CD&V lanceert pensioenplan: wie meer bijdraagt of korter leeft, krijgt meer
CD&V wil de pensioenen opkrikken. Daarbij kijken de Vlaamse christendemocraten naar een aanpassing van de vervangingsratio – het percentage van het loon dat iemand als pensioen krijgt. Tegelijkertijd pleit de partij er voor de band met het aantal gewerkte jaren te versterken, zodat wie meer heeft bijgedragen, ook meer pensioen ontvangt.
Dat staat in het pensioenplan dat CD&V vandaag lanceert en waarin de partij mikt op betere, flexibele en rechtvaardige pensioenen.
Een van de kernpunten daarin is ‘een beter pensioen voor iedereen’. Bij de middelhoge lonen moet de verhoging van het berekeningspercentage ervoor zorgen dat meer van het loon per gewerkt jaar in rekening wordt gebracht. Vandaag gaat het om 60 procent van het loon, of 75 procent voor het gezinspensioen, ofte gemiddeld 62 procent. Bij de hogere lonen pleit CD&V voor het verhogen van het pensioenplafond bij de berekening van het wettelijk pensioen. Daarnaast onderzoekt de partij of een bepaald percentage boven dat plafond kan meetellen voor het pensioen. Dat moet voorkomen dat werknemers overstappen op het zelfstandigenstatuut omwille van de gunstige belastingbijdrage. Bij de laagste pensioenen spraken de regeringspartijen af het minimumpensioen op te krikken naar 1.500 euro per maand voor een volledige loopbaan.
Minder levensverwachting, meer pensioen
Volgens de krant De Tijd wijkt het plan op bepaalde punten af van wat minister van Pensioenen Karine Lalieux (PS) voorbereidt.
Een gepensioneerde krijgt dus gemiddeld 62 procent van het vroegere loon. De Vlaamse christendemocraten willen dat percentage optrekken, maar alleen voor de gewerkte jaren. Andere periodes die recht geven op een pensioen, zoals werkloosheid, zouden dan niet tot de verhoogde uitkering leiden. Een tweede punt waarin het CD&V-plan afwijkt van dat van Lalieux is dat het rekening houdt met de levensverwachting. Zo zou iedereen de kans krijgen tussen 62 en 67 te stoppen met werken, waarbij het pensioen dan wordt aangepast. Concreet: als twee collega’s met hetzelfde loon beiden na een carrière van 40 jaar met pensioen willen gaan, waarbij de ene 63 jaar oud is en de andere 65, krijgen ze vandaag in principe hetzelfde pensioen. Omdat de oudste naar schatting twee jaar minder zal leven, wil CD&V zijn pensioen iets hoger leggen. Een derde centrale punt is dat de christendemocraten zwaarder willen inzetten op de aanvullende bedrijfspensioenen.
‘Dubbele poort’
Daarnaast pleit CD&V voor een ‘dubbele toegangspoort’ voor het minimumpensioen. Dat kan enerzijds via een loopbaan van 30 jaar, met een bepaald aantal effectief gewerkte jaren, of anderzijds na 20 effectief gewerkte jaren of 6.240 effectief gewerkte dagen.
Naast het wettelijk pensioen gaat CD&V ook voor een verplicht aanvullend pensioen, de zogenaamde tweede pijler. Die is vandaag al wijdverspreid, maar vertoont nog veel ongelijkheden. De partij pleit voor een verplichte minimumbijdrage voor het aanvullend pensioen voor elke werknemer en ambtenaar. Werkgevers zullen een bijdrage van minstens 3 procent op de brutoloonmassa moeten leveren en ook werknemers moeten de kans krijgen een eigen bijdrage te doen.
Eerder raakte al bekend dat CD&V mensen de keuze wil geven om met pensioen te gaan tussen 62 en 67 jaar, weliswaar met een bonus-malussysteem. Ook deeltijds met pensioen gaan, moet een mogelijkheid zijn.
Voorts ziet CD&V heil in een pensioensplit. Daarbij worden de pensioenen van beide partners opgeteld en gelijk verdeeld. Dat moet een ongelijke pensioenverdeling voorkomen, die vaak het gevolg is van gezamenlijke keuzes, zoals deeltijds werken om voor het gezin te zorgen.
Tot slot wil CD&V maatregelen om het ambtenarenpensioen dichter bij het werknemerspensioen te brengen. Zo moeten alle lage pensioenleeftijdsgrenzen voor specifieke categorieën ambtenaren naar minstens 62 jaar worden opgetrokken. Dat kan onder meer door de uitdoving van de preferentiële stelsels, waarbij ambtenaren voor hun zestigste op pensioen kunnen. De christendemocraten willen ook komaf maken met de zogenaamde referentiewedde als basis voor de pensioenberekening. Voortaan moeten deze pensioenen berekend worden op basis van het loon van alle gewerkte jaren.