Hoe miljardair Fernand Huts zijn rijkdom verwierf
De wisselbeker Fernand Huts gaat opnieuw naar… Fernand Huts. Hij is tot dusver de enige belangrijke Belgische naam die zowel terugkeert in de Bahamas Leaks als in de Panama Papers én nu in Cyprus Confidential.
De Bahamas Leaks, de Panama Papers (beide in 2016) en nu Cyprus Confidential: drie internationale onderzoekdossiers lichtten het werk op belastingparadijzen door. Drie keer komt daarin de naam Fernand Huts voor. Ook daarin doet Huts zelf wat hij altijd heeft gepropageerd, en waartoe hij zowel investeerders als politici aanmoedigt: men moet excelleren. In zijn taal luidt dat: de samenleving ‘met toegevoegde waarde verrijken.’
In het kader van onderzoek van het International Consortium van Onderzoeksjournalisten (ICIJ) – met Knack, De Tijd en Le Soir als Belgische partners – kwam er keer op keer meer inkijk in het systeem-Huts. Het wordt vooral interessant wanneer we de schaarse maar veelzeggende informatie over de besloten financiële constructie achter het imperium van de Antwerpse zakenman kruisen met zijn publieke activiteit. Dan ontstaat er een coherent totaalbeeld.
De opgang
Fernand Huts (° 1950) behoort als Leuvense student tot de allereerste generatie postsoixanthuitards – mei ‘68 had zich voorgedaan tijdens de laatste maanden van zijn retoricajaar aan het Sint-Jan-Berchmanscollege in Antwerpen. Hij behaalt er een diploma rechten, en is tussendoor preses van het Katholiek Vlaams Studentenverbond (KVHV) en van de eigen faculteitskring, het Vlaams Rechtsgenootschap (VRG). Zijn karakter zal altijd iets van een eeuwige studentenleider blijven hebben: anarchistisch, contesterend, entertainend, sociaal, ambitieus, durvend, en zonder het hardop te zeggen ijdel genoeg om in ongeveer alles de beste te willen zijn.
Aan een bijkomende studie management bij André Vlerick houdt de jonge Fernand Huts een fundamenteel inzicht over: ‘Verkoopprijs minus kostprijs is winst.’
Zonder het hardop te zeggen is de jonge Huts ijdel genoeg om in ongeveer alles de beste te willen zijn.
Gewapend met die wetenschap begint hij zijn carrière als manager. In de jaren 1970 is het nog ploeteren bij een kmo in de bouwsector en bij Velboerke, een biologisch distributiebedrijf. In 1981 volgt hij zijn vader op als bedrijfsleider bij Katoen Natie in Antwerpen. Naties zijn dan nog coöperatief geleide havenbedrijven die zorgen voor de behandeling en het vervoer van goederen van de kade tot het pakhuis. Het laden en lossen van de schepen zelf is dan het werk van stouwers.
Onder meer Fernand Huts moderniseert dat model (dat toen op zijn laatste benen liep) tot de grote, multifunctionele en internationaal opererende logistieke bedrijven van vandaag. Al snel koopt hij de negentien andere vennoten uit. Vijf jaar nadat hij ceo is geworden, volgt de eerste grote overname met de aankoop van de Antwerpse stouwer Seaport Terminals. Zo begint de ontwikkeling van een kmo naar een belangrijk internationaal bedrijf.
In 1987 verkiest ons zusterblad Trends hem tot Manager van het Jaar. Anders dan veel andere laureaten bezwijkt Huts niet onder het gewicht van die titel. Integendeel, tot de dag van vandaag koopt hij andere Naties op. Ettelijke andere bedrijven volgen, in binnen- en buitenland. Maar Katoen Natie blijft een vast onderdeel van de naam van andere cruciale, door hemzelf gecontroleerde ondernemingen, zoals de moederholding – de naamloze vennootschap Katoen Natie Group S.A. (met zetel in Luxemburg) of de (voormalige) Kunst Verzameling Katoen Natie.
Gefrustreerd in de politiek
Natuurlijk komt een succesrijk ondernemer op een bepaald ogenblik op de radar van de politiek. In 1992 is Huts een van de vele figuren die zich aangesproken voelen door het liberale verruimingsproject van Guy Verhofstadt. In 1995 wordt hij voor de nieuwe partij VLD zelfs Antwerps lijsttrekker voor de Kamerverkiezingen. Zijn 26.000 voorkeurstemmen zijn een eclatant succes, maar van dan af loopt het grondig mis – toch in de politiek.
Huts belandt in de Kamer en heeft het daar meteen gezien: de Kamer heeft niets te zeggen. Hij besluit zijn kostbare tijd elders aan te besteden, zijn parlementaire loopbaan wordt een veredeld bijbaantje. Hij is zelden aanwezig – zeker niet bij stemmingen. Verkozenen verliezen een deel van hun gage als ze te vaak spijbelen, maar wat kan het hem schelen? In 1999, na afloop van zijn parlementaire mandaat, schrijft hij zijn frustraties van zich af in een boekje Door het oog van een spijbelaar.
Huts belandt in de Kamer en heeft het daar meteen gezien: de Kamer heeft niets te zeggen.
Een kwarteeuw later is het werkje nog altijd best leesbaar en hebben sommige analyses niets aan actualiteit ingeboet. Huts had het meteen door: ‘Wie verkozen wordt, ondervindt zeer snel dat het parlement niet echt meespeelt. De Kamer is het public-relationsorgaan van de macht. De wetten worden elders gemaakt, beslissingen elders genomen. Wezenlijke invloed heeft het parlement nauwelijks. De echte politieke macht ligt bij enkele ministers, enkele partijbonzen en het middenveld. België wordt bestuurd door hooguit vijftig personen. Het merendeel heeft niet een directeursmandaat maar behoort tot de Umwelt van de politiek. België is in werkelijkheid een oligarchische organisatie.’
Wat zou een type als Fernand Huts zijn best doen om een handjevol willekeurige ánderen aan de macht te helpen of te houden? Waarom zou hij niet écht naar eigen inzichten optreden – niet (alleen) uit eigenbelang, maar omdat hij zich als vrije ondernemer niet gehinderd wil voelen door talloze structuren en beletsels die er vaak gekomen zijn ter wille van het politieke compromis in plaats van de directe maatschappelijke meerwaarde?
Aandacht voor drugshandel
Is het toeval dat Huts, een goed jaar nadat hij zitting kreeg in de Kamer, een beslissing neemt die cruciaal is in de (onzichtbare) financiële organisatie van zijn (zichtbare) economische, culturele en maatschappelijke activiteiten? Wie de groei van Huts’ actieradius in kaart brengt, kan alleen maar vaststellen dat er een ‘voor’ en een ‘na’ is. Voor de oprichting, op 6 september 1996, van de Mont St-Michel Trust op het Kanaaleiland Guernsey (een belastingparadijs) was Fernand Huts een ijverige en steeds belangrijkere economische speler in de logistieke sector. Na 1996 – en zeker na 1999, wanneer hij definitief afscheid neemt van de Kamer – wordt dat anders.
Het lijkt alsof hij tot het inzicht is gekomen dat de politiek amper in staat is om haar kerntaken te vervullen, laat staan dat de Belgische samenleving vanuit Brussel zou kunnen worden aangestuurd. Het is anno 2023 merkwaardig om te lezen dat Huts al in 1999 bijna wanhopig pleitte om alstublieft méér aandacht te hebben voor de drugshandel in de Antwerpse haven, waarbij ‘ongeveer een tot anderhalf procent van de wereldhandel in drugs in België zou worden gerealiseerd. De Belgische politiek staat machteloos tegen de goed georganiseerd misdaadsyndicaten of kartels. Een gecoördineerde aanpak is een absolute noodzaak.’
De paars-groene regering Verhofstadt I heeft eerst vier jaar lang gedebatteerd over de legalisering van softdrugs. Pas veel later begint de ernst van de Antwerpse situatie ook tot de Wetstraat door te dringen.
Het imperium
Vanaf de eeuwwisseling wacht Huts niet meer op de politiek of de overheid. In domeinen waarin hij denkt dat hij het verschil kan maken, begint hij op eigen initiatief te ondernemen. Hij beschikt stilaan over de middelen om de meest uiteenlopende initiatieven zelf te financieren, en tussendoor is hij niet vies van subsidies. Hij begint ook historisch waardevol vastgoed op te kopen, zoals het kasteel Parrin in Waasmunster. Het echtpaar Huts zal er na de restauratie een paar jaar verblijven.
In 2003 koopt Katoen Natie zijn grootste concurrent op in de Antwerpse haven, de Werf- en Vlasnatie. Die Antwerpse expansie blijft duren: na de koop van de Valkeniersnatie en de Riga-Natie wordt in 2022 de Mexico-Natie aan het Hutsimperium toegevoegd. De Valkeniersnatie huisde in prachtige historische panden. Na een ingrijpende verbouwing door architecten Robbrecht en Daem wordt er een deel van de vermaarde collectie van de familie Huts in ondergebracht.
In 2009 wordt hij elektriciteitsproducent: in Antwerpen, Kallo, Gent en Genk installeert hij zonnepanelen op een oppervlakte van in totaal 80 hectare. In 2011 volgt de overname van stukgoedstuwadoor ABES aan het vijfde havendok.
Vanaf de eeuwwisseling wacht Huts niet meer op de politiek of de overheid.
Die zichtbare economische expansie gaat hand in hand met de uitbouw van zijn offshore bedrijven. Vanaf 2001 werd hij directeur van de vennootschap Zonamerica, gevestigd in Montevideo in Uruguay, zo blijkt in 2016 uit de Bahamas Papers. Vervolgens werden in 2005-2006 in Moldavië drie bedrijven opgericht (ICS Account Support Group SRL, ICS International Services Data Processing SPRL en ICS Chemical Support Group SRL). In 2013-2014 is N-VA-politica en huidig Antwerps havenschepen Annick De Ridder betrokken bij die drie bedrijven. In diezelfde periode kwam daar in Cyprus Conew Limited (opgericht op 25 juni 2013) bij. En zeker vóór 2016 was in Panama (nog een belastingparadijs) ook al het bedrijf Siena Enterprise opgericht. Dat werd toen beheerd door advocatenkantoor Mossack Fonseca. Vandaag is Siena gevestigd in Luxemburg.
Met de helikopter naar Antwerpen
In de uitbouw van zijn organisatie lijkt de periode 2013-2015 andermaal van cruciaal belang. Op alle vlakken wordt er een paar versnellingen hoger geschakeld. In 2013 domicilieert het echtpaar Huts zich in het landhuis Updown House in het Britse graafschap Kent. Met de helikopter staat hij op veertig minuten in Antwerpen: ‘Dat is sneller dan met de auto naar Brussel.’ In juni 2013 koopt hij het fort van Haasdonk. Sindsdien geldt dat als een overwinteringsplaats voor vleermuizen. Verder is het fort niet toegankelijk. Ook natuurliefhebbers zijn niet meer welkom.
Vervolgens zorgt Huts voor twee belangrijke initiatieven die niets meer te maken hadden met de wereld van de logistiek of de financiering ervan.
In 2014 krijgt kunsthistorica Katharina Van Cauteren een telefoontje van Huts: ‘Het schijnt dat u iets van kunst kent.’
In 2014 krijgt kunsthistorica Katharina Van Cauteren een telefoontje van Huts: ‘Het schijnt dat u iets van kunst kent.’ Huts heeft grote plannen met zijn almaar uitdijende kunstcollectie, die strikt genomen al veel te groot is geworden om nog een ‘bedrijfscollectie’ te kunnen worden genoemd. Met Van Cauteren als centrale spil zorgt hij voor de oprichting van The Phoebus Foundation (naar Angelsaksisch recht, met zetel in Jersey, een ander Kanaaleiland). Die private stichting beheert een omvangrijk patrimonium (ook in de Engelse woning hebben de Hutsen schilderijen van oude en nieuwe meesters aan de muur hangen, bezoekers kijken er zich de ogen uit), zorgt voor tentoonstellingen en verzorgt publicaties.
Bijzonder is dat de Phoebus Foundation in haar communicatie zelf duidelijk maakt dat, hoewel de collectie oorspronkelijk afkomstig is ‘van de privécollectie van Fernand Huts en Karine Van den Heuvel en/of het familiebedrijf Katoen Natie’, noch de familie Huts, noch Katoen Natie begunstigde is van de Phoebus Foundation: ‘Kunstwerken uit de stichting kunnen nooit worden verkocht ten bate van het bedrijf en/of de familie.’
De Phoebus Foundation zorgt voor het beheer en de eigendomsrechten van de collectie, juist om die te ‘vrijwaren voor risico’s, familiaal en bedrijfsmatig.’ Het ziet ernaar uit dat Huts een organisatie heeft neergezet waarin de kunstcollectie op zichzelf centraal staat. Beetje bij beetje schuift het private belang op naar een vorm van artistiek of zelfs openbaar belang. Alsof de familie Huts een taak op zich neemt die vaak (maar niet altijd – zie de Angelsaksische voorbeelden) door overheden wordt uitgeoefend. De familie Huts heeft de financiële middelen om in een domein dat haar interesseren – kunst – als een volwaardige speler de publieke ruimte te betreden.
Indaver
Daar stopt het niet. In 2015 koopt Huts het afvalwerkingsbedrijf Indaver op. Oorspronkelijk was Indaver opgericht als een vehikel door de Vlaamse overheid om bedrijven in het Antwerpse havengebied te helpen met hun afvalwerking. In die zin neemt Huts een overheidstaak op zich. Die blijkt behoorlijk rendabel, al komt Indaver negatief in het nieuws met het PFAS-dossier, wanneer blijkt dat de lozingen van vervuild afvalwater van Indaver de PFAS-concentratie in vissen ‘onaanvaardbaar verslechteren’, aldus de Nederlandse overheidsdienst Rijkswaterstaat. De Vlaamse overheid legt daarop strengere voorwaarden op, maar Indaver gaat in beroep: het bedrijf meent dat het onmogelijk is om aan de vereisten te voldoen.
Vanaf de covidlockdown (2020-2021) gaat het nog een versnelling hoger. Het begint met de aankoop van de Boerentoren in 2020. Nadien volgt een nieuwe bankfinanciering en een forse eigen kapitaalsverhoging van de centrale Katoen Natie Group in 2021. In 2023 volgt de aankoop van het metershoge skelet van een tyrannosaurus rex, Trinity genaamd. Die krijgt straks een plaats in de Boerentoren wanneer die omgebouwd zal zijn tot het supermuseum dat de familie Huts voor ogen heeft, een toeristische en culturele trekpleister die de concurrentie aan kan gaan met de Guggenheims in New York en zeker in Bilbao. Stilaan zijn ze de bekendste dinosaurussen van het vaderlandse ondernemerschap.
Wat zouden zulke mastodonten zich laten opjagen door de politiek? Zelfs van Antwerps burgemeester Bart De Wever (N-VA) is hij niet onder de indruk. Dat zelfs De Wever niet echt in staat is om Vlaams milieuminister Zuhal Demir (N-VA) ‘goede afspraken’ te laten maken met Indaver, wordt niet bepaald op begrip onthaald. De persoonlijke relaties zijn goed, maar De Wever profileert zich onvoldoende als een echte manager – in de stijl van Huts – van de publieke zaak. Zelfs als er moet worden beslist, duwt hij niet resoluut door. De Wever moet rekening houden met vanalles en nog wat, Huts rekent vooral op zichzelf en zijn organisatie.
Wie boven op de Boerentoren staat, kijkt automatisch neer op het Antwerpse stadhuis en zijn bestuurders, en zelfs op heel ’t Stad en de Antwerpse haven.
Geld alleen maakt niet gelukkig. Geld maakt wel groot.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier