 huurwoningen en 841 koopwoningen en er zijn ook 578 woningen bijgekomen bij de sociale verhuurkantoren (SVK). Onze fundamentele hervorming naar 42 sterke woonmaatschappijen zal het realisatieritme van sociale woningbouw alleen maar ten goede komen.
Volgens uw critici stigmatiseert u sociale huurders door te focussen op sociale fraude. Ook met de strengere regels, zoals die over betere taalkennis, wilt u de toegang tot een woning bemoeilijken.
Diependaele: De Vlaming wil weten wat de meerwaarde is van zijn solidariteit. Daarom willen wij dat woningen terechtkomen bij wie ze het meeste nodig heeft en er recht op heeft. Dus zetten we in op een betere taalkennis en op een toeleiding naar werk via een inschrijving bij de VDAB. Dat is geen stigmatisering, wel integendeel.