Buitenlandse Zaken als ‘huis van wantrouwen’: de Belgische diplomatie verliest haar glans
Een politieke stoelendans, zware besparingen en vriendjespolitiek brengen het ministerie van Buitenlandse Zaken in een lastig parket.
In de kerstperiode moest de crisiscel van het ministerie van Buitenlandse Zaken meerdere oproepen doen om uitgeput personeel in Brussel en het Midden-Oosten te vervangen. De Belgische speciale gezant voor de Sahelregio heeft in Brussel geen vaste voltijdse werknemer, hoewel het gebied prioriteit geniet. Bij het Internationaal Energieagentschap in Parijs heeft België al lang geen diplomaat meer, maar nu dreigt men ook de tijdelijke medewerker niet te vervangen. Het zijn maar enkele gevolgen van wat al een tijdje duidelijk is: onze diplomatie komt alsmaar meer onder druk te staan, door de particratie en een gebrek aan middelen en stabiliteit.
Er waren de tienduizenden evacuaties door de coronapandemie en door de opmars van de Taliban in Afghanistan. Er waren de oorlogen in Oekraïne en het Midden-Oosten. Er waren talloze staatsgrepen in de Afrikaanse Sahelregio. Er was de vrijlating van Olivier Vandecasteele en twee andere Europeanen. Er was het Belgische lidmaatschap van de VN-Veiligheidsraad en er is het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie, enzovoort. Voor de Belgische diplomatie was het sinds de verkiezingen van 2019 geen moment rustig. Nachtenlang brachten diplomaten door op het ministerie of in ambassades om de boel onder controle te krijgen of houden.
De Belgische diplomatie staat in binnen- en buitenland doorgaans te boek als een oerdegelijk en hardwerkend korps – een terechte analyse die onze diplomaten tijdens het Belgische EU-voorzitterschap nog maar eens bevestigen. Maar een positief imago komt te voet en gaat te paard, zeker in het diplomatenwereldje. Op voorwaarde van anonimiteit sprak Knack met een twintigtal diplomaten en medewerkers van het ministerie.
Stoelendans
In de Karmelietenstraat, op de vijfde verdieping van het ministerie van Buitenlandse Zaken, is het de laatste jaren een komen en gaan van liberale ministers. Didier Reynders trok in 2019 naar de Europese Commissie, waarna zijn partijgenoot Philippe Goffin overnam. Die ruimde na nog geen jaar baan voor ex-premier Sophie Wilmès. In het voorjaar van 2022 moest eerste minister Alexander De Croo noodgedwongen enkele maanden Wilmès’ taken overnemen. Sinds juli 2022 is het de beurt aan Hadja Lahbib, de huidige minister van Buitenlandse en Europese Zaken.
Bij haar aanstelling was Lahbib een nieuwkomer op het politieke en diplomatieke toneel, en aan die rol moet de politica soms nog wat wennen. Tijdens de publieke sessie van de laatste diplomatieke dagen in Brussel, een jaarlijkse bijeenkomst waar het Belgische buitenlandbeleid wordt besproken, mochten de Belgische ambassadeurs na Lahbibs toespraak geen spontane vragen stellen, wat nochtans gebruikelijk is. Ze moesten hun vragen op voorhand insturen en Lahbib las de voorbereide antwoorden haast zonder opkijken voor. ‘Wat is dit, de Sovjet-Unie?’ morde een ambassadeur. Ze is ijverig, hartelijk en toegewijd, vinden waarnemers, maar heeft het vak nog niet altijd in de vingers.
Onder meer door Lahbibs gebrek aan ervaring gaf MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez het vicepremierschap twee jaar geleden aan minister van Landbouw David Clarinval. Daardoor moet ze niet altijd op het kernkabinet aanwezig zijn en kan ze de ene dienstreis na de andere afwerken – een essentieel onderdeel van haar takenpakket. Maar daardoor verloor Buitenlandse Zaken in de regering ook aan gewicht: op de protocollaire rangorde van ministers staat Lahbib op de voorlaatste plaats. Op het kernkabinet wordt niet altijd rekening gehouden met Buitenlandse Zaken – ook wanneer dat eigenlijk wel zou moeten.
Het was de afgelopen jaren ook niet bepaald rustig bij Ontwikkelingssamenwerking, dat ondanks de aparte minister grotendeels onder het ministerie van Buitenlandse Zaken valt. In 2022 werd Vooruit-minister Meryame Kitir op ziekteverlof gestuurd, na aanhoudend gerommel op haar kabinet – een onhoudbare situatie die onder meer voor grote spanningen zorgde met het Belgische ontwikkelingsagentschap Enabel en zelfs tot diplomatieke incidenten leidde. Minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke moest zijn partijgenote uit de brand helpen tot Caroline Gennez het kabinet overnam.
‘Zo’n stoelendans is nergens goed voor – zelfs al is het beleid onder de verschillende ministers niet indringend veranderd’, klinkt het bij diplomaten. ‘Neem nu de Europese ministerraden van Buitenlandse Zaken. Door nationale verkiezingen in de lidstaten is het daar sowieso al een komen en gaan, maar vijf Belgische ministers in vijf jaar tijd is voor één lidstaat gewoonweg te veel van het goede’, zegt een diplomaat. ‘Diplomatie gedijt bij solide persoonlijke betrekkingen’, weet een andere diplomaat. ‘Maar zodra een buitenlandse gezagsdrager aan een nieuw Belgisch gezicht begon te wennen, kwam er alweer een andere minister tevoorschijn’,
Opportunisme?
Ook bij de topambtenarij op het ministerie was het al die tijd niet bepaald rustig. In 2018 ontstond er commotie omdat ex-journalist Dirk Achten, de liberale voorzitter van het directiecomité, zonder diplomatieke titel ambassadeur werd in Den Haag. Achtens tijdelijke opvolger vertrok twee jaar later en werd door de regering in lopende zaken vervangen door Peter Moors, die ondanks zijn hervormingsplannen na negen maanden naar het kabinet van premier Alexander De Croo vertrok. Theodora Gentzis nam ad interim over, en werd pas drie jaar later vaste voorzitter. Zij heeft naar eigen zeggen wél de ambitie om haar mandaat uit te doen – tot opluchting van velen.
En dan is er nog het directiecomité van het departement, waar naast de twee ministers en de vaste voorzitter nog acht afdelingshoofden van het departement de koers mee uitzetten. Ook daar is het verloop enorm. Voor vijf afdelingshoofden zoekt men momenteel een geschikte vervanger. Een van hen gaat met pensioen, en na Gentzis’ promotie zoekt men een vaste chef voor de afdeling Europese Zaken – en dat tijdens het Belgische voorzitterschap. De andere drie verlaten het directiecomité voor een aantrekkelijke ambassadeurspost in Berlijn, Londen en New York City.
Leden van het directiecomité hebben normaal gesproken een mandaat van zes jaar, maar de diplomaten kunnen ook na vier jaar opnieuw naar het buitenland gaan. Dat de drie leden van het directiecomité voor dat laatste hebben gekozen, noemen sommigen ‘persoonlijk opportunisme in tijden van instabiliteit’. Anderen tonen zich milder. ‘Ze zien een mooie kans en kiezen eieren voor hun geld. Niet onbegrijpelijk, want na de verkiezingen zal er een politieke strijd losbarsten die geen enkele diplomaat van geen enkele politieke kleur nog zekerheid biedt’, klinkt het.
Concurrenten
De politieke greep op de diplomatie is groot. ‘Bijna alle partijen hebben in het directiecomité een fixer die hun mannetjes op de juiste plaats moet krijgen’, aldus een bron. ‘Bij elke diplomatieke beweging grijpen politici naar hun telefoon voor een vriendendienst.’ Dat geeft diplomaten met een partijkaart of een verleden als ministerieel adviseur een voordeel. ‘Zonder mijn passage op een kabinet had ik nooit dezelfde carrière kunnen maken’, erkent een ambassadeur. Een blauwe partijkaart was de voorbije twintig jaar de beste garantie op succes – op CD&V’ers Yves Leterme en Steven Vanackere na waren alle buitenlandministers liberalen, sinds 2008 hebben alle voorzitters van het directiecomité een blauwe stempel.
De grote diplomatieke beweging die deze zomerperiode op gang komt, staat dan ook bol van de blauwe benoemingen. En die doen velen fronsen. De Croo’s kabinetschef wordt ambassadeur bij de Europese Unie, een voormalige Reynders-cabinetard mag naar Moskou en een lid van het directiecomité wordt zonder enige ervaring bij internationale organisaties ambassadeur bij de Verenigde Naties. Lahbibs kabinetschef krijgt via een uitzondering in het reglement het ambassadeurschap in Washington, hoewel hij normaal voor enkele jaren op het hoofdbestuur in Brussel moest blijven. Lahbibs Europa-adviseur, tot slot, wordt ondanks zijn relatief beperkte ervaring ambassadeur.
Het is zeker niet alleen een liberale praktijk. Zoals bij elke politieke benoeming sparren alle partijen om hun invloed in de diplomatie te versterken of te bestendigen. Zo bedanken ook Vooruit, CD&V en Groen huidige of voormalige kabinetsmedewerkers voor hun diensten. Het politieke spel voor topambassadeurs en invloedrijke locaties is dus niet nieuw. ‘Maar de laatste jaren zijn partijen zelfs aan het armworstelen over de minder belangrijke posten en minder ervaren diplomaten. Hoewel ze de boel proberen te objectiveren, is het systeem wat aan het doorslaan’, vindt een ambassadeur.
De marsrichting is duidelijk: meer werken met minder middelen.
En is dat een probleem? Zijn die politiek beloonde cabinetards dan niet capabel? Zeker niet, klinkt het bij diplomaten, het gros is zeker uit het juiste hout gesneden. ‘Het probleem zit dieper: wie het politieke spel niet tot in den treure toe meespeelt, krijgt in zijn de carrière eenvoudigweg minder kansen. Het is een vicieuze cirkel, waardoor sommigen het opgeven – en dat is niet onbegrijpelijk’, vertelt een diplomaat. Dat creëert soms een wat akelige sfeer, zegt een ambassadeur. ‘Iedereen lacht en schudt elkaar de hand, maar diplomaten zijn veel meer elkaars concurrenten dan elkaars collega’s.’
Besparingen
‘Het huis van wantrouwen’, zoals het ministerie weleens lachend wordt genoemd, lijdt bovendien onder zware besparingen. Nu Oekraïne in het defensief zit en de Amerikaanse presidentskandidaat Donald Trump de NAVO in twijfel trekt, weerklinkt de roep om meer defensie-investeringen alsmaar luider – ook in België. Maar ons land bedrijft al jarenlang de zogenaamde 3D-benadering, waarbij defensie, diplomatie en ontwikkelingssamenwerking hand in hand moeten gaan. Lees: Buitenlandse Zaken is óók een veiligheidsdepartement, en de investeringen zijn broodnodig – in Knack noemde ex-ambassadeur Frans Van Daele de diplomatie nog treffend de ‘goedkoopste manier om erger te voorkomen’.
Maar dat zie je niet aan de budgetten. In 2011 beschikte het ministerie van Buitenlandse Zaken over net geen 470 miljoen euro, in 2024 gaat het om 527 miljoen. Rekening houdend met de inflatie betekent dat een besparing van bijna 100 miljoen euro in 14 jaar tijd – goed voor maar liefst een vijfde van het totale werkingsbudget. Voor het Belgische voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie was er weliswaar een inspanning, maar de marsrichting is duidelijk: meer werk met minder middelen. Bovendien moet dat geld door oorlog en conflicten steeds vaker naar beveiliging van de diplomaten en de ambassades gaan.
‘Na al die crisissen zitten we op ons tandvlees’, zegt een diplomaat. ‘Je kunt aan een elastiekje blijven trekken, maar vroeg of laat knapt het’, aldus een andere. Er heerst een acuut personeelstekort. In 2023 besliste het directiecomité om een minimale bezetting in te voeren van één ambassadeur en twee diplomaten per ambassade, maar dat is vandaag in meer dan een op de vier ambassades niet het geval – ook op de twee nieuwe posten die recent in Armenië en Moldavië zijn geopend. De recente aanwerving van 50 stagiair-diplomaten is een stap in de goede richting, maar zal de put slechts deels opvullen. ‘We moeten rekening houden met budgettaire aspecten’, zegt een woordvoerder.
Lahbib reageert
‘Door de structurele onderfinanciering verliest de Belgische diplomatie gaandeweg haar geroemde analysecapaciteit’, vertelt professor internationale politiek Alexander Mattelaer (VUB/Egmont). ‘Daardoor wordt inhoudelijk beleid steeds meer vervangen door goedkope slogans en wensdromen zonder impact. Feit is dat de internationale positie van België ondanks de inzet van onze diplomaten aan hevige erosie onderhevig is. Dat dreigt ons duur te staan te komen.’
Lahbib vraagt dan ook om meer middelen. ‘Het klopt dat ik bij mijn aantreden een departement aantrof dat het voorbije decennium heel erg had bijgedragen aan de nodige budgettaire inspanningen’, klinkt het in een reactie aan Knack. ‘De limieten zijn bereikt. Net zoals Defensie moet Buitenlandse Zaken versterkt worden. In de wereld van vandaag is het even noodzakelijk om te investeren in diplomatieke inspanningen die bijdragen aan conflictpreventie en vrede als in de versterking van onze defensie.’