Bomen gezocht! Beleidsplan Zuhal Demir (N-VA) botst op praktische bezwaren
Minister van Omgeving Zuhal Demir wil werk maken van de bosuitbreiding in Vlaanderen. Maar er duikt een onverwacht probleem op: er zijn onvoldoende bomen beschikbaar. Voor bosbeheerders en boomkwekers is het alle hens aan dek.
Vlaams minister van Omgeving, Justitie, Toerisme en Energie Zuhal Demir (N-VA) heeft ambitieuze plannen voor het welzijn van onze natuur. In tegenstelling tot haar voorgangers drukt ze die ook door op het terrein. Zo legde ze onverwachts een jachtverbod op aan jagers die de regelgeving over het uitzetten van jachtwild negeerden. Ze trok ook de vergunning in van landbouwbedrijven die het niet te nauw namen met de afspraken rond mestverwerking – een toe te juichen primeur, gezien de enorme impact van overbemesting op onze natuur. Milieuvervuilende en natuurvernietigende sectoren die tot voor kort een vorm van ministeriële bescherming genoten, kijken knarsetandend toe hoe hun historische privileges worden afgebouwd.
In Vlaanderen was er weinig aandacht voor bosuitbreiding. Veel collega’s schakelden noodgedwongen bijna volledig om naar sierteelt.’ Jan Coussement van boomkwekerij Sylva
Het is de minister ook menens met de herbebossing van Vlaanderen, die al vanaf de jaren 1990 in diverse regeerakkoorden werd ingeschreven, maar waar nooit werk van is gemaakt. Demir wil tegen 2024 niet minder dan 4000 hectare nieuw Vlaams bos. Ze mag daar aan het einde van haar mandaat op worden afgerekend. ‘De bostrein die jarenlang stond te roesten op een zijspoor, rijdt weer en begint op snelheid te komen’, zegt directeur Bert De Somviele van de bosvereniging BOS+. ‘Je voelt dat de maatregelen die de minister genomen heeft, zoals een sterker aankoopbeleid en een ernstige hervorming van de subsidieregels voor bebossing, een nieuwe dynamiek op het terrein creëren. Lokale overheden worden ondersteund en er worden bosallianties gemaakt om de bosuitbreiding te stroomlijnen.’
Droge zomers
Maar niet iedereen was klaar voor de nieuwe dynamiek, zelfs niet Demirs eigen administratie. In de hoogste echelons van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) sloeg de paniek toe, toen duidelijk werd dat het niet zo makkelijk zou zijn om haar doelstelling te realiseren. Er is jarenlang voor gewaarschuwd dat er voldoende gronden voor nieuwe bossen zouden moeten worden gevonden. Inventarissen van eigendommen van Vlaamse overheidsinstanties brachten daarin enig soelaas. Maar er was weinig aandacht voor het feit dat er ook bomen nodig zouden zijn. Plots bleek er een nijpend tekort te zijn aan plantgoed voor nieuwe bossen – bosplantsoen heet dat in het jargon. De alarmbellen gingen meteen af.
‘Onze boomkwekerijen draaien voor 80 tot 90 procent op export’, stelt hoogleraar bosbeheer Bart Muys (KU Leuven), die het verhaal over het tekort aan bomen ook opving. ‘Ze hebben tijd nodig om een plotse versnelling in de bebossing op te vangen. Het duurt twee tot vier jaar om jonge boompjes uit zaad te laten uitgroeien tot zaailingen die je kunt planten, dus je kunt niet zomaar nieuwe boompjes leveren. De aankondiging eind 2019 van de bosuitbreidingsplannen kwam ook te laat om het plantseizoen 2020 nog te kunnen inschakelen. Toch verwacht ik niet dat er op langere termijn grote problemen zullen rijzen. De sector van de boomkwekers zal zich ongetwijfeld aanpassen.’
Woordvoerder Jeroen Denaeghel van het ANB bevestigt dat er een probleem is, maar ontkent dat er reden is tot paniek: ‘Het risico bestaat dat er ook in het plantseizoen 2021/22 een tekort zal zijn aan streekeigen inheemse boomsoorten, die we bij voorkeur willen aanplanten. Dat geldt trouwens voor heel West-Europa, want overal worden er bosuitbreidingsprojecten in de steigers gezet. Bovendien hebben de voorbije droge zomers veel sterfte in jonge aanplantingen veroorzaakt. Twee jaar geleden was er ook een slecht zaadjaar voor de populaire wintereik, waardoor er nu tekorten voor die soort zijn. Maar voor het seizoen 2022/23 hebben we een raamakkoord afgesloten voor de opkweek van 3 miljoen boompjes van zeven soorten. Daarmee moeten we de plannen van de minister kunnen invullen.’
De boomkwekers stellen dat ze in principe voldoende boompjes in huis hebben om aan de vraag van de minister te voldoen. ‘Maar we kunnen onze internationale klanten natuurlijk niet teleurstellen’, zegt bosbouwingenieur Jan Coussement van boomkwekerij Sylva in Lievegem (bij Gent), met zijn 110 hectare en 20 miljoen geproduceerde boompjes per jaar de grootste van Vlaanderen. ‘Onze sector komt uit een crisissituatie. Zeker in Vlaanderen was er weinig aandacht voor bosuitbreiding, zodat er een overaanbod aan bomen was en de prijzen crashten. Veel collega’s schakelden noodgedwongen bijna volledig om naar sierteelt. De stroomversnelling in het bebossingsproject heeft ons verrast. Maar als de autoriteiten wat meewillen, zullen we aan de vraag kunnen voldoen. Een bos telt gemiddeld 2000 bomen per hectare. Als we op kruissnelheid komen, zouden we genoeg bomen moeten kunnen produceren om elk jaar 10.000 hectare bos aan te planten.’
Onbevrucht zaad
Coussement somt wel een aantal problemen op waarmee de sector worstelt. De letterzetter, een op naaldbomen parasiterende kever, veroorzaakte een massale sterfte van fijnspar in productiebossen in ons land en elders. Daardoor stijgt overal de vraag naar herbebossing, eventueel zelfs met ceders en andere uitheemse bomen die extra bestand zijn tegen droogte. De beuk, die her en der te lijden heeft van de klimaatopwarming, geeft gemiddeld maar om de vier jaar een goede zaadoogst, wat zijn productie hypothekeert. De winterlinde heeft deze winter veel zaad, maar het is niet bevrucht, waarschijnlijk wegens slechte weersomstandigheden tijdens de bloei. Het wordt een verloren jaar voor de kweek van deze soort.
Bovendien krijgen ook de boomkwekers te kampen met de gevolgen van de klimaatopwarming. ‘De zaden van de winterlinde die we vorige lente uitzaaiden, werden gezandstraald door zandkorrels die de harde en droge wind in het voorjaar wegblies’, legt Coussement uit. ‘We kunnen dat probleem deels opvangen door regeninstallaties, maar die zijn niet populair bij de bevolking, of door middel van netten tegen zon en wind, wat een erg tijdsintensieve ingreep is. Voor 40 hectare zaailingen heb je zo’n 240 kilometer netten nodig. Vroeger hadden wij in Vlaanderen een gunstig klimaat voor boomkweek, wat ons een concurrentieel voordeel gaf in vergelijking met een groot bosbouwland als Duitsland. Maar door de klimaatopwarming spelen we dat voordeel kwijt. Ook in Duitsland worden de winters zachter.’
Het ANB besliste recent om niet langer vooral zomereiken te planten, maar wintereiken, waardoor de kwekers nu met een overaanbod aan zomereik en een tekort aan wintereik zitten. ‘De omschakeling vergt wat tijd’, zegt Coussement, ‘maar we komen er wel. Het voorbije najaar hadden we een enorme oogst van eikels uit het Buggenhoutbos, dat bijna volledig uit wintereik bestaat. We hebben 10 ton eikels kunnen uitzaaien op onze kwekerij. Als alles goed gaat, moet dat over twee jaar 1 miljoen wintereikjes van 80 tot 120 centimeter opleveren, die geschikt zijn voor bebossingsprojecten. De boomkwekers zullen er alles aan doen om te vermijden dat de beschikbaarheid van bosplantsoen de bottleneck wordt van de geplande bosuitbreiding.’
Coussement stelt wel dat wat flexibiliteit in de herkomst van de bomen zou kunnen helpen. ‘De herkomst is belangrijk. Wij hebben zomereiken uit Finland in onze kwekerij die na twee jaar amper 30 centimeter groot zijn, omdat ze van nature een ander groeiritme hebben dan onze eiken, die in dezelfde tijdspanne tot 120 centimeter halen. Het ANB vraagt aan het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) een lijst met aanbevolen herkomsten van bomen voor de Vlaamse bosuitbreidingsprojecten. Momenteel mogen we zaad importeren uit Nederland en Noord-Frankrijk, maar het is moeilijk om daar zaden te verkrijgen, omdat de markt er wordt afgeschermd voor eigen bebossingsprojecten. We hebben recent de vraag gesteld of we zaad uit Duitsland mogen gebruiken. We hopen snel antwoord te krijgen. Het zou niet alleen de bosuitbreiding bevorderen, maar ook de genetische basis van onze bossen verbreden, zodat ze bestendiger worden tegen de klimaatverandering.’
Snelle groeiers
Jan Coussement reikt zelf nog een oplossing aan om het tijdelijke tekort te counteren: ‘Een goede strategie zou zijn om populieren te gebruiken als pioniers voor bebossingsprojecten op verworven landbouwgronden met veel nutriënten. Het zijn snelle groeiers die nutriënten uit de grond halen en goed verteerbare bladeren hebben, waardoor ze een dikke humuslaag op de bodem vormen. Bovendien is er in populierenbossen veel meer biodiversiteit aanwezig dan mensen geneigd zijn te denken. In twintig jaar kunnen ze een echt bosklimaat creëren, waarna je ze kunt kappen om de eiken en beuken die je ertussen geplant hebt kansen te geven. Zo versnel je de omzetting van landbouwgrond naar bos.’
Ook Bart Muys stelt extra oplossingen voor de Vlaamse bosuitbreiding voor: ‘Je zou met stekken van lokale soorten als wilgen en populieren kunnen werken in plaats van zaailingen, waardoor je tijd wint. Je zou bomen minder dicht op elkaar kunnen planten, zodat je meer bos kunt maken met minder bomen, maar dan krijg je wel bomen met meer takken die minder opbrengen in een context van productiebos. Je zou aanplantingen met natuurlijke bebossing kunnen combineren, door bomen in groepjes te planten en ertussenin spontaan bos te laten ontwikkelen. Het is uiteraard mogelijk om louter met natuurlijke bebossing te werken, maar dat duurt veel langer dan actief bebossen. En het succes hangt af van veel factoren, zoals de afstand tot geschikte zaadbronnen en de staat van de bodem. Met een aanplanting heb je een grote graad van zekerheid dat je na een aantal jaren een bosbiotoop hebt.’
Ook voor het ANB is natuurlijke bebossing een deel van de oplossing, hoewel critici beweren dat het succes ervan afhangt van de kwestie of je voldoende controle op eventuele wildschade hebt, want reeën en konijnen kunnen zaailingen liquideren. ‘We nemen in onze berekeningen een spontane bebossing van 20 procent van het beoogde doel mee, maar momenteel komen we niet verder dan zo’n 5 procent’, zegt woordvoerder Jeroen Denaeghel. ‘Groepsgewijs aanplanten is ook voor ons een deel van de oplossing. Dan volstaan 1500 bomen per hectare in plaats van 4000. We hebben aan het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek gevraagd om de lijst van aanbevolen herkomsten van bomen uit te breiden met zuidelijke of continentale soorten, voor het geval er ernstige tekorten dreigen. Volgens het nieuwe subsidiebesluit van de minister mag 25 procent van de geplante bomen een buitenlandse herkomst hebben. Met al die maatregelen moeten we erin slagen om de gevraagde bosuitbreidingsdoelstellingen te halen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier